Beekdal van De Slokkert: pareltje in Noord-Drenthe

Het beekje De Slokkert meandert bescheiden door het herstelde beekdal

Niet alleen het Reestdal is mooi: beekdal van de Slokkert

Het Reestdal is prachtig, daar is iedereen het wel over eens. Maar er zijn meer beekdalpareltjes in Noord- en Oost-Nederland. Wel eens gehoord van De Slokkert ? Niet bepaald het meest bekende beekje in Drenthe, maar wel een beekdallandschap dat het bezoeken meer dan waard is. Wandelaars van de streekwandelpaden Drenthepad en Stellingenpad moeten dit mooie stukje Drenthe wel kennen, want de routes lopen er dwars doorheen. Het beekje De Slokkert stroomt in het noordwesten van de provincie, om wat preciezer te zijn, het beekdal ligt tussen Norg en Veenhuizen. Midden in een uniek en goed bewaard esdorpenlandschap.

Rond 1900 kronkelde De Slokkert nog door een ongeschonden beekdal ten noorden van de kolonie Veenhuizen. (bron: Grote historische Atlas van Drenthe)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Normalisatie van de beek

Jarenlang meanderde het beekje de Slokkert door een landschap met hooilandjes aan weerszijden van het loopje. Hooilandjes die misschien maar één of twee keer gemaaid konden worden, want het beekdal was kletsnat. Hét probleem van al die Drentse beekdalen: in natte zomers kon je niet maaien of het hooi dreef weg. In de twintigste eeuw ( vooral na de Tweede Wereldoorlog)  maakte de landbouw in ons land een enorme

Hoog water in de zomer : Reestdal augustus 2015

ontwikkeling door. Onder het credo “Nooit meer honger !” werd kleinschalig een vies woord. Begrippen als ruilverkaveling en mechanisatie waren hot. Agrariërs moesten onderdeel worden van een groot plan: Nederland op weg naar een grootschalige moderne industriële landbouw. Een belangrijk onderdeel in dit proces was waterbeheer. Beekdalen waren lastige plekken voor boeren. Vaak wateroverlast, dus het afvoeren van overtollig water en het herinrichten van het landschap werd gezien als een voorwaarde om beter te kunnen boeren. Gevolg: Veel beken werden gekanaliseerd, kregen stuwen en/of gemalen. Alles moest onder controle !  Normalisatie van de beek werd het proces genoemd, een veel te positief woord voor het vernielen van een waardevol beekdallandschap. Het beekje de Slokkert moest er in de jaren ’60 ook aan geloven. Het kronkelende loopje veranderde in een rechte waterafvoerende sloot…….. Dit gebeurde ook met talrijke andere loopjes /diepjes ( Drentse benaming voor beek) in het noorden en oosten van ons land. Het mag een wonder heten dat de beekjes in het dal van de Drentsche Aa en natuurlijk ook de Reest min of meer ongeschonden de twintigste eeuw zijn doorgekomen.

Coulisselandschap in beekdal De Slokkert: vroeger ontstaan door aanleg van houtwallen

Beekherstel

Het beekje De Slokkert is onderdeel van een veel groter beekdalsysteem, het  loopje vormt de bovenloop van het Peizerdiep. Net als de Reest is de Slokkert van oorsprong een veenbeek. Ontstaan in kletsnatte hoogveenmoerassen ( het Fochteloërveen is hiervan nog een restant) en overtollig water afvoerend via het Reitdiep naar zee. Nu is het een

De grauwe klauwier profiteert van het herstel van het beekdal

regenrivier en “ontspringt” bij Veenhuizen. In 1997 besloot de Provincie om het complete beekdalsysteem Peizerdiep te herstellen. Een hele klus. Eind 2021 was het beekdal van De Slokkert officieel klaar voor de toekomst. De rechtgetrokken beek kreeg voor een groot deel haar oude loop weer terug. De rechte Slokkert werd op een aantal plekken gedempt, nieuwe meanders werden gegraven. Sloten werden verondiept of dichtgegooid. Het water wordt door deze maatregelen veel beter vastgehouden. Bovendien gaat het grondwaterpeil hierdoor stijgen en kan  verdroging van natuur worden tegengegaan. Nieuwe kansen voor flora en fauna in dit beekdal!

Opmerkelijke vondst

Bodemschatten

Tijdens de herstelwerkzaamheden werden in de bodem een paar interessante vondsten gedaan. In 2012 drie bommen van1000 pond uit de Tweede Wereldoorlog, maar nog veel interessanter was de ontdekking van een houten pad uit de Steentijd. Het pad zou meer dan vierduizend jaar oud zijn en is gebruikt om vanuit de hogere dekzandruggen  het natte beekdal te kunnen oversteken.

 

Coulisselandschap 

Het beekdal is vlak, je krijgt als wandelaar prachtige uitzichten op een landschap dat vrijwel nergens horizonvervuiling kent. De beek zelf zie je nauwelijks, die kronkelt lekker

Ondanks allerlei maatregelen lijdt natuur onder klimaatverandering, zoals deze droogstaande sloot met waterweegbree.

anoniem door het landschap. Erg mooi zijn de oude houtwallen die haaks staan op de (oude) loop van de beek. Houtwallen werden vroeger aangelegd als veekering of begrenzing van eigendom. Bij het opwerpen van de wal ontstonden aan weerszijden kleine slootjes die het water afvoerden naar de beek. Zo ontstond vroeger een coulisselandschap, dat hier erg mooi te zien is. In de natte graslandjes ertussen grazen runderen. Deze graasmachines worden vooral in het middenstuk van het beekdal  (Tempelstukken) ingezet bij het  beheer. Dit winterharde Lakenvelders en Galloways kunnen erg goed tegen natte omstandigheden. Bepaalde planten laten ze met rust. Het landschap zal door de aanwezigheid gaan veranderen. Door de begrazing ontstaan plaatselijk grote verschillen in vegetatie. Vogels als paapje, watersnip en geelgors profiteren ervan. Grote grazers maken de grond los en duwen allerlei zaden in de grond. Dat betekent kansen voor bosontwikkeling. Natuurmonumenten streeft in het beekdal naar 30% bos.

Het herstelde beekdal van De Slokkert ingeklemd tussen het grootschalige cultuurlandschap tussen Veenhuizen en Norg. (bron: Google Earth)

Wandelen

Zoals eerder opgemerkt lopen twee lange wandelroutes door een groot deel van het beekdal, maar online vind je verschillende rondwandelingen rond Norg, Westervelde of Veenhuizen die het mooie beekdal van De Slokkert aandoen. Het is genieten in dit goed bewaard gebleven esdorpenlandschap met karakteristieke esdorpen, oude essen (akkers), bossen en beekdalen.

Wandeling van Natuurmonumenten vanuit Norg 

Uitzicht op de hooilandjes in het beekdal. De Slokkert zelf krijg je niet te zien.

Posted in Andere beekdalen | Tagged , , , | Leave a comment

De opmars van de roodborsttapuit

Karakteristieke houding van een mannetje roodborsttapuit: op de uitkijk

Nog niet eens zo lang geleden ( eind jaren ’90) ) was het ontdekken van een roodborsttapuit een ornithologisch hoogtepunt. Excursies konden niet meer kapot. De “oh “s ! en  ” en “ah”s ! en opmerkingen als “Wat mooi, die heb ik nog nooit gezien! ” waren dan niet van de lucht. Het klopte ook wel, want een roodborsttapuit was in die tijd geen algemene vogel ( nu nog niet, maar er zijn er wel veel meer.  Achteruitgang van het biotoop leek de toen belangrijkste oorzaak . Maar zie…. na 2005 gebeurt er iets heel bijzonders. De roodborsttapuit maakt een enorme inhaalslag. Reacties in het veld zijn nu ook anders. “Kijk, daar zit er ook al weer één!” hoor je vaker dan eerder genoemde kreten. Het aantal broedparen wordt nu geschat op rond de 15.000. Zeven keer het aantal paartjes van de jaren ’90. Toch wel weer eens lekker om het over een vogel te hebben die het geweldig doet. Het is niet allemaal kommer en kwel in de avifauna van ons land. Blijft de vraag over…. hoe is dat broedsucces te verklaren ?

 

Toename ruige vegetatie in bepaalde terreinen

Roodborsttapuiten profiteren van ecologisch bermbeheer, natuurakkers , struweel, begrazing , beekherstel en natuurontwikkelingsprojecten, waarbij landbouwgrond wordt omgezet in open of natte natuur. Het landschap verandert dan in een biotoop met veel ruige vegetatie met hier en daar een boom of struik. En dat is nu net wat de roodborsttapuit graag wil: een uitkijkpost over een vlak landschap met veel insecten. Vroeger kwamen de vogels  vooral op de heide voor, maar tegenwoordig vind je ze ook in ruig grasland,  in de duinen en op verpauperde bedrijventerreinen, in waterbergingsgebieden en in het kleinschalig boerenland.

Roodborsttapuit vrouwtje

Het Reestdal heeft meerdere plekjes waar de roodborsttapuit zich thuis voelt. De struwelen op de heide van Takkenhoogte bijvoorbeeld of langs ruige slootjes van de natte hooilanden. Als er maar uitzicht is. En voedsel natuurlijk. Vergeet ook de klimaatverandering niet. Zachte winters zorgen voor een vroege start van het broedseizoen. Steeds vaker wordt gezien dat een paartje roodborsttapuit niet twee, maar drie broedsels voortbrengt. De wintermaanden brengen de roodborsttapuiten door in Noord-Afrika, Spanje en Frankrijk. Er zijn ook paartjes die hier blijven, maar dat zijn er veel minder.

