Begin september 2023 trok ecoloog Jacob van der Weele ( Landschap Overijssel) met iets meer dan 20 leden van natuurwerkgroep de Reest de natte graslanden van de Vedders en Leijer hooilanden in. Dat werd een bijzondere rondleiding door nieuwe natte natuur. Ik mocht er bij zijn. Het gebied is niet toegankelijk, je mag er alleen onder begeleiding in. In de ruim twee uur durende excursie vertelde Jacob over de geschiedenis van het gebied, over de werkzaamheden tijdens het natuurherstel, de opmerkelijke ontwikkeling van flora en fauna en over de belangrijke rol die het grondwater in het terrein speelt. Hieronder het verslag van zijn enthousiaste verhaal.
Wat LO betreft maakt dit gebied onderdeel uit van het Reestdal. In 2021 is dit voormalig landbouwgebied door waterschap WDOD en Landschap Overijssel getransformeerd tot een nat moeras. De kans op het slagen van natuurherstel is in dit gebied groot. De Vledders en Leijer hooilanden zijn van oudsher twee gebieden. In de Middeleeuwen al werd het ene (westkant) beheerd en bewerkt vanuit Staphorst, het andere ( oostkant) stond vooral onder invloed van IJhorst. Twee verschillende werelden, zeker wat religie betreft. Ieder gebied had zijn eigen historie en verkaveling.
Natte kom
Het gebied is helemaal omsloten door zandduinen. Deze zijn ontstaan in het holoceen, na de laatste ijstijd toen enorme hoeveelheden zand door winden zijn verplaatst. Als een soort
hoefijzer wordt dit gebied door meer dan twee meter hoge dekzandruggen omsloten. Zo ontstond hier een soort natte kom, een moeras met de ontwikkeling van veen. Rond 3000 v. Christus werd het klimaat warmer en ging de ontwikkeling van venen steeds sneller. Hier in de kern van dit gebied is vroeger het meeste veen gevormd. Er ligt zeker nu nog zo’n anderhalve meter veen in de ondergrond. Lopend naar de randen van het terrein kom je op het zand, maar als je het gebied in loopt ga je merken dat de grond een beetje mee gaat veren. Dan weet je dat je op het veen zit. Dat veen heeft erg bepaald welke vegetatie hier ging groeien, zeker toen de invloed van de mens nog niet zo groot was.
Greppeltjes
Rond 1300 hadden de boeren door dat je hier goed hooi vandaan kon halen. Door de aanwezigheid van grondwater gaf het hooi extra mineralen en daar bleek het vee dol op te zijn. Je kon hier een keer per jaar, met een beetje geluk twee keer per jaar hooien. Rond 1350 is de Streitenvaart gegraven, waarschijnlijk toen niet meer dan een klein slootje. Haaks op de vaart werden kleine greppeltjes gegraven en werd het water naar de Reest afgevoerd. We zien dit gebied als een zijdal van het Reestdal, maar echt onderdeel van het beekdal is het niet, al is het hydrologische gezien wel verbonden met de Reest. In de vroege Middeleeuwen was het hier kletsnat. Een veenmoeras was het met allerlei zeggensoorten en het moet rijk aan vogels geweest zijn. In de loop van de honderden jaren is het gebied steeds verder ontwikkeld. Talloze greppeltjes werden gegraven. Omdat het beheer niet veel veranderde zijn die patronen uit rond de 15e eeuw nog steeds te zien en dat is best uniek.
Intensieve landbouw
Na de tweede wereldoorlog was het credo “Nooit meer honger” Veel land werd geschikt gemaakt voor grootschalige landbouw. Dat gebeurde hier ook. Begin jaren ’60 werd de Streitenvaart verbreed en verdiept en zijn veel sloten verder uitgegraven. Net als het Westerhuizingerveld werden de Vledders en de Leijer Hooilanden ingericht voor de landbouw. Dat trok heel lang veel soorten weidevogels, zoals de grutto, wulp, tureluur en
kievit. Maar de graslanden werden steeds intensiever beheerd. Het land werd met gier bemest, de grondwaterstand werd verlaagd, het veen droogde uit, ging verteren en er kwamen voedingsstoffen vrij. Grassen gingen daar heel hard op groeien en de langzaam groeiende bloeiende planten verdwenen uit het landschap. De graslanden konden veel vaker worden gemaaid dan vroeger. Het gevolg voor de natuur laat zich raden. De soortenrijke vegetatie en weidevogels verdwenen. Vanaf de jaren ’60 gingen de natuurwaarden alleen nog maar achteruit. Op een paar plekjes was de situatie nog natuurlijk zoals vroeger, de rest van de Vledders en Leijer Hooilanden bestond uit intensief gebruikt cultuurlandschap.
