Update voor verdwenen eikenhakhoutcultuur in Reestdal

Landschap Overijssel gaat in het Reestdal op een aantal locaties het bijna verdwenen eikenhakhout herstellen. Met behulp van vrijwilligers worden in de komende (winter) maanden een paar duizend zomereikjes geplant.

Vergane glorie: eikenhakhout in verval

Het Reestdal is nog niet zo lang bewoond. Pas in de Middeleeuwen zien boeren mogelijkheden om in het kletsnatte beekmoeras een bestaan op te bouwen. Op de hogere dekzandruggen is het namelijk mogelijk een boerderij neer te zetten. Veel ruimte is er niet, de nederzettingen die ontstaan zijn erg klein,  hooguit twee of drie boerderijen. Kleine

Kleine es op dekzandrug

akkertjes (essen) worden net als de boerderij op dekzandruggen aangelegd. De randen van de essen worden beplant met meidoorn, sleedoorn en andere bomen en struiken, als ze maar dicht genoeg zijn om het vee te belemmeren om het gewas ( vaak rogge) kapot te trappen. De boer heeft voor heeft veel zaken hout nodig. Om aan die vraag te voldoen worden eikenbosjes aangelegd, vaak op de minst vruchtbare delen van de bouwlanden. Hij moet wel een jaar of twintig wachten voordat voor het eerst hout kan worden geoogst. Daarna worden de bomen om de tien tot vijftien jaar tot boven de grond afgezet. Als reactie hierop groeien de eiken met meerdere stammen uit. Hieraan kun je nu nog makkelijk een hakhoutbosje herkennen. In het Reestdal zie je behalve restanten van eikenhakhout ook nog plekken met essen- elzen- ,berken- en krentenhakhout.

Geriefhout gehaald uit houtwal of hakhoutbosje

Van brandhout naar olie en gas

Hakhout heeft onderhoud nodig. Dode bomen gaan er uit, voortdurend moeten nieuwe eikjes worden aangeplant. De eikenhakhoutcultuur is voor de boeren een belangrijk onderdeel van hun bedrijfsvoering. Hout voor de kachel, takkenbossen voor in het fornuis, rikkenpalen, hekken, gereedschap, allemaal dankzij de geriefbosjes. De hakhoutcultuur duurt tot halverwege de twintigste eeuw. De economische noodzaak van hakhout (brandhout) valt dan voor een groot deel weg.  Andere brandstoffen doen hun intrede: steenkool, butagas en gasolie. De belangrijkste oorzaak  ligt echter in de bodem van Groningen: aardgas. Vanaf de jaren ’60 gaat Nederland aan het gas. Relatief goedkoop,  we zitten met z’n allen op een enorme bel aardgas. De kachel stoken op brandhout raakt helemaal uit de gratie. Dat we 6o jaar later weer van het gas af moeten voorziet natuurlijk niemand.

Vrijwilligers halen Amerikaanse Vogelkers uit hakhoutperceel Carstenbos

In verval 

Veel geriefbosjes raken dan in verval. Het afzetten van de eiken gebeurt  niet of nauwelijks meer. In de jaren ’90 probeert Landschap Overijssel op een aantal percelen weer eikenhakhout te herstellen. Dat lukt redelijk, het levert mooi brandhout op voor de open haard of houtkachel. Met behulp van vrijwilligers worden er weer eiken afgezet. Er zijn echter percelen waar dat niet meer gebeurt. Daar worden eiken verdrongen door andere soorten, zoals de Amerikaanse Vogelkers of door woekerende braamstruwelen. Veel afgezette eiken blijken ook niet meer goed uit te lopen of worden steeds door reeën kaalgevreten. De droogte van afgelopen jaren maakt eiken kwetsbaar, soms sterven ze na een poosje af. De vraag is dan natuurlijk: laten we het zo of doen we een poging om hier en daar het eikenhakhout in het beekdal terug te krijgen ?  Landschap Overijssel kiest voor herstel. Opmerkelijk is, dat aan de Drentse kant van de Reest Het Drentse Landschap geen eikenhakhoutcultuur meer kent. Al jaren niet. Voormalige eikengeriefbosjes zijn hier uitgegroeid tot gevarieerd loofbos. Ook mooi.