Biotoop roodborsttapuit: struweel en struikjes met uitzicht over open terrein

Gunstig: van grasland of productiebos naar heide 

In veel natuurgebieden vindt of vond boskap plaats. Landschap Overijssel bijvoorbeeld kapte op de Lemelerberg tientallen hectares monotoon naaldbos om een ( half )open heidelandschap te creëren. Met succes ! Die 150 hectare kaalslag vormen samen een groot oppervlak, maar veel bossen met een grotere biodiversiteit zijn gewoon blijven staan. De metamorfose van de Lemelerberg is inmiddels afgerond en moeder natuur krijgt alle ruimte. De biodiversiteit op de Lemelerberg is er enorm op vooruitgaan en bijzondere vogels als nachtzwaluw, grauwe klauwier, boomleeuwerik en natuurlijk de roodborsttapuit profiteren hier duidelijk van. Allemaal vogels die zich in het (half) open landschap goed thuis voelen.

Mooi uitzichtpunt boven in een sparretje

Prachtige vogel 

Een mannetje roodborsttapuit in de verrekijker, zingend bovenin een eenzame struik, je wordt er alleen maar vrolijk van. Wat een schoonheid! Zijn zwarte rug, de roodoranje buik en witte hals, wat een prachtige vogel! Het vrouwtje mag er ook zijn. Iets minder gekleurd, maar opvallend genoeg. Roodborsttapuiten zijn ook erg voorspelbaar in gedrag. Dan weer genietend van het uitzicht vanuit een struik, dan weer verdwijnend op zoek naar voedsel. Maar altijd weer terug naar die uitkijkpost. Neem de tijd (en afstand) en blijf er een poosje naar kijken. Je wordt absoluut beloond. Je kunt ze vooral vanuit de auto goed bekijken. Een betere schuilhut is er niet. Rijdend over de Nieuwe  Dijk tussen de heide van De Wildenberg en Takkenhoogte zie je ze vaak al op een struikje zitten. De aanwezigheid van roodborsttapuit ( maar ook grauwe klauwier) in een gebied zegt veel over de goede ecologische kwaliteit van het terrein.

paapje

Paapje

Typische “uitkijkvogels” die oh zo graag vanaf een topje van een struik of boom op de heide te vinden zijn? Denk dan aan kneu, grauwe klauwier, graspieper, of geelgors. Die lijken helemaal niet op een roodborsttapuit, ze zijn makkelijk te determineren. Er is echter één soort, die je misschien met een roodborsttapuit zou kunnen verwisselen. Dat is het paapje.  Inmiddels behoorlijk kwetsbaar met maar 300 broedparen in Nederland. De paapjesmannetjes hebben net als de roodborsttapuit een oranje borst en veel zwart wit op de kop. Je moet vooral letten op de witte streep. Bij roodborsttapuiten zie ie in de hals, bij paapjes ook wel, maar die hebben nog een duidelijk herkenbare brede witte oogstreep. Maar lastig blijft het. Paapjes worden incidenteel in het Reestdal gezien, vaak op zoek naar grotere terreinen als het Dwingelderveld. Bijgaande foto maakte ik op Takkenhoogte. Het was geen blijvertje.

tapuit

Tapuit 

Er is nog een vogel met een link naar de roodborsttapuit. Dat is de tapuit. Zonder rode borst, maar wel weer zwart/wit op de kop. Alleen…de tapuit is groter dan het paapje en de roodborsttapuit. Het gaat niet goed met deze soort. We hebben in ons land nog maar rond de 350 broedparen. Ze broeden in konijnenholen, vaak in de duinen, maar ook op heide en stuifzanden. Het Aekingerzand in het Drents-Friese Woud wordt in het broedseizoen gedeeltelijk afgezet om broedende tapuiten niet te verstoren. In het Reestdal zien we de tapuit vooral als doortrekker.

Meer weten over de roodborsttapuit?

Info van de Vogelbescherming 

Zo herken je de roodborsttapuit 

 

 

 

Posted in Bescherming, Fauna | Tagged , , , , , | 1 Comment

De mierzoete meidoorn bloeit

bloeiende meidoorn op Rabbinge Reestdal

De meidoorn maakt al eeuwen deel uit van ons cultuurlandschap. Het mes snijdt bij deze boom aan twee kanten. Vaak geplant door de mens vanwege zijn stekels en ondoordringbaar netwerk van irritante takken, aan de andere kant is de meidoorn van groot belang in het ecosysteem van het oude boerenland. Vogels bijvoorbeeld zijn er gek op. Tussen al die takken en irritante dorens kan je niets gebeuren !  In ons land zijn veel meidoornhagen verdwenen, maar de laatste tijd lees je steeds vaker over plannen om meidoornhagen en houtwallen terug te brengen in het landschap. 

Een wirwar van dode stekelige takken. Probeer daar maar eens doorheen te komen.

De meidoorn houdt van alles tegen 

Heggen of hagen bestaan in ons land vaak uit struiken als meidoorn, sleedoorn, vlier, Gelderse roos, braam e.d. Vroeger deden ze dienst als perceelscheiding en/of als veekering. Nu zien we een meidoornhaag als cultureel erfgoed. Zelfs in de tijd van de Romeinen speelde de meidoorn al een belangrijke rol. De Kelten gebruikten de stekelige hagen om de vijandelijke Romeinse legioenen tegen te houden.  Diezelfde Kelten, maar ook de Germanen zagen de meidoorn als een heilige boom.  Meidoorns werden geplant rondom heilige stenen en kapelletjes.

Vrijwilligers van het Drentse Landschap planten een esrand in met o.a. meidoorn, sleedoorn en Gelderse roos.

In de afgelopen eeuw zijn in ons land en zeker ook in het Reestdal veel hagen verloren gegaan. Dat heeft alles te maken met de komst van het prikkeldraad. Gelukkig worden de laatste jaren op veel plaatsen houtwallen, houtsingels en hagen in oude glorie hersteld. Dit gebeurt door de provinciale landschappen, maar ook door particulieren die oog hebben voor het oude cultuurlandschap.

De grauwe klauwier broedt graag in dicht struweel van meidoorn of braam

Linten in het landschap

Hagen zijn in het landschap erg waardevol. Natuurlijk zijn ze gewoon mooi om te zien, maar er is meer. Voor vogels en zoogdieren geven ze veel gelegenheid om te schuilen en te nestelen. Er is ook veel voedsel te vinden. Veel zoogdieren, amfibieën en vlinders gebruiken deze “linten in het landschap” als een verbindingsweg. De das doet dat bijvoorbeeld, en voor vleermuizen zijn ze belangrijk voor het ontvangen van de echo’s. De bloemen van de meidoorn verspreiden zo’n opvallende geur dat je wel heel erg verkouden moet zijn om dat niet waar te nemen. De mierzoete geur van de witte bloesem trekt veel

grote dansvlieg op zoek naar nectar en stuifmeel

insecten als wespen, bijen en vliegen.  Honderden kilometers hagen zijn in ons land verdwenen. Toen de landbouw in ons land zich explosief ontwikkelde en steeds intensiever en grootschaliger werd, verdwenen de oude kleinschalige landschappen en daarmee de karakteristieke  flora en fauna.  Hagen, houtwallen, ruige hoekjes  werden weggeschoven. Wat terug kwam was een rechtlijnig en op productiegericht landschap. Het was overigens niet alleen de landbouw die in dit proces een rol speelde. Voor de aanleg van woonwijken, bedrijventerreinen en uitbreiding van het wegennet moesten/moeten vaak landschapselementen wijken.

Meidoornhaag in bloei

Gaat de aanleg van hagen de achteruitgang van onze biodiversiteit stoppen ?

In België is de regering van Wallonië bezig met een plan om vierduizend kilometer aan hagen weer terug in het landschap te brengen. “Goed voor het klimaat, de biodiversiteit, tegen stikstof en fijnstof “, zo redeneert men. Het is natuurlijk ook gewoon een mooi gezicht. Veel Waalse boeren en particulieren reageren enthousiast en hebben subsidie aangevraagd om zo snel mogelijk met de aanplant te beginnen. We hebben het hier niet over een strak geschoren meidoornhaagje, maar over hagen die de ruimte krijgen. En Nederland dan ?  Provinciale Landschappen doen al veel op dit gebied en ook andere organisaties zijn goed bezig, maar als het aan Jaap Dirkmaat van de Vereniging Nederlands  Cultuurlandschap ligt moet er veel meer gebeuren. En dat is lastig, want ook hier speelt geld een rol. De VNC kwam twaalf jaar geleden al met een  ambitieus plan om door de aanleg van duizenden kilometers houtwallen en hagen de biodiversiteit in het Nederlandse agrarische landschap te redden met een jaarlijkse subsidie van 600 miljoen euro uit een landschapsfonds. “Boeren willen marktconform voor het onderhoud betaald krijgen en willen de grond die onder een houtwal of haag ligt ook vergoed hebben.”  In de crisisjaren rond 2008 werd het plan door staatssecretaris Henk Bleker de nek omgedraaid. Nu brengt  de vereniging van Jaap Dirkmaat het plan kleinschalig in praktijk in de Ooijpolder bij Nijmegen. Laten we hopen dat dit de opmaat is naar meer……….