Langzaam wordt puzzel groter
Het hele gebied heeft een oppervlakte van 180 ha. De bosranden vormen de grens van het gebied. Midden jaren ’70 kwam de overheid tot de conclusie dat we in Nederland de natuur beter moeten beschermen. Natuurbeleidsplannen waren er toen niet of nauwelijks. Steeds vaker werden hier stukjes grond aangekocht als kleine puzzelstukjes die ooit moesten zorgen voor één geheel. Vooral vanaf de jaren’90 kwam er steeds meer land beschikbaar. Rond 2000 gebeurde dat met een boerderij met 60 ha grond. Vanuit de provincie wilde men van deze landbouwgronden natuur maken. De aankoop was een belangrijke stap, maar liefst een derde van de totale oppervlakte van het gebied. De puzzel werd steeds completer. Deze ontwikkeling ging door en op een zeker moment was 80% van het gebied natuurgrond. Tijdens de landinrichting Staphorst ( vanaf 2015) ) kwamen de laatste hectares vrij voor natuurontwikkeling.
Andere waterhuishouding
Toen was het moment daar om wat met de waterhuishouding te doen. Samen met het waterschap WDOD en de provincie is Landschap Overijssel gaan kijken welke mogelijkheden er waren om de verdroging en vermesting van de bodem tegen te gaan. Het gebied bleek inderdaad veel te droog. In de wintermaanden kon het nog best nat zijn, maar in het grootste deel van het jaar voerden al die greppeltjes en de Streitenvaart veel te veel water af. Wat nu ? Alle watergangen dempen en van het gebied een groot moeras maken en kijken wat er gebeurt ? Dat was het waterschap te gortig, dat zou voor overlast gaan zorgen, dus dat kon niet. Toen zijn we een paar stapjes terug gegaan. De kleine slootjes en greppeltjes hebben we minder diep gemaakt of gedempt en de Streitenvaart die centraal door het gebied loopt hebben we minder diep gemaakt, zo ongeveer het niveau van voor 1960. We hopen nu dat het hier veel natter wordt en de achteruitgang van het veen wordt gestopt, dat vogels en planten weer gebruik kunnen maken van het grondwater.
Niet alleen de kieviten komen terug
Dat water neemt onderweg naar boven voor planten belangrijke mineralen mee en dat levert een bijzondere flora op. We hebben op een aantal plaatsen de voedselrijke bodem afgeplagd. Als een soort kaasschaaf hebben we de verzuurde en verdroogde bodemlaag er afgehaald. Je houdt dan een bodem over waar nog zaden in zitten en het grondwater kan zijn werk doen. In 2021 is 55 ha van dit gebied geplagd en er is zo’n drie en halve kilometer
aan sloten en greppels verondiept of gedempt. Dat leidde in de winter tot kletsnatte omstandigheden. Richting het voorjaar wordt het dan wat droger. Voordat we dit terrein gingen inrichten zijn er vogeltellingen gedaan. Dat leverde drie paar kieviten en een paartje watersnip op, geen wulpen, geen tureluurs, geen grutto’s. Dit jaar telden we 25 paar kieviten en 5 broedparen watersnip. Grutto’s gaan we hier niet meer krijgen. Dit jaar broedden er twee paartje wulpen. De populaties die hier ooit waren zien we niet meer terug, maar er komen wel andere soorten voor terug. We hebben hier al broedverdachte kraanvogels gehad. Van broeden kwam het niet, maar we verwachten dat binnen een jaar of vijf wel.
Geen verstoring
Het bijzonder van dit gebied is dat de flora en fauna rust en ruimte krijgt. Het is niet toegankelijk. Er lopen geen wandelpaden doorheen en die komen er ook niet. Wij willen zelf ook als Landschap Overijssel minimaal in dit gebied zijn. In het broedseizoen komt
hier vrijwel niemand. In het voorjaar zie je vanaf de weg dat het hier vol met reeën staat. ( 33 geteld dit jaar) en je kunt aan het gedrag zien, dat ze niet worden verstoord. Veel ooievaars zien we hier ook, de wilde zwaan is tot laat in het seizoen gebleven, de kleine plevier profiteert van het langzaam opdrogende plassen, veel vogels op trek doen dit gebied aan. De visotter komt hier voor, allemaal voorbeelden van een toename van natuurwaarden. We denken er wel aan om aan de rand van het gebied een slingerpad aan te leggen om er voor te zorgen, dat je als wandelaar een soort verbinding met het gebied krijgt. Een uitkijktoren of vogelkijkhut gaan we ook niet neerzetten. De afstand tussen de rand en de natte kom is te groot.
Kwel
Het grondwater (kwel) dat hier naar boven komt stroomt ondergronds vanuit Drenthe onder de Reest door en wordt door leemlagen gedwongen om naar boven af te stromen. Er komt ook water vanaf de Witte Bergen en vanaf boswachterij Staphorst. Dat is lokaal grondwater. Het diepe grondwater uit Drenthe is heel rijk aan ijzer en andere mineralen.