Oud hakhoutperceel in het Vechtdal

Doel van dit project .

Een hakhout-of geriefhoutbosje kent een grote diversiteit aan soorten. Door een goed beheer zal deze variatie ontstaan (hakhout, besdragende en bloeiende struiken, open plekken). Deze variatie zal er voor zorgen dat dieren hierin goede nest- en schuilgelegenheid kunnen vinden, evenals voedsel. Verder zorgt het voor een verbindende structuur in het landschap, waarlangs dieren en planten zich kunnen verplaatsen. Het op een goede manier beheren van een hakhoutperceel draagt bij aan een aantrekkelijk landschap. Door overheersende soorten (Amerikaanse Vogelkers) te verwijderen, ruimte te geven aan aanwezige inheemse bomen en struiken als vuilboom, lijsterbes, hulst, krentenboom e.d. en jonge eiken aan te planten krijgt een hakhoutperceel na verloop van tijd weer het karakter en de soorten die de percelen eeuwen hebben gehad.

Hakhoutperceel waar weer jonge eiken worden geplant.

 

 

 

 

 

 

 

Esranden

Posted in Geen rubriek | Tagged , , | Leave a comment

Wel eens gehoord van huttentut ?

Huttentut klaar voor de oogst op de Onneresch

Een poosje terug liepen we in juli een etappe uit De Loop van de Hunze en passeerden we de Onneresch. Onnen is een Drents dorp en ligt tussen Haren en het Zuidlaardermeer. De es ligt ten zuiden van het dorp en is voor een groot deel (27 ha) in bezit van coöperatie Land van Ons, een burgercollectief dat landbouwgrond aankoopt om daar de biodiversiteit en het landschap weer te herstellen. Wat direct opviel was een uitgebloeid roodbruin gekleurd gewas. Ik had dit nog nooit gezien. Het leek wel wat op vezelvlas, maar toch was het anders. Gelukkig gaf een infopaneeltje het antwoord: het gewas droeg de naam huttentut, een wat komisch aandoende naam. De eerste ontmoeting met deze plant, in combinatie met het mooie verhaal van Land van Ons, maakte me wel nieuwsgierig. Wat is dit voor gewas ?

Oud cultuurgewas

Over veel (oude) cultuurgewassen is best veel informatie te vinden. Wil je meer weten over tarwe, gerst of boekweit, het internet staat bol van wetenswaardigheden. Voor huttentut geldt dat niet. Met een beetje geduld kom je toch wel boeiende informatie tegen. In ieder geval weten we dat huttentut zo’n twee- tot drieduizend jaar geleden al in West-Europa werd verbouwd. In goed bewaard gebleven veenlijken troffen archeologen resten van

De Deense Tollundman had huttentutzaden gegeten

huttentut aan. Een mooi voorbeeld is de vondst in 1950 van de Deense Tollundman. Die werd in zeer goed gebleven staat gevonden bij Silkeborg. Naar alle waarschijnlijkheid overleden rond 350 jaar v. Chr. ( bijna 2400 jaar geleden). In zijn maag werden voedselresten gevonden en geanalyseerd. Wat bleek ? Zijn laatste maaltijd bestond uit soep, gemaakt van groenten en ongeveer 40 verschillende zaden, waaronder gerst, lijnzaad en… huttentut ! Een onderzoek van de Universiteit Groningen over het leven op de terpen en wierden in Noord-Nederland ( periode ijzertijd tot Romeinse tijd) vertelt over akkertjes op terpen waar landbouw mogelijk was. Hierop werden granen, peulvruchten en oliehoudende zaden ( vlas en huttentut) verbouwd. Op de zandgronden werd huttentut verbouwd op raatakkers ( Celtic-fields) Rond het Drentse dorp Orvelte zijn een paar van deze met walletjes ommuurde akkertjes in ere hersteld. Leuk om te zien.