Meidoorn met bloemen in de knop

Ondoordringbaar

De meidoorn is erg geschikt voor het vormen van een heg. Hij groeit snel, kan erg goed tegen snoeien, is dicht en ondoordringbaar vanwege zijn doornen. Juist hierdoor was de boom vroeger geschikt als veekering. De meidoorn kan wel 7 meter hoog worden. De bladeren zijn drielobbig en hebben een gezaagde bladrand. De bloemen openen zich in mei. In oktober hangt de boom vol met rode appelvruchten. Deze ovale bessen zijn rijk aan vitamine C.  Je kunt ze eten, maar of ze lekker zijn…….. In ieder geval lusten de vogels er wel pap van. Vinken, spreeuwen, kramsvogels en koperwieken ze zijn er dol op en zonder het te weten verspreiden ze de zaden.

Reest met meidoornhaag op de achtergrond

 

In het Reestdal kun je op meerdere plekken meidoornhagen vinden. Vaak staan meidoorns met andere struiken zoals sleedoorn en vlier in houtsingels en houtwallen.

De bloem heeft een stamper met één stijl.

Eenstijlige meidoorn 

Vaak lees je over éénstijlige en tweestijlige meidoorns. Wat wil dat zeggen ? Het vrouwelijk deel van een bloem heet de stamper. Dit orgaan bestaat uit een stempel ( de landingsplaats voor de stuifmeelkorrels), een stijl ( soort verbindingsbuisje) en het vruchtbeginsel. ( hierin liggen de eicellen ) De meidoorn die je in het landschap tegenkomt is vaak de éénstijlige. Op de foto is dat goed te zien. De tweestijlige meidoorn komt veel minder voor.

Wel even wennen zo´n afgezette haag

Onderhoud is is nodig

Snoeien doet groeien. Voor een meidoornhaag gaat dit gezegde zeker op.  Om een haag mooi dicht te houden moet deze om de vijf, zes jaar worden gesnoeid. En dan bedoelen we ook echt gesnoeid. De struiken worden afgezet tot vlak boven de grond. Het snoeien van meidoorn is soms vervelend werk. De takken zitten vol verraderlijke doorns en zitten vaak in elkaar verward. Bij het snoeien is een beschermende bril en stevige werkhandschoenen absolute noodzaak. Ondanks deze bescherming kom je er niet zonder schrammen van af. Meters lange takken van de braam maken het er ook niet prettiger op. In Drenthe wordt de meidoorn ook wel kribbelhegge genoemd. Ondanks deze schaduwkanten is  het snoeien natuurlijk best leuk werk, je ziet tenminste resultaat.

Cultuurshock

Aan dat resultaat moet je wel wennen, want een gesnoeide haag doet je zeer aan de ogen. Alles is weg! Een complete cultuurshock is het! Jammer voor de heggenmus, merel en kneu die misschien in de haag hadden willen broeden. Of voor de kleine zoogdieren, zoals de bosmuis, de veldmuis en de egel die er hadden willen schuilen. Toch is het snoeien van heggen en hagen noodzakelijk om een oud cultuurlandschap in stand te houden. De haag komt weer erg mooi terug !

Vrijwilligers zetten meidoornhaag af

Vrijwilligers doen nu het werk van de vroegere boeren

Vroeger deden de boeren het, nu zijn het vrijwilligers die deze klussen doen. In het Reestdal wordt de laatste jaren gelukkig steeds vaker meidoorn aangeplant. Het is een struik die in een beekdal thuishoort. Het nut van hagen en heggen is groot

kneu

- ze bieden nest- en schuilgelegenheid voor vogels en zoogdieren
- het zijn verbindingswegen voor zoogdieren, amfibieën en vlinders
- ze verhogen de aantrekkelijkheid van het landschap
- het zijn cultuurhistorische elementen die we graag willen behouden

Vlechten

Heggenvlechten is een eeuwenoud boerenambacht bedoeld om heggen en houtwallen ondoordringbaar te maken. Ondoordringbaar voor wild en vee om te voorkomen dat ze de akkers niet kaal zouden vreten. Het werd ook, maar pas veel later, gedaan om koeien en schapen in de wei te houden. Bij het vlechten worden stammen en takken ingekapt (soms ook geleid, gebogen of geknikt) en daarna bijna horizontaal neergelegd en door elkaar gevlochten. Meestal deed men dit met doornstruiken. Zo ontstaat er een ondoordringbare

foto : vroege vogels bnn-vara

barrière. Vrijwel overal in Europa werden vroeger heggen en houtwallen gevlochten. Met de introductie van het prikkeldraad 100 jaar geleden, is het heggenvlechten snel de rug toe gekeerd. Maar dit ambachtelijk vlechten  komt terug. Zo worden overal in ons land cursussen gegeven. Heggenvlechten is in 2015 op de Nationale Inventaris Immaterieel Erfgoed  geplaatst.

Meer lezen over de meidoorn?

Plantaardigheden 

Flora van Nederland 

Mens en gezondheid 

Geheugen van Drenthe 

Posted in Flora, kleinschalig landschap | Tagged , , , | 2 Comments

Alle paardenbloemen hetzelfde ? Vergeet het maar !

April /mei zijn de maanden van de paardenbloem

In april en mei kleuren de graslanden geel van de paardenbloemen. Niet de hooilandjes langs de Reest, die bodem is veel te schraal en ook niet de zwaar bemeste graslanden van de agrarische industrie, nee het zijn vaak de landjes met een niet al te voedselrijke bodem. Planten van de gulden middenweg. De zuurgraad mag ook niet te hoog zijn en van hele natte grond houden paardenbloemen ook al niet. Het alternatief voor een bezoekje aan de Keukenhof of de bloembollenvelden in de NOP ? Je vindt de gele verwondering  om de hoek. Neem de benenwagen of stap op de fiets en geniet van al dat massale geel. Veel mensen zien de paardenbloem als een on-kruid, als een weinig bijzondere plant, ze lopen er aan voorbij en kennen de bijzondere eigenschappen van deze composiet niet. Ze moesten eens weten………….

Geneeskrachtig

Gelukkig hebben we in dit land bij klachten allemaal de huisarts en de apotheker achter de hand. Dat was vroeger wel anders. De apotheek heette natuur. Voor het bestrijden van

De paardenbloem is een composiet. Opgebouwd uit allemaal lintbloempjes.

allerlei kwaaltjes zocht je buiten in het veld of in het bos naar geneeskrachtige planten. Hekserij of kwakzalverij ? Nee hoor, gewoon een kwestie van kennis en ervaring en het doorgeven er van. Inmiddels zijn we veel van die kennis kwijt of lachen we erom. Wie weet nog dat het sap uit de stinkende gouwe helpt tegen wratten ? Dat een gekneusd blaadje van de smalle weegbree verzachtend werkt bij een muggenbult of wespensteek ?  Weinig mensen weten dat een veld vol paardenbloemen eigenlijk een eeuwenoud medisch handboek is  dat je kunt gebruiken bij leverkwalen, nierziekten, problemen met de galblaas en een moeilijke spijsvertering. Uitwendig kan een preparaat helpen bij eczeem en zweren. De werkende stoffen haalde men uit de wortels en het melkwitte sap, dat in de holle stengel zit. Meer weten over de geneeskracht van de paardenbloem ?

Eetbaar 

Wel eens sla bereid van jonge paardenbloemblaadjes ? Er zijn mensen die dat in deze tijd doen en zeggen dat het heerlijk en gezond  is en een beetje naar andijvie smaakt. Het wordt ook wel molsla genoemd.  Toch is niet de mens de grootste paardenbloem consument. Dat zijn de reeën, hazen en konijnen. Die zijn dol op de verse bladeren. “Konijnenbladeren” worden ze ook wel genoemd.

De lange penwortel van de paardenbloem

Stressbestendig 

Paardenbloemen raken niet zo gauw in paniek. Dat komt door hun sterke overlevingsdrang. Neem als voorbeeld een gemiddeld gazon. Daar vind je al gauw de bladrozetten van de paardenbloem. Daar zijn de meeste “gazonniers”  niet blij mee. In de eerste plaats concurreert de plant het gras weg en het is natuurlijk ook geen gezicht. Dus de maaimachine erover ! Wat blijkt al gauw ? De paardenbloem geniet van al dat geweld. Maaien of vertrappen, de plant lacht erom. Het enige wat effect zou kunnen hebben is het uitsteken van de lange penwortel. Maar vaak blijft toch nog een stukje wortel in de bodem zitten en een poosje later… ja hoor, daar ie ie weer ! Een doorzetter is het. Niet klein te krijgen!

tekening wortelstelsel paardenbloem

Een penwortel van meer dan 2 meter ! 

Haar leven lang was wetenschapper Lore Kutschera (1917-2008) bezig met het uitgraven van wortelstelsels. Dat veldwerk bestond vooral uit eindeloos en voorzichtig graven. Dag in, dag uit. Zo’n beetje alle gewassen en bomen wilde ze aan het licht brengen, van orchidee tot maisplant, van spar tot brandnetel. De wortelstelsels werden allemaal getekend door tekenaar-professor Erwin Lichtenegger (1928-2004). allemaal ware kunststukjes ! Bij het zien van de tekening van de paardenbloem val je bijna van verbazing achterover…. de penwortel kan een lengte hebben van meer dan twee meter ! Paardenbloemen uit het gazon steken? Lijkt dus vrij zinloos, de wortel groeit gewoon vrolijk verder. De unieke collectie van ruim duizend tekeningen is door de WUR gedigitaliseerd en online gezet.