Dat zorgt er voor dat je hier in de sloten dat bruine (ijzerrijke) water krijgt. Het olieachtige laagje op het water is een bacterie die op het ijzer in het grondwater groeit. Het ijzer bindt fosfaat dat in de bodem zit. Als dit gebeurt gaat dit ten koste van groeistoffen voor het gewas. Er zijn dan minder mineralen beschikbaar om te groeien. Stikstof en fosfaat zijn de belangrijkste bouwstenen voor gewassen, dus als deze stoffen worden vastgelegd door ijzer, dan heeft de boer een probleem. Hier is dat juist erg gunstig, want de grassen groeien niet goed en krijgen andere planten, de specialisten, de kans om harder te groeien en de concurrentie met grassen aan te gaan. Op plekken waar de bodem open is zit nog maar weinig fosfaat in de grond. Soorten als echte koekoeksbloem, maar ook orchidee soorten kunnen dan profiteren. Dus hier mogen we in de toekomst bloemrijke graslanden verwachten. De rest van het kwelwater is zacht en mineraalarm. Deze combinatie zorgt er voor dat de Vedders en Leijer hooilanden een unieke waterhuishouding heeft. In de komende jaren zouden hier best eens hele bijzondere vegetaties kunnen ontstaan. In natte jaren spuit het grondwater hier als het ware de bodem uit. Na een aantal droge jaren hebben we het water dit jaar goed vast kunnen houden. Op veel plekken is het nu behoorlijk nat.
Plaggen en maaien
Zo’n kwart van het gebied is geplagd. De bemeste bovenlaag werd verwijderd, net als het door koeien platgetrapte grasland. In combinatie met de stijging van het grondwaterpeil zie je dan dingen gebeuren. Op veel plekken krijg je eerst pitrus. De eerste jaren verdwijnt die pitrus niet, maar na verloop van tijd zal de dominantie van de plant afnemen en komen andere soorten er voor terug. Denk aan moerasrolklaver, echte koekoeksbloem, waterkruiskruid en dotterbloem. Soortenrijke vegetaties gaan ontstaan. Elk jaar wordt de
vegetatie gemaaid. We maaien ( op brede rupsbanden) met de messenbalk en niet met de klepelmaaier. Je neemt in de nazomer natuurlijk ook wel nog bloeiende planten mee, maar 80% van de zaden zijn in deze tijd van het jaar al verspreid. We kijken wel kritisch naar plekken waar niet gemaaid mag of kan worden Het maaisel wordt afgevoerd. Een deel wordt door boeren gebruikt als organische bemesting op de maisakker. Als je het allemaal laat liggen verteert het en krijg je weer allemaal voedingsstoffen in de bodem. We willen de bodem verschralen. Opvallend is de aanwezigheid van veel insecten in het terrein. Dat trekt weer veel zwaluwen aan of tapuiten op trek.
Moerasbastaardwederik als pionier van trilveen
Vorige week liep ik met Eddy Weeda ( schrijver Ecologische Flora) door het gebied. Die was heel enthousiast, net als Piet Bremer ( ecoloog provincie Overijssel). We vonden op heel veel plekken de moerasbasterdwederik. Dat is vaak de eerste soort die je terugkrijgt
als trilveen zich gaat ontwikkelen. Je hebt hier dus omstandigheden die je kunt vergelijken met die in De Wieden. Dat betekent dat we kunnen verwachten dat zich hier veen gaat vormen, zeker als we groei van veenmossen krijgen wat op een aantal plekken al gebeurt. Draadzegge, ronde zegge, draadrus allemaal planten die laten zien dat hier kansen liggen voor de groei van trilveen. De kale jonkers die hier staan voelen zich meer thuis op de wat hogere zandkoppen. Elke soort, elke plant zoekt zijn eigen plekje in het landschap. Door de verschillen in reliëf in dit gebied krijg je veel variaties in de vegetatie. Vogels zoals de watersnip profiteren hier ook weer van.
Fauna komt terug
Naast de toename van het aantal broedparen van kievit en watersnip zien we in het half open landschap ook dat andere soorten het gebied aantrekkelijk gaan vinden. Dit jaar broedden hier twee paartjes blauwborst, we zagen geelgors, roodborsttapuit, grauwe klauwier, allemaal soorten die zich in dit deel met struweel op hun plek voelen. Vaak ontwikkelt de flora zich in een natuurontwikkelingsgebied vrij snel, maar de fauna hobbelt daar wat achteraan. Dat kan soms tien jaar duren voordat er zit wat je er verwacht. Bijna drie jaar geleden is het gebied ingericht. De ontwikkeling gaat hier snel. De komende jaren gaat er heel veel aan fauna bij komen, denk hierbij aan vlinders en sprinkhanen. We verwachten bijvoorbeeld ook dat lepelaars en zomertaling hier gaan broeden. En natuurlijk de kraanvogel. Maar het kost tijd.
Geen doelen
We hebben geen natuurdoelen voor dit gebied. We maken de omstandigheden voor flora en fauna zo goed mogelijk en zien dan wel hoe het zich allemaal ontwikkelt. We maken er in ieder geval geen proeftuin van. We willen in ieder geval het open karakter van het gebied behouden.
Meer info over De Vledders en de Leijer hooilanden:
Uitzending Vroege Vogels van 12 augustus 2023 over het Reestdal. Vanaf minuut 22 bezoek aan dit gebied.
Waterschap WDOD : Video over de werkzaamheden.
Landschap Overijssel vertelt over de waarde van het gebied.