Raatakkertje bij het museumdorp Orvelte

Wat is het nut van huttentut ? Toepassing vroeger en nu

Het gaat vooral om de oliehoudende zaden. Grieken en Romeinen gebruikten de olie uit de zaadjes voor verlichting, maar ook als spijsolie. De gedroogde, dunne, ruwe stengels van de vlashuttentut werden gebruikt voor bezems en als dakbedekking. Er werden ook manden van gevlochten. Je leest ook dat de olie werd gebruikt als smeermiddel. Rond 1930 verdween de belangstelling voor huttentut. Het gewas verdween uit het boerenlandschap. Kool- en raapzaad namen de positie van huttentut in. Het plantje verwilderde, maar verdween nagenoeg uit ons landschap. Inmiddels komt de Camelina Sativa wel weer in de Nederlands natuur voor, waarschijnlijk als gevolg van de toenemende populariteit in de biologische landbouw en heeft het zich verspreid.

Huttentut uitgebloeid in een strook met akkerkruiden, zoals duizendblad

Zoals gezegd is huttentut bezig met een come-back. De teelt op de Onneresch is hier een voorbeeld van. Het aantal hectares met huttentut neemt toe. Een biologische boerderij in het Brabantse Teteringen ziet huttentut als belangrijk onderdeel van kringlooplandbouw. ( een poosje geleden nog een hot item in de politiek, je hoort er niemand meer over…) Nu zijn het niet meer de bezems en de dakbedekkingen als restproduct.  Als de zaden zijn geperst blijft organische massa over. Daar zit nog zo’n 30% eiwit in en is goed te gebruiken als krachtvoer voor koeien  en bodemverbeteraar. Alles draait vooral om de olie.

Huttentutolie wint aan populariteit

Huttentutolie

Na koude persing komt er een lekkere olie uit, waar niks aan toe wordt gevoegd. De olie heeft een prachtige kleur en ruikt ook erg lekker. De smaak is een beetje asperge- of nootachtig met een zachte boterige nasmaak. Anderen spreken over een amandelsmaak. Je kunt de olie op dezelfde manier gebruiken als olijfolie ( vooral in koude gerechten als salades, pesto, marinades en sauzen ). Huttentutolie is rijk aan Omega3-vetzuren en anti-oxidanten. Het wordt ook gebruikt tegen acne, de olie trekt namelijk snel in de huid. De olie is goed te vermarkten, de belangstelling groeit.

De plant

Huttentut wordt ook wel dederzaad, vlasdodder of vlasdotter genoemd. Het kwam als onkruid in vlasakkers voor. De Latijnse benaming is Camelina Sativa. Het is een kruisbloemige, familie van de kool en voelt zich

Huttentut- bloeiwijze en vruchtvorming

op arme of matig voedselrijke gronden goed thuis. Bij de groei neemt de plant erg weinig mineralen op, dus is bemesting niet nodig. Bovendien komen ziekten in het gewas niet of nauwelijks voor. Erg geschikt voor biologische landbouw. De bloei is rijk en geel. De eenjarige plant maakt veel nectar aan en trekt veel (wilde) bijen. Ook vogels profiteren van de huttentut, zaadeters zoals kneu, putter en vink zijn dol op de oliehoudende oranje gekleurde zaden die na de oogst zijn blijven liggen. In gunstige omstandigheden kan het gewas meer dan een meter hoog worden. Huttentut kan in april al worden gezaaid en heeft een groeiperiode van ongeveer 100 dagen.

Een gekke naam

Begin over huttentut en de mensen gaan vaak een beetje lacherig  reageren. Natuurlijk komt dat door de onbekendheid van het gewas, maar de naam doet natuurlijk ook wat komisch aan en de link naar “hottentottentent……..” is gauw gemaakt. Waar komt die naam vandaan? Daar zijn verschillende theorieën over. Zo zou er een relatie bestaan met het oude woord huttegetut, dat klein grut betekent. Maar wat is dan de link met klein ?