Alle nakomelingen zijn klonen van elkaar 

Paardenbloemen in het noorden en westen van Europa doen niet aan seks. De zaadjes  (hangend aan een pluisje) zijn ontstaan zonder het samensmelten van een eicel met een stuifmeelkorrel. De moederplant heeft ze zonder mannelijke bemoeienis gevormd en al die zaadjes die bij miljarden de lucht in worden geblazen hebben dus allemaal de eigenschappen van moeders.  In de biologie heet dit verschijnsel apomixie. Het zijn vaderloze nakomelingen. Identiek aan elkaar. Klonen worden ze genoemd. Het is moeilijk profileren in de paardenbloemwereld. Saaie samenleving eigenlijk.

De zaadjes hebben bijna allemaal de eigenschappen van de moederplant

Echter….  soms, heel soms vindt er toch een samensmelting van een stuifmeelkorrel en een eicel plaats. Het zaadje dat daaruit ontstaat is dan toch net weer iets anders. De plant die daaruit ontstaat is nog steeds een “gewone “paardenbloem, maar de echte doorgewinterde  paardenbloemkenner ziet het kleine verschil. Het kan de insnijding van de bladrand zijn, de kleur van het blad, de vorm van de steel e.d. Zo weten we nu dat in een bloemrijk weiland meer dan 60 microsoorten paardenbloemen voorkomen. Het aantal voor heel Nederland wordt geschat op 250 !

Meer weten ? De website Taraxacum Nederland weet er alles van.

De gele kwikstaart kleurt leuk bij het geel van de paardenbloem

Invloed vanuit het milieu

De variatie in paardenbloemen is ook groot omdat de milieufactoren per plant verschillend kunnen zijn. Denk hierbij aan de voedselrijkdom ( of armoede) van de bodem, concurrentie van andere planten, grondwaterstand e.d. Vergelijk maar eens een paardenbloem uit een voedselarm landje met die uit een matig bemest weiland  De eerste heeft veel smallere en dieper ingesneden bladen, en een kleiner bloemhoofdje. Ook de omwindselblaadjes, die als een kraag onder de het gele bloemhoofdje staan, zijn anders van vorm en kleur.

Kleine parachuutjes

Nog even over al die miljarden pluisjes die na de bloei van onze paardenbloemen de lucht in worden geblazen. Naturalis heeft er een mooie poster over gemaakt. De meeste zaden komen, ondanks hun mooie parachute, niet verder dan tien meter, maar een afstand van drie kilometer is ook waargenomen.

 

Het gaat niet erg goed 

Vanaf de laatste zondag in april 2020 wordt de “Dag van de paardenbloem” georganiseerd. Doel : meer aandacht is nodig voor deze plant, want ze komen in het boerenland en bermen steeds minder voor. Groene weilanden vol gele paardenbloemen (en lila pinksterbloemen), je ziet ze steeds minder.

paardenbloemen trekken veel insecten

Relatie tussen weidevogels en paardenbloemen. 

Paardenbloemen zijn belangrijk voor vlinders, wilde bijen, zweefvliegen en andere insecten. De bloemen leveren nectar en stuifmeel.  Een van de oorzaken van de achteruitgang van weidevogels is het ontbreken van eiwitrijk voedsel voor de jonge nestvlieders. Insecten dus. In bemest grasland verdwijnen de paardenbloem, de pinksterbloem en andere kruiden. Hetzelfde gebeurt in bermen die veel te vroeg en ook  veel te vaak worden gemaaid.  Voor jonge kieviten, grutto’s en scholeksters die zelfstandig hun voedsel moeten zien te vinden is er in het boerenland dus te weinig aanbod aan kleine beestjes waarmee ze hun maag moeten vullen. Ze verzwakken en gaan dood. Vaak wordt de schuld van het weidevogeldrama in ons land gelegd bij het eind van de voedselketen ( vos, kraai, ooievaar) en wordt er niet gekeken naar de problemen aan de basis van het ecosysteem: het ontbreken van kruiden in het grasland.

Een paar fototips : 

Fotografeer bloeiende planten bij voorkeur als het bewolkt is. Of gebruik je eigen    schaduw.

Ga door de knieën of ga liggen en fotografeer op bloemhoogte. 

Zorg voor een rustige achtergrond als je de bloem van dichtbij fotografeert.

Neem de tijd.

Meer info over paardenbloem en natuurfotografie.

 

Posted in Flora | Tagged , | 1 Comment

Als de sleedoorn bloeit, is de winter echt voorbij

De sleedoorn is de eerste struik die na de winter uitbundig en opvallend bloeit. Honderden kleine witte bloemen vind je aan deze struik ( of is het een boom? ).De sleedoorn bloeit voordat de bladeren verschijnen. Wandelen of fietsend door het kleinschalig landschap vallen de sleedoorns direct op. Je ziet ze in bosranden, bosjes, houtsingels, in grote tuinen ( bij oude boerderijen), langs snelwegen, enz. Na de bloei kiest de sleedoorn ervoor om als anonieme struik door te gaan. Opvallen doet ie dan niet meer.

Sleedoorn heeft puntige doorns

Haag

Net als de meidoorn werd deze struik vroeger geplant in hagen, die moesten dienen als veekering of om een eigen stukje grond af te palen. In boerenhagen werden ook soorten als hazelaar en hondsroos geplant. Zo’n gemengde haag werd dan ondoordringbaar. Daar zorgden de lastige doornachtige takken van meidoorn en sleedoorn wel voor. De komst van prikkeldraad maakte deze groene afrasteringen overbodig. Honderden kilometers aan sleedoorn- en meidoornhagen verdwenen. Zoals zoveel…… Gelukkig wordt tegenwoordig op erg veel locaties in ons land bosplantsoen geplant. Daar zit bijna standaard de sleedoorn bij. De ontwikkeling van hagen, houtsingels en vogelbosjes heeft een andere functie dan vroeger. Nu gaat het om biodiversiteit en klimaat.

Wacht niet op de overheid……….neem zelf initiatief

Bovenstaande opmerking past helemaal bij de Stichting Hoopheggen. Deze organisatie bestaat sinds 2020 en is opgericht door groene professionals die vrijwillig het heft in eigen hand hebben genomen om overal in ons land heggen en hagen te planten. “Wij hebben als doel om hierbij zoveel mogelijk mensen uit te nodigen om te doen en hoopvol te zijn in plaats van somber aan de zijlijn te staan.. Wij planten zoveel mogelijk heggen met zoveel mogelijk mensen! “ Dit blijkt geen grootspraak. Op de website lees je dat sinds 2019 meer dan 800 vrijwilligers al meer dan 45.000 meter aan heggen hebben aangeplant. Dat is meer dan 45 km ! Dat is natuurlijk een fractie van de meer dan 200.000 km (!) aan heggen en hagen die de afgelopen 100 jaar in het boerenlandschap zijn verdwenen, maar toch. Een nieuw en hoopvol begin. Daar word je vrolijk van. Zo  werd op 9 maart 2024 ergens op de flanken van het Reestdal door vrijwilligers van Hoopheggen meer dan 200 meter heg aangeplant. Natuurlijk met inheemse bomen/struiken zoals meidoorn en sleedoorn.

Uitbundige bloei van de sleedoorn

Opnieuw aangeplant

Vrijwilligers van Het Drentse Landschap planten een esrand in.

Voor vogels is een haag met een grote variatie aan struiken belangrijk. Er kan veilig inworden genesteld. In de nazomer barst het er van allerlei eetbare vruchten en zaden. Tegenwoordig planten organisaties als Landschap Overijssel en Het Drents Landschap houtsingels of bosjes, vaak op plekken waar ze ooit hebben gestaan. Het plantgoed bestaat dan uit typische inheemse bomen en struiken als bijvoorbeeld  Gelderse roos, hondsroos, hazelaar, eik, meidoorn, sleedoorn en vogelkers. De sleedoorn bloeit in maart/april. De

bloem sleedoorn

witte bloemen staan vaak in groepjes bij elkaar. Ze hebben vijf kroonbladen. De sleedoorn laat zich mooi fotograferen tegen een strak blauwe lucht. Het contrast tussen de witte bloemen en de blauwe lucht is dan een lust voor het oog. In het vroege voorjaar valt de sleedoorn gauw op. Er is geen inheemse boom, die op hetzelfde moment net zo mooi bloeit als de sleedoorn. De meidoorn bloeit later. Bloeiende krentenbomen zijn ook wit, maar het wit van de sleedoorn is intenser.

 

Eitje sleedoornpage foto: Vroege Vogels

Sleedoornpage

De sleedoornpage is in ons land een zeldzame vlinder, die een sleedoorn  zoekt om er eitjes op te leggen. De vlinder heeft het moeilijk omdat veel landschapselementen als houtwallen, houtsingels en heggen verdwenen zijn. De eitjes worden in de oksel van een tak gelegd. In april komen ze uit. De rupsen eten de blaadjes die dan uitkomen. Er zijn vlinderwerkgroepen die in de winter op zoek gaan naar eitjes in sleedoornstruweel. De vindplaatsen worden dan gemarkeerd. Bij het onderhoud van een houtwal weten de beheerders dan precies welke takken ze niet moeten snoeien. Het is een erg secuur werkje dat zoeken , want de eitje meten slechts 1 tot 2 millimeter !

sleedoorn in houtwal

Stuifmeel en nectar

Als je bij een bloeiende sleedoorn gaat staan valt al heel snel het gezoem van insecten op. Het is er ( bij zonnig weer) een drukte van belang. Hongerige hommels, bijen, zweefvliegen en vlinders , na de winter is er eindelijk weer voedsel, vliegen onrustig van bloem naar bloem op zoek naar zoete nectar en eiwitrijk stuifmeel. Bij dagpauwogen en gehakkelde aurelia’s is de sleedoorn erg populair. Dat is ook geen wonder, want deze vlinders komen uit hun winterslaap en hebben honger.