De olierijke zaadjes in de vruchtjes zijn er klein

Zijn het de hele kleine zaden ? Waarschijnlijker is dat de naam komt van het Duitse Huttenkraut, wat verwijst naar planten die groeien bij hutten of simpele woningen. Opgemerkt moet worden dat nergens op internet het woord Huttenkraut te vinden is. Nog een leuke theorie: de naam huttentut kan een verbastering zijn van het Middeleeuwse woord huttensate. Dat is een simpele woning. Vlak bij huis ( hut)  werd het gewas voor het winnen van olie verbouwd. Met een beetje etymologische fantasie kom je dan een heel eind…..

Ingezaaide stroken en bloeiende akkerranden op Den Westerhuis

Huttentut in het Reestdal

Sinds twee jaar wordt huttentut gezaaid in het Reestdal. Dat gebeurt op een hooggelegen es op Den Westerhuis, achter de begraafplaats van Oud-Avereest. Samen met Landschap Overijssel zaaien vrijwilligers van natuurwerkgroep de Reest  op deze plek stroken in met oude of onbekende gewassen. Infopaneeltjes vertellen de wandelaars over spelt, zomergerst, boekweit, zomertarwe, winterrogge, haver en dus ook over huttentut. Tussen de granen bloeien allerlei akkerkruiden. Soms zijn de gewassen moeilijk te ontdekken.  Het gaat in dit project niet om de oogst ( in de winter blijven alle gewassen staan) maar om biodiversiteit, educatie en beleving.

Huttentut zaaien op Den Westerhuis

In 2023 kwam het gewas slecht op. Het gortdroge voorjaar deed toen het gewas de das om. In april van dit jaar waren de omstandigheden gunstiger. Huttentut verlangt in de zaaiperiode veel vocht. De regen viel soms met bakken uit de lucht, dat vinden allerlei grassen ook heerlijk. Gevolg:  huttentut verloor de concurrentiestrijd met allerlei andere planten en je moest echt zoeken om het geel bloeiende plantje te vinden. Misschien gaat het volgende jaar weer een stukje beter…..

Posted in Landbouwgewassen in het Reestdal | Tagged , , , , , | Leave a comment

Heide is lastige natuur

Bloeiende struikheide op De Wildenberg /Reestdal

Heide: Lust of last ?

In augustus trekt de massa naar de paars bloeiende heide. De belangstelling is soms zo groot, dat je op sommige plekken in ons land kunt spreken van massatoerisme. Heide zien we als natuur, maar dat is het maar ten dele. Zonder ingrijpen raak je de paarse pracht namelijk kwijt. Heide is voor beheerders lastige natuur. Dit artikel maakt dit duidelijk. 

In Nederland komt niet veel heide meer voor. Slechts 2% van het oppervlak van ons land is nog bedekt met heide. Dat is wel eens anders geweest. Rond 1830 bestond 20% van het Nederlandse landschap uit heide. Na 1900 verdween er steeds meer ‘woeste natuur’. Nu is er nog maar heel weinig van over.

Zonder beheer neemt het bos de heide over

Lastige klus

De paarse vlaktes die we nog hebben moeten we behouden en koesteren. Net als de kleine heideveldjes, je zou ze bijna over het hoofd zien. Dat beschermen is makkelijker gezegd dan gedaan, want heide beheren is een lastige klus. Klaar ben je nooit. Heide mag je nooit met rust laten, in een paar jaar tijd nemen zaailingen van bomen en struiken de macht over en verandert het open landschap in een bos. Dat zou erg jammer zijn, want het ecosysteem van de heide kent een unieke flora en fauna, al staat dat ecosysteem wel onder druk. Vergrassing door neerslag van stikstof bijvoorbeeld is een groot probleem.

Vergrassing van de heide in het Drents/Friese Wold.

Heidebeheer gebeurt vaak grootschalig, met machines die voedselrijke bodemlagen verwijderen (plaggen) , of vennetjes herstellen. Heide wordt ook kort gehouden met een kudde schapen. Het is altijd vechten tegen successie. ( opeenvolging van plantengemeenschappen met bos als eindresultaat.) Een poosje niets doen en je komt jezelf tegen. Heide moet je voortdurend in de gaten houden, de natuur mag je hier slechts een beperkte vrijheid geven. Geef heide een vinger en het systeem pakt je hele hand. Of alle twee !