Dagpauwogen zie je vaak op bloeiende sleedoorns

 

Meer weten over de sleedoorn ?

Over sleedoorn en gebruik 

Sleedoorn als onderdeel van onze flora 

Fotograferen van sleedoorn 

 

 

Posted in Flora | Tagged , , , | 1 Comment

Bij de bloeiende hazelaar zitten man en vrouw onder één dak

Veel mensen zijn in het begin van januari de winter al zat. Ze verlangen naar het licht, naar langere dagen en naar de voorjaarszon. Het geduld ontbreekt om de winter gewoon af te wachten. Misschien missen ze het vermogen om van alle seizoenen te genieten. Jammer, want in de wintermaanden is er buiten genoeg te beleven.

De meeste bomen en struiken gaan in oktober/ november in een lange winterrust. Ze wachten gelaten de lange winterperiode af om daarna in april/mei te gaan groeien en bloeien. Maar niet allemaal. Een paar soorten vinden dat veel te lang duren. Die willen zo snel mogelijk bloeien. Zonnige en niet te koude dagen in januari ? De hazelaar kan niet wachten en al gauw bengelen gele katjes in de wind. Soms al in december ! Vooral op plaatsen uit de wind. Wat later doet de els hetzelfde, maar de hazelaar is de meest ongeduldige boom van ons land en de eerste boom die bloeit.

De hazelaar is eenhuizig, de boom heeft mannelijk en vrouwelijke bloemen

Eenhuizig en tweehuizig

Twee begrippen uit de biologie. De hazelaar is eenhuizig. Een boom/struik is eenhuizig als de mannelijke en vrouwelijke bloemen aan dezelfde boom zitten. Dus man en vrouw onder één dak, samen in één huis. Ook de els is eenhuizig, net als de eik.

Een tweehuizige boom heeft of mannelijke of vrouwelijke bloemen. De hulst is er een voorbeeld van. Alleen aan vrouwelijke hulsten komen mooie rode besjes. Koop in een tuincentrum dus geen mannelijke hulst ! Ook de hop, die veel in het Reestdal voorkomt, is tweehuizig. Hopbellen vind je alleen aan de vrouwelijke struiken.

Stuifmeelkatjes hazelaar: tussen de schubben zitten de meeldraden

Gele snottebellen; de mannelijke bloemen

Weer terug naar de hazelaar. Als je bij een bloeiende hazelaar staat vallen natuurlijk direct de gele mannelijke stuifmeelkatjes op. Die zijn erg dominant aanwezig. Al die gele sliertjes, ze worden ook wel snottebellen genoemd, hebben de taak om stuifmeel te maken, heel erg veel stuifmeel zelfs. De pollen moeten worden weggebracht door de wind en die wil niet altijd lekker meewerken. De wind is er gewoon niet, of waait een ongunstige kant op. Daarom is het beter om erg veel stuifmeel te maken. Raak een tak met rijpe meeldraadkatjes maar eens aan! Voor mensen met pollenallergie niet verstandig, toch eens proberen. Het gele poeder dat soms in wolken vrijkomt bestaat uit miljoenen en miljoenen mannelijke voortplantingscellen, die allemaal hetzelfde doel hebben: het bevruchten van een eicel. En die eicel bevindt zich in een vrouwelijke bloem. Alleen is de vraag, waar zijn die bloempjes?

Net als de hazelaar produceert de els ook erg veel stuifmeel

Pollen

Bij de mens zijn de vingerafdrukken uniek. Bij planten zijn dat de stuifmeelkorrels. Iedere plant/struik/boom heeft pollen met een eigen vorm en eigenschappen. Stuifmeelkorrels blijven in de bodem vaak goed bewaard. Archeologen maken daar dankbaar gebruik van. Door onderzoek op pollen in Drentse veentjes weten we dat de hazelaar vanaf 7000 v. Christus West-Europa veroverde. Leuk om te weten allemaal, maar stuifmeel gaat een heel andere betekenis krijgen als je er heel gevoelig voor bent. Als je immuunsysteem even niet doet wat het moet doen en je lijf op een heel irritante manier begint te reageren: pollenallergie. Een winterwandeling kan door het passeren van een bloeiende hazelaar uitlopen op een dag met veel snot en rode ogen. Gelukkig is er veel informatie over deze allergie en kun je er vaak wat aan doen.

vrouwelijke bloemen hazelaar.

Karmijnrode pluimpjes: de vrouwelijke bloemen

Even goed kijken naar de tak en de vraag is beantwoord. De vrouwelijke bloempjes zitten vaak aan dezelfde tak op korte afstand van de mannelijke katjes. Ze zijn erg klein, maar vallen op door hun karmijnrode fijn ingesneden stempeltjes. Het komt voor dat de vrouwelijke en mannelijke bloemen niet tegelijk bloeien. Dan is een andere hazelaar nodig om de vrouwelijke bloemetje te bestuiven. Alle hazelaars bloeien nooit tegelijk. Bestoven en bevruchte vrouwelijke bloemen groeien uit tot hazelnoten.

Hazelnoten 

Dat je van hazelnoten heerlijk gebak kunt maken weet bijna iedereen wel. Minder bekend is de hazelnootolie. Deze gele olie ( is niet goedkoop) kun je toevoegen aan salades, maar veel vaker lees je dat hazelnootolie geneeskrachtig is. Het bevat veel vitamines en is rijk

Boomklevers leggen wintervoorraden van hazelnoten aan.

aan ijzer. Het gebruik bevordert de galproductie en is erg goed voor de huid. Dit alles zal de dierenwereld een zorg zijn, die hebben hazelnoten in hun overlevingspakket zitten.

Verspreiden

In de vrije natuur worden hazelnoten door eekhoorns, gaaien, muizen en boomklevers als wintervoorraad verstopt. Gaaien doen dat vaak op open plekken aan de randen van het bos, precies de plek waar hazelaars graag staan. Natuurlijk worden die duizenden noten niet allemaal teruggevonden. Hazelaars staan dan ook vaak bij elkaar.

Vooral import 

Lang geleden vormde de hazelnoot voor de bewoners van ons land een belangrijk voedingsmiddel, getuige de resten van notenschalen die in terpen zijn aangetroffen. De hazelnoot is rijk aan vetten en eiwitten en goed houdbaar en was daardoor een geschikt voedingsmiddel in barre tijden. Aanvankelijk werden de noten in het wild verzameld. Historische bronnen maken duidelijk dat Karel de Grote rond 800 al gebood om te beginnen met de teelt van hazelnoten. In ons land worden wel hazelnoten geteeld ( zoals op dit biologische bedrijf), maar de hazelnoten voor de pasta van Nutella komen vooral uit Turkije, Chili, Italië en de Verenigde Staten. De hazelnootteelt in Italië is een ecologische catastrofe veroorzaakt door kunstmest en gif en in de andere landen zal het niet anders zijn.

“Een oprukkende monocultuur van oneindige rijen metershoge hazelaarstruiken in het gelid die de Italiaanse lapjesdeken van graanvelden, klaprozen, korenbloemen, ommuurde wijn- en olijfgaarden, heggen en bosjes, tabaksplanten, rondtrekkende schaapskuddes, moestuinen, oude kersenbomen en verweerd-oranje boerenhuizen bijna helemaal heeft uitgewist” Na het lezen van dit artikel uit 2022 koop je NOOIT  Nutella producten meer…….

Hazelaars staan vaak op plekken met veel licht, zoals bosranden.

Posted in Flora | Tagged , , , | Leave a comment

De es (steil) randen worden weer beplant

Tientallen meters esrand worden weer beplant in het Overijsselse deel van het Reestdal. Goed voor de biodiversiteit en een verrijking voor het kleinschalige beekdallandschap.

Veel mensen denken bij het woord es aan die inheemse boom met zijn mooie gitzwarte knoppen. Maar het woordje heeft nog een andere betekenis. In het boekje Leestekens in het landschap ( uitgegeven door Landschapbeheer Nederland) staat de volgende omschrijving: “Een es is een oud bouwland, dat in gebruik is bij verschillende boeren.” Voor het Reestdal geldt deze omschrijving niet helemaal. De essen werden niet door veel boeren gebruikt, daarvoor waren de bouwlandjes te klein. Grote uitgestrekte essen, zoals die in Drenthe aan de randen van de brinkdorpen voorkwamen, kent het Reestdal niet.

Kleine es met mooie steilrand op de grens van het beekdal

Kleine akkertjes

Tijdens de laatste ijstijd worden vanuit het vlakke dal van de Oervecht hoge zandkoppen ( ook wel dekzandruggen genoemd) opgestoven. Het veenbeekje de Reest is hierdoor gedwongen al meanderend een weg door het landschap te zoeken. Scherpe bochten ontstaan, ze zijn nog steeds kenmerkend voor de loop van de Reest. De ontstane zandruggen zijn lang, smal en veel ruimte hebben ze niet. Als in de Middeleeuwen de eerste boeren voorzichtig proberen om in het kletsnatte beekdal een bestaan op te bouwen,

Buurtschap Den Kaat bestaat uit drie boerderijen.

ontstaan op de zandruggen kleine bouwkampjes (akkertjes). Ze worden ook wel eenmans-essen genoemd. Te klein voor een hele boerengemeenschap, maar wel ruim genoeg voor een paar boerengezinnen. Op veel plekken in het Reestdal ontstaan kleine buurtschappen (esgehuchten) van twee, drie of hooguit vier boerderijen. De hooggelegen essen zijn geschikt voor het verbouwen rogge, boekweit, misschien ook huttentut. De lage landen langs de Reest leverden kruidenrijk hooi.

Struweel met stekels

De randen van de essen worden door de boeren beplant met stekelig struweel om het vee of het wild uit de akker te houden. Deze esrand of eswal bestaat dan vaak uit meidoorn, sleedoorn, hondsroos ,Gelderse roos, braam, els, vlier, eik e.d. De beplanting heeft nog een andere taken: erosie ( afkalving) van de steilrand voorkomen. Het verschil in hoogte

Eerst de humusrijke bouwvoor, daaronder het gele dekzand

tussen de es en het natte beekdal is vaak groot en steil. Invloeden van wind en ( hoog) water kan een es langzaam doen ondermijnen. Wortels van struiken zorgen voor meer houvast in de bodem. In het verleden zijn veel zandkoppen afgegraven. Geel dekzand is populair en er is altijd wel ergens behoefte aan zand. Beplante esranden leveren in die tijd ook geriefhout. Brandhout, hout voor gereedschap of voor het maken van een hek bijvoorbeeld. Begroeide esranden hebben geen economische of agrarische functie meer. Wel een ecologische : het zijn ideale verbindingszones voor plant en dier.

Esrand met bloeiende meidoorn op Den Huizen

Ze zijn er nog

De essen zijn nog goed herkenbaar in het landschap. Ze liggen vaak op de overgang van de lager gelegen natte en schrale hooilanden langs de Reest naar de flanken van het beekdal. Vaak zijn de akkertjes in de loop van de eeuwen ook opgehoogd door het gebruik van plaggenmest uit de potstal. Veel van deze kleine essen hebben daardoor een wat bolle vorm. Je kunt dat erg mooi zien als je op een es een gat moet graven, of met een grondboor een meter zand naar boven haalt. Eerst zie je een donkere humusrijke bouwvoor en daaronder het gele dekzand uit de laatste ijstijd.

Esrand op Rabbinge. De akker ligt hoger dan het beekdal rechts

Beheer

Een groot aantal essen is in beheer bij de beide provinciale landschappen (Drents Landschap en Landschap Overijssel). Tegenwoordig wordt er vaak winterrogge op verbouwd. Beide natuurorganisaties zien het belang van begroeide esranden. Zowel

Bloeiende sleedoorntakken

Landschap Overijssel als Het Drents Landschap werken aan herstel van deze karakteristieke landschapselementen. Een mooi voorbeeld  is het project “Eikenhakhout voor de toekomst”. In de winter van 2025 worden meer dan zesduizend (eiken) boompjes en bosplantsoen geplant op plekken waar hakhout en esranden nagenoeg verdwenen zijn. Op vijf locaties worden esranden weer beplant met inheemse meidoorn, sleedoorn, hondsroos, zoete kers, Gelderse roos, hazelaar, zwarte vlier, kardinaalsmuts en inlandse vogelkers. Het bijhouden van struweel vraagt wel om beheer. Om de zes jaar moet de haag worden afgezet of gesnoeid.

Vrijwilligers planten voor Landschap Overijssel esrand in op Den Oosterhuis

Biodiversiteit 

Het vaak ondoordringbare stekelige struweel van meidoorn, sleedoorn en braam, gecombineerd met andere soorten vormt een ideaal biotoop voor de fauna. Er is veel rust en veiligheid om er te nestelen, de biodiversiteit is groot ( insecten, kleine zoogdieren)  en juist daardoor is er veel voedsel aanwezig. Struwelen bieden broedgelegenheid aan vogels

De grauwe klauwier broedt graag in dicht struweel

als kneu, braamsluiper, heggenmus, spotvogel. Ook de vrij zeldzame grauwe klauwier zien we in het Reestdal in begroeide esranden. Diverse soorten kleine zoogdieren schuilen er, zoals egels. muizen en marterachtigen, maar ook amfibieën, zoals padden. Dagvlinders als landkaartje, bont zandoogje en bruin blauwtje zijn vaak langs struwelen op zoek naar voedsel en een plek om eieren af te zetten. In de nazomer hangen de begroeide randen vol met eetbare zaden en vruchten.

Zoogdieren zoals de das gebruiken de esranden als verbindingszone en voedselbiotoop

 

Posted in Geen rubriek | Tagged , , , , | Leave a comment

De eik van Dickninge in de winter

Even voorstellen

 Je kunt het geloven of niet, maar ik ben zeer vereerd. Ik mag iets over mezelf vertellen. En dat doe ik graag. Ik sta aan de rand van landgoed Dickninge en dagelijks geniet ik van een prachtig uitzicht over het dal van de Reest. Ik heb vanaf deze oude steilrand een mooie uitkijk over de es van Dickninge. Vaak zie ik wandelaars met bewondering naar me kijken. De keren dat ik ben gefotografeerd zijn niet te tellen!  Dat is ook logisch, want ik ben erg indrukwekkend om te zien. Mijn weerbarstige zware stam heeft een behoorlijke doorsnede en mijn takken zijn knoestig en grillig. 

Ik maak ieder jaar twee jaarringen: een brede in het voorjaar en een smalle in de zomer en herfst

Mijn wetenschappelijke naam is Quercus Sessiliflora, maar je mag ook wel gewoon wintereik zeggen. Mijn leeftijd? Dat weet ik zelf niet, ik ben in ieder geval ouder dan 100 jaar.  Ik heb in mijn leven veel meegemaakt. Om mijn leeftijd te bepalen heb je de dendrochronologie nodig, dat is de wetenschap die jaarringen van (oude) bomen bestudeert om zo de leeftijd te bepalen. Het mooie van ouder worden als boom, is dat er met steeds meer respect naar je wordt omgezien. Ik weet niet hoe dat in de mensenwereld gaat, maar om als monument bekeken en behandeld te worden geeft wel een goed gevoel.  

De beschreven eik als solitaire boom op de esrand

Beetje verloren 

Als je vanaf het tolhuisje de rand van de es volgt, zie je me al gauw staan. Ik heb geen buren, ik sta er een beetje verloren bij.  Verderop is het veel gezelliger, daar staan vier soortgenoten van me bij elkaar. Vroeger stonden hier veel meer eiken, die zijn gekapt en ik heb dus gewoon geluk gehad. Je kunt me ook makkelijk herkennen aan een grote lage tak aan de zuidkant van mijn stam. Misschien heb ik al die aandacht ook wel te danken aan mijn eenzame plek. Ik val gewoon op. Ieder nadeel heeft………………

vertakkingen van de luchtpijp Bron: Slingeland Ziekenhuis

Silhouet

Mijn silhouet, mijn profiel zal ik maar zeggen, kun je mooi zien als je naar me kijkt met een roodgekleurde winterse avondlucht als achtergrond. Er zijn mensen, die dan denken aan de bouw van een long. De zware stam lijkt dan op de luchtpijp, grote zware zijtakken vormen de bronchiën,  kleinere twijgen stellen de luchtpijptakjes voor. En om het verhaal compleet te maken : de knoppen aan het eind van de kleinste takjes lijken dan op de longblaasjes. In ieder geval is mijn kroon koepelvormig en is het verloop van mijn takken grillig.

Winterslaap

Een paar maanden geleden heb ik mijn bladeren laten vallen. En dat is maar goed ook. Bij lage temperaturen kan ik geen water meer uit de grond opzuigen. Dat zou betekenen dat al die duizenden bladeren die ik draag zouden uitdrogen. Daarom ben ik nu kaal en verkeer in rust. Nou ja, rust…. laat ik maar zeggen dat veel van mijn levensprocessen momenteel

Geelgors

erg traag gaan. Ik krijg vaak vogels op bezoek. Geelgorzen bijvoorbeeld hebben vanuit mijn kale kruin een prachtig uitzicht over de omgeving. Aan fotosynthese doe ik nu even niet.  Daar heb ik bladgroen voor nodig en dat ben ik sinds de herfst kwijt. Straks, in het voorjaar, krijg ik weer nieuwe blaadjes en ga ik weer een heleboel CO2 opnemen en zuurstof afgeven. Ik weet niet wat jij doet om de opwarming van de planeet tegen te gaan, maar ik lever mijn bijdrage !

 

eindknoppen eik

Knoppen

Je kunt aan me zien dat ik een eik ben door naar mijn knoppen te kijken! Mijn knoppen zijn bruin en er zitten altijd meerdere bij elkaar. Ze hebben geen steeltjes, zoals die van de zwarte els. Groter dan een centimeter zijn ze nooit. En let ook eens op mijn schors! Die is grijsbruin en heeft verticaal lopende groeven.