Heidebeheer met hulp van de schaapskudde met herder

Van bos weer terug naar heide

Natuurbeschermingsorganisaties zijn dol op deze moeilijke natuur. De laatste jaren is op veel plekken een groot aantal hectares bos gekapt. Doel van deze projecten: terugbrengen van het (half) open heidelandschap en het creëren van natuur met een grotere biodiversiteit dan de gekapte jonge en monotone bossen. Het eindstadium van successie

Ook op de Lemelerberg maakt een deel van het bos plaats voor heide

wordt de nek omgedraaid en het proces mag weer helemaal opnieuw beginnen, maar wordt wel in de kiem gesmoord. Bos worden mag niet meer. Het publiek ( wandelen op zondagmiddag) heeft het moeilijk met deze transitie. Waarom al die bomen gekapt ? Een begrijpelijke reactie, maar toch is het goed dat natuurbeschermingsorganisaties hun oren niet laten hangen naar het geklaag op sociale media. De overgang naar een half open landschap met heide, boomgroepen en struweel  brengt veel meer diversiteit aan flora en fauna dan een saai relatief jong dennenbos . Over een paar jaar hoor je niemand meer. Een mooi voorbeeld hiervan vind je op de Sallandse Heuvelrug, waar monotone soortenarme bossen plaats maken voor een gevarieerd heidelandschap. Ga maar eens kijken op De  Lemelerberg/Archemerberg of op Landgoed Beerze. Je kijkt je ogen uit.

Waarom heidebeheer ?

Heide is geen natuurlijk landschap. Natuurlijk in de zin van door de natuur ontstaan zonder invloed van de mens. Het heidelandschap is namelijk een product van menselijk handelen. Hoewel, ook niet helemaal. In de laatste ijstijd werden grote delen van ons land bedekt met een deken van dekzand. Toen de aarde opwarmde raakten de zandrijke vlaktes

Pioniersplanten op het kale dekzand

bedekt met pioniersplanten zoals heide. Later veranderde het landschap en ontstonden er bossen. In de prehistorie ( toen ook al) , werden bossen gekapt omdat er behoefte was aan landbouwgrond. Akkertjes werden aangelegd, maar de grond raakte al gauw uitgeput. Later in de middeleeuwen  werd vee ( vooral schapen) naar de woeste gronden geleid om daar te grazen. Aan het eind van de dag ging de kudde naar de potstal. Daar werden plaggen en organisch afval met de mest vermengd. Voordat het groeiseizoen begon, werd de mest uitgereden en over de akkers gestrooid. Dat gebeurde eeuwen achter elkaar. De akkers, ( ook wel essen genoemd) werden langzaam hoger en kregen een bolle vorm.

Oude schaapskooi Reestdal

Intensieve landbouw

In dit potstalsysteem stond vee ( runderen en schapen) in dienst van de landbouw. Mest was essentieel. Bij het vergroten van de landbouwgronden ( bevolkingsgroei) werd de behoefte aan mest ook groter en werden de schaapskuddes uitgebreid. Elke dag weer gingen de schapen de woeste natuur in om te grazen.

Stuifzand Aekingerzand - houtsnede van Drentse kunstenaar Siemen Dijkstra

Op veel plekken was door begrazing en plaggen de druk op het ecosysteem zo groot, dat de begroeiing verarmde en uiteindelijk verdween. Het (dek)zand werd niet meer door wortels vastgehouden en begon zich bij harde wind te verplaatsen. Stuifzanden ontstonden. Op andere arme en uitgemergelde grond kwam de heide als pionier juist weer terug.