 

 

 

Posted in Eik van Dickninge, Geen rubriek | Tagged , | Leave a comment

Boerderijen in het Reestdal

Boerderij 't Ende op De Stapel met links de eikengaard

De schoonheid van het kleinschalige beekdallandschap aan weerszijden van de Reest hebben we aan de boeren te danken. Niet de agrariërs van nu, maar de boeren van (ver) voor de 20ste eeuw. Die hebben het beekdal ingericht. De ruige en kletsnatte natuur werd

Zandpad over Rabbinge

omgezet in hooilandjes, drinkpoelen, hakhoutbosjes, akkerland, houtwallen, zandpaden en boerenerven. Het Reestdal is nog niet zo lang bewoond. Pas in de middeleeuwen, zo rond het jaar 1000, gaan mensen zich vestigen in het beekdal dat op veel plekken nat en ondoordringbaar is. Op de hoge dekzandruggen kun je gaan wonen. Daar komt het water niet. Zo ontstaan de eerste kleine gehuchten, vaak niet meer dan drie of vier boerderijen groot. Veel ruimte is er niet. Denk aan Den Huizen, De Wildenberg, Den Kaat, Rabbinge, De Pieperij, De Bloemberg, Groot Oever,  enz.  Met het woordje “gehucht” doe je deze prachtige woonplekken te kort.  Een mooiere benaming is buurtschap. Eerst leefden mens en dier onder één dak, maar vanaf de 16de eeuw gaat dat veranderen. Dan ontstaat het hallehuis, een bouwvorm die je in ons land op veel plaatsen tegenkomt. Kenmerkend voor een hallehuis is de driebeukige indeling, een middengedeelte met aan weerszijden twee zijbeuken. En natuurlijk de lage zijgevel, vaak niet hoger dan de deur.

Het geld zat in de benedenloop 

Voordat we gaan kijken naar een aantal kenmerken van een Reestdalboerderij, moet wel eerst even opgemerkt, dat er grote verschillen bestonden/bestaan tussen de boerderijen in de bovenloop en de benedenloop van het beekdal. De boerenbedrijfjes in de bovenloop en

Boerderij bescheiden weggestopt in het groene Reestland

ook in de middenloop ( zo ongeveer van Dedemsvaart tot de Bloemberg) zijn vaak bescheiden en soms ook nog weggestopt in het landschap. Groene vaak bijna onzichtbare oases. In de benedenloop tot aan Meppel gaat  het de boeren vanaf de tweede helft van de 19de eeuw heel erg voor de wind. De Reestlanden worden door achterblijvend slib (na overstromingen) erg vruchtbaar en leveren hooi van prima kwaliteit. Boeren worden rijk van de export van boter en later ook van biggen. Waarom zou je bescheiden blijven als het geld tegen de plinten klotst ? De welvaart mag gezien worden, veel boerderijen krijgen prachtige voorhuizen met daaromheen in Engelse stijl aangelegde landschapstuinen.

Imponerend voorhuis met aangelegde tuin als symbool van rijkdom

Kenmerken: waar kun je op letten ? 

Let bij een wandeling of fietstocht eens op de boerderijen in het Reestdal. De mooiste en grootste staan dus vooral richting De Wijk en Meppel, maar ook in de middenloop vind je prachtige (kleinere) boerderijen op hele mooie locaties. Veel boerderijen hebben hetzelfde bouwplan en overeenkomstige kenmerken, zoals de volgende :

Eikengaard 

Veel boerderijen hebben nog een eikengaard.

De boerderijen zijn  opgebouwd  rond een serie achter elkaar geplaatste gebinten. Deze gebinten bestaan in het Reestdal vrijwel altijd uit eikenhout. Eikenbomen zijn in die tijd ruimschoots aanwezig. Ook voor kozijnen, vloeren en deuren wordt eikenhout gebruikt. Bij boerderijen worden ook eiken geplant om later hout te kunnen leveren. Deze eikengaarden zie je nog steeds bij grote boerderijen in het rijkere benedenstroomse deel van het Reestdal. Boerderij ’t Ende heeft bijvoorbeeld een mooie eikengaard, maar er zijn er veel meer. Let er maar eens op.

Staart

In de staart (rechts) van boerderij 't Ende zat het inmiddels gesloten infocentrum van Het Drentse Landschap

Natuurlijk veranderen boerderijen altijd van vorm en grootte. Dat heeft alles te maken met economische ontwikkelingen. Typerend voor de boerderijen van het Reestdal zijn de aangebouwd schuren aan de achterzijde. Ze worden er aangebouwd als de veeteelt zich gaat uitbreiden. Er is gewoon meer ruimte nodig. De schuren worden dan vaak verspringend aan de boerderij vastgemaakt, zodat de grote achterbaander nog kan worden gebruikt. Wordt een schuur nog verder uitgebreid, dan spreekt men van een “staart”.

Voor en achter

Het woonhuis onder de pannen, de deel onder het riet.

Doordat het hallehuis in vakken is opgebouwd ( dat kan door het geraamte van gebinten) is het aanbrengen van een scheiding tussen wonen en werken logisch. Vaak wordt een stenen muur tussen deze twee gedeeltes opgetrokken. Voorhuizen krijgen pannen, het achterste deel van de boerderij wordt met riet afgedekt. Aan de voorzijde van de boerderij is de boerin de baas. Ze doet de boomgaard, de groentetuin, de siertuin en ze gebruikt het bleekveld. In het werkgedeelte maakt de boer de dienst uit. Zij zit onder de pannen!

De boerderijen hebben nog meer kenmerken die makkelijk te ontdekken zijn.

Uilenbord. Niet alle boerderijen laten de kerkuil toe en stoppen het gat dicht.

Het uilenbord

Aan de achterzijde van de boerderij komt op veel plaatsen een uilenbord voor. Het dak loop daar dan niet door tot aan de nok, maar sluit ongeveer anderhalve meter lager aan op de constructie van het zadeldak. Hierdoor ontstaat een stukje achtergevel in de vorm van een driehoek. Door het uilenbord kan de kerkuil het gebouw binnenkomen. Vroeger was de uil vaak welkom. Nu niet altijd meer. Het voordeel van een uil in je schuur is de aanwezigheid van een muizeneter. Maar graanopslag komt in de schuur niet meer voor. En echt nodig lijkt de vogel ook niet meer. Toch zijn er veel eigenaren van schuren en boerderijen die kerkuil graag te gast hebben. Vogelsecties van regionale natuurbeschermingsorganisaties hebben tientallen uilenkasten opgehangen. Zo is de kerkuil weer een normale verschijning in het Reestdal geworden. Jammer is dat er ook uilenborden worden dichtgemaakt. Begrijpelijk is dat wel, want een familie kerkuil geeft veel troep. Je moet wel een beetje tolerant zijn.

Jonge kerkuilen worden vaak geringd.

Wanden van hout

Vroeger hadden veel boerderijen wanden van hout.

Houten gevels zijn vaak toegepast, Je ziet ze nog op veel plaatsen. Vooral bij achterhuizen, schuren en stallen worden ze aangetroffen. De ruwe planken worden “gepotdekseld” aangebracht en lopen meestal horizontaal. De planken bestaan meestal uit eikenhout. Dat is duurzaam en behoeft weinig onderhout. Bij andere houtsoorten wordt dan koolteer (mag nu niet meer) gebruikt om het hout te verduurzamen.

Baanderdeuren en mestdeuren

Baanderdeur in het achterhuis

Het achterhuis is toegankelijk door grote baanders (baanderdeuren). De deuren geven toegang tot de opslag- en werkruimte van de boerderij. Paard en wagen moeten er door kunnen. Karakteristiek zijn de achterhuizen met hun lage zijgevels en kleine mestdeuren of mestluiken. In de ruimte er tussen zijn vaak ijzeren stalraampjes aangebracht.

IJzeren stalraampje

Deze gevels ontstonden vooral de 19de eeuw als de potstal langzamerhand plaats maakt voor de “Hollandse stal” . De koeien komen netjes in de rij te staan met een brede goot voor de mest tegen de zijgevel aan. Door de aanwezigheid van een aantal kleine mestdeuren kan de mest snel uit de gruppe worden verwijderd.

 

Leilindes als Zonneschermen

Leibomen moet het felle zonlicht 's zomers temperen.

Je ziet ze tegenwoordig steeds meer:  leibomen. Nu vaak geplant als sierbomen, ze staan ook niet altijd aan de zuidkant van de woning. In het Reestdal zijn ze altijd aan de zonzijde van het woonhuis een normaal verschijnsel geweest. Vaak worden lindes gebruikt. Deze leilindes zorgen in een warme zomer voor enige verkoeling in het woongedeelte. Een duurzame soort luxaflex.

Een levensboom in het bovenlicht

Levensboom in het bovenlicht

Het bovenlicht is het raam dat zich boven de (voor) deur bevindt. De levensboom is geen typisch Reestdal ornament. In andere delen van ons land komt deze ook voor. De levensboom is vaak van gietijzer en meestal wit van kleur. De boom heeft een symbolische functie. Met zijn wortels in de bodem en de takken gericht naar boven kan hij worden gezien als een verbinding tussen hemel en aarde.

Rode beuk

In het rijkere deel van het Reestdal wordt in de tuin voor de boerderij een rode beuk geplant. Deze boom is een symbool voor de welvaart in het gebied. Inmiddels zijn veel rode beuken (of paardekastanjes) uitgegroeid tot kolossale bomen. Ze geven de boerderij meer uitstraling. Vooral in de buurt van De Stapel en De Wijk zijn hier mooie voorbeelden van te zien. Jammer is dat één van de oudste en mooiste beuken van het Reestdal aan de Stapelerweg sneuvelde. De ramp voltrok zich in februari 2022 tijdens de storm Eunice. Zonde ! Als een sfeer bepalende, karakteristieke monumentale boom verdwijnt doet dit pijn.

Prachtige monumentale beuk in de voortuin van de boerderij

Bakhuisje

Vervallen bakhuisje, inmiddels gerenoveerd

Bij een aantal monumentale boerderijen in het Reestdal staan ze nog: afzonderlijke gebouwtjes, waarin de boerin brood bakte. Het huisje had een dak van dakpannen, want een rieten dak was veel te vuurgevaarlijk. De hele boerderij zou er aan kunnen gaan!

 

 

Vanaf het dak van het bakhuisje heeft deze steenuil een mooi uitzicht

Tuin

In de groene ruimte rondom de boerderij draait het niet zozeer om schoonheid, maar om functie. Alle elementen moeten een doel hebben. De moestuin, de bleek, de fruitboomgaard, de leibomen, de eikengaard,  de mestbult. de siertuin, de drinkpoel, de bessenstruiken, de meidoornhaag,  alles heeft een taak. Het boerengezin is zo veel als mogelijk zelfvoorzienend. Zelf groente verbouwen , de boomgaard en bessenstruiken voor (klein) fruit, gebinten voor uitbouw van de boerderij uit de eikengaard, snijbloem uit de siertuin, enz.

Dahlia's als snijbloem in de boerentuin

Veel boerderijen hebben geen agrarische functie meer. Dat is jammer, de ziel verdwijnt dan uit het boerenlandschap. Nieuwe bewoners zouden eigenlijk bij de aankoop van hun

Tekening uit boek "Over de Reest". over de bebouwde cultuur in het Reestdal

nieuwe stek gratis het boek “Over de Reest” moeten krijgen. Hierin wordt vanuit historisch perspectief de gebouwde (boeren) cultuur beschreven. Anders gezegd: lees hoe vroeger de boerenerven in het Reestdal waren ingericht en misschien is het de moeite waard om je erf ook zo in te richten.

 

 

De schoonheid van het verval 

Verlaten boerderij

Leegstaande vervallen boerderijen, er stond er jaren eentje op De Bloemberg. Wat kan verval mooi zijn !  Een verlaten fabriek, loods, boerderij of nog mooier een ruïne, zijn locaties voor de Urban-fotograaf. Sfeervolle foto’s maken op plekken waar je vaak niet mag komen. De boerderij op de foto is helemaal in prachtige oude stijl opgeknapt.

 

 

Posted in Geen rubriek | Tagged , , , , , , | Reageren uitgeschakeld

Ooit lag het beekdal van de Reest onder dikke lagen veenmos

Lopend of fietsend ( wandelend zie je wel meer) door het Reestdal is er nauwelijks nog iets van te zien : veenmoerassen. Kletsnatte plekken met een ondoordringbare wildernis van bomen en struiken en/of verraderlijke venen waar je bij een misstap nooit meer uitkomt. Gelukkig (?) zijn die gevaarlijke oorden er niet meer. Wat wel weer leuk is, dat het Reestdal nog wat plaatsen kent waar de natuur nog een beetje op die van de  veenmoerasperiode lijkt.

Moerasviooltje: waardplant voor de zeldzame zilveren maan

Je vindt er nog planten die zich ,ondanks alle veranderingen in de loop van de tijd, konden handhaven. De namen zeggen genoeg: moerasandoorn, moeraskartelblad, moeraswolfsklauw, moerasvergeetmeniet, moerasspirea, moerasviooltje en moerasrolklaver. Allemaal typische Reestdalplanten. O ja, vergeet vooral deze twee insecten niet: de moerassprinkhaan en de moeraspendelvlieg.

Veenvorming in het Holoceen

Na de laatste ijstijd, het Weichselien, wordt het rond 9.000 jaar voor Chr. langzaam warmer op aarde.  De vorst verdwijnt uit de bodem en het grondwaterpeil stijgt. De periode waarin dit gebeurt heet Holoceen en duurt ongeveer 11.000 jaar. De poolkappen beginnen te smelten en als gevolg hier van stijgt de zeespiegel. ( Waar hebben we dit vaker gehoord…….) Rivieren kunnen steeds moeilijker hun water kwijt. Veel laaggelegen beekdalen worden natter en natter. Woekerend veenmos begint grote oppervlakten te bedekken.  Ook de wat hoger liggende (zand) vlaktes worden bedekt met veen. Dat proces gaat duizenden jaren door.

Hoogveen in de Engbertsdijksvenen

Tijdens excursies door de paar reservaten met levend hoogveen die we nog in ons land hebben ( Engbertsdijkvenen, Fochteloerveen en Bargerveen in het noorden) laten boswachters vaak even zien hoe goed veenmos water vast houdt en je hoort dan ook dat het veen elk jaar ongeveer 1 mm in dikte groeit. Dat is trouwens één meter veenpakket in 1000 jaar.  In het holoceen gaat dit proces duizenden jaren door. Het is dan ook geen wonder, dat de veenlaag een dikte kon bereiken van meer dan zes (!) meter.

Elzenbroekbos: lastig plek om een bestaan op te bouwen

Laagveen wordt hoogveen

Rond 6000 jaar voor Chr. is het Reestdal bedekt met uitgestrekte wilgenstruwelen, zeggenmoerassen en moerasbossen. Wat moet dat een prachtig landschap geweest zijn. We kennen het in ons land niet meer, misschien doen de ooibossen langs de grote rivieren er nog een beetje aan denken.  Of Schrapveen, het beekdalmoeras  tussen Nolde en De Paardenlanden, groeiplaats van allerlei zeggensoorten.

Later, rond 3000 voor Chr. zijn de zeggenmoerassen veranderd in elzenbroekbossen. De begroeiing van het Reestdal neemt verder toe en de afbraak van dood hout en bladeren ook. Deze ontwikkeling zet door. Het veen gaat boven het waterpeil uit groeien. Laagveen wordt hoogveen. Het hoogveen is niet meer afhankelijk van grondwater en bestaat vooral uit veenmossen. Grote delen van ons land verdwijnen onder een dik veenpakket. De Reest en andere veenbeekjes krijgen steeds meer moeite om water af te voeren. Hierdoor wordt niet alleen het brongebied steeds natter, maar ook de midden- en benedenloop. De Reest gaat steeds minder stromen en veel broekbossen verdrinken en sterven af. Grote zeggenmoerassen ontstaan.

Moerasbossen in het Holoceen

Veenmos

Veenmos is een kleine, primitieve sporenplant die in natte omstandigheden leeft en dikke kussens vormt. Veenmos groeit aan de bovenkant aan, terwijl het aan de onderkant afsterft. Zo ontstaat er een dikke laag dood plantmateriaal dat veen wordt genoemd. Door speciale water opnemende cellen werkt veenmos als een soort spons die het water metersboven het grondwaterpeil van de omgeving kan uittillen en regenwater kan vasthouden. Veenmos kan ook met gemak tien keer het eigen gewicht aan (regen)water opnemen. Door deze eigenschappen is veenmos niet strikt gebonden aan natte leefgebieden, maar kan het ook in drogere omstandigheden groeien: door water op te slaan creëert veenmos immers zijn eigen natte milieu. Zo is veenmos in staat geweest om grote delen van ons land te koloniseren. Voordat er op grote schaal veen werd afgegraven, bestonden Noord- en Zuid-Holland, Groningen, Drenthe en delen van Noord-Brabant vrijwel geheel uit door veenmos gevormd hoog- en laagveen.

Oprukkend veenmos vanuit de randen van een ven

Veenmos heeft nog een andere eigenschap: het verstikt alle planten en bomen in de buurt en is in staat om uit het beekdal te klimmen. In het Reestdal ontstaan uiteindelijk veenlagen met een dikte van 0,5 tot 2,5 meter. Op de flanken van het beekdal en ver daar buiten liggen dan veenpakketten van meer dan vijf meter dik ! Rond 800 voor Chr. breiden de hoogvenen zich explosief uit. Op grote schaal annexeert het veenmos rivier- en beekdalen. De Reest is dan een echte veenbeek, die vaak moeite heeft om water af te voeren. Het Reestdal is kletsnat en een verraderlijk moeras waar je niets te zoeken had.

In het veen heb je niets te  zoeken 

In de lange periode dat het Reestdal vooral bestaat uit moerassen is er van bewoning geen sprake. Ja, er worden op een paar plekken voorwerpen(bijl, krabber e.d. )gevonden, maar die moeten afkomstig zijn geweest van rondtrekkende jagers en verzamelaars. In de Nieuwe Steentijd ( begin rond 5000 v. Chr.)  ontdekken  jagers/verzamelaars het voordeel

De meeste dekzandruggen liggen langs de middenloop van de Reest

van de landbouw. Ze gaan op een vaste plek wonen en leren gewassen te verbouwen. De eerste boerenfamilies gaan wonen op de dekzandruggen langs de Reest. Archeologische vondsten langs de Reest maken dit duidelijk, al zijn het er niet veel.  Echter, het veen rukt op. Steeds minder plekken zijn geschikt om een bestaan op te bouwen. Waarschijnlijk woont rond 1000 v.Chr. geen mens meer in het dal van de Reest. Verjaagd door de dominante groei van de veenmoerassen. Bijna tweeduizend jaar is het stil in het Reestdal. Heel stil. En nat! Deze situatie zal tot aan de Middeleeuwen ( 500-1500) duren.

In de 13 eeuw stond op deze plek bij IJhorst het eerste kerkje in het Reestdal

Pas dan, heel voorzichtig, komen mensen poolshoogte nemen of het mogelijk is om in dat kletsnatte gebied een bestaan op te bouwen. In een gestaag tempo worden delen van het beekdal geschikt gemaakt voor een menselijk bestaan. De eerste boeren vestigen zich op de dekzandruggen. Een oorkonde uit 1176 vertelt dat de meeste zandkoppen aan weerszijden van de Reest rond De Wijk en IJhorst waren bewoond. Dat moeten dan de eerste vast bewoners van het Reestdal zijn geweest.

 

Posted in Algemeen, Vroeger en nu | Tagged , , , | Leave a comment