Struweel en boomgroepen zorgen voor gevarieerd heidelandschap

Gevarieerd landschap

Denk nou niet dat het ‘ ledige’ landschap  alleen maar uit heide bestond. Stel, je wordt als wandelaar zo’n tweehonderd jaar terug geflitst in de tijd en je belandt in de woeste gronden van de 19e eeuw. Als natuurliefhebber loop je dan te kwijlen van genot. Naast heide, kom je ook vochtige laagtes tegen, kleine vennetjes en veenmoerasjes, boekweitakkertjes.  struwelen van braam en meidoorn, stuifzanden en bosjes. In de verte lonkt de rand van een beekdal met houtwallen, hooilandjes, boerderijen en schaapkooien. Wat een variatie in het landschap !

Heide werd ontgonnen en omgezet in landbouwgrond en staatsbossen

Kunstmest

Het potstalsysteem heeft heel lang geduurd. Pas aan het eind van de 19e eeuw, als kunstmest de mest uit de potstal overbodig maakt en goedkopere wol uit het buitenland komt, verdwijnen de schaapskuddes. Net als de heide, want die wordt omgezet in landbouwgrond of gebruikt voor de aanleg van bossen. Staatboswachterijen, keurig ingedeeld in vakken. Behalve de heide worden ook aangrenzende prachtige beekdalen ontgonnen. Deze karaktermoord op talloze beken en andere kleine loopjes zou nu half Nederland op de barricades doen belanden. Toen maakte bijna niemand zich er druk over. De tranen springen je in de ogen als je leest wat er toen allemaal weggeschoven is. Er bleven weinig beekdalsystemen ongeschonden. Gelukkig ontsprong de Reest  voor een groot deel deze alles vernietigende dans. Op de website Topotijdreis kun je zien hoe in de afgelopen 200 jaar het landschap veranderde in het aangeharkte land van nu.

Juffer gevangen in de tentakels van de zonnedauw

Je moet veel  moeite doen om de heide in stand te houden.

Was vroeger de heide onderdeel van het agrarisch systeem, nu heeft de paarse pracht een heel andere betekenis. Vereniging Natuurmonumenten bijvoorbeeld beheert in het Nationale Park Dwingelderveld het grootste natte heideterrein van West-Europa en heeft het daar behoorlijk druk mee. Om de heide vitaal te houden wordt heide die aan het vergrassen is machinaal geplagd .Plaggen deden de boeren vroeger ook,  al was dat wel handwerk. Op geplagde grond groeide al snel nieuwe heide. Niks bijzonders, want de bodem zit vol zaden.  Natuurmonumenten ziet na het plaggen van verruigde heide hetzelfde gebeuren. Struik- en dopheide komen terug, samen met een aantal andere soorten zoals klokjesgentiaan, moeraswolfsklauw en zonnedauw.

Bezoekers bij de nieuwe schaapskooi van Ruinen

Waarom zou je heide in stand moeten houden ?

Een logische vraag. In de eerste plaats hoort het heidelandschap bij Nederland, net zoals het veen- en rivierenlandschap. Het was ooit een belangrijke schakel in het boerenbedrijf van de arme zandgronden. Nu een landschap om te koesteren. Verder kent de heide een

Heikikker

bijzondere karakteristieke flora en fauna. Vaak wordt dan direct gedacht aan de adder, maar natuurlijk is er meer. In het steeds voller en drukker wordende Nederland wordt de behoefte aan ontspanning in de groene ruimte steeds sterker. Tijdens de Corona-periode is de Nederlandse natuur door veel mensen herontdekt. Heide is onder wandelaars, fietsers, gezinnen, natuurfotografen e.d. erg populair. “Een toeristische knaller van de eerste orde” (Het Oerboek blz 70/71 – Axel Wiewel). Niet alleen als in augustus de heide paars kleurt, maar als aan het eind van de middag de schaapskudde terug komt bij de schaapskooi wordt massaal genoten van al die thuis komende blatende grazers.  Heide mag dan moeilijke natuur zijn, we willen het kleine beetje aan paarse pracht niet kwijt.

Meer weten over de heide van vroeger ?

Albert Dragt uit Meppel overleed in 2012 op 82 jarige leeftijd was . Hij wist heel erg veel over de geschiedenis van het Reestdal. In dit interview vertelt hij over het belang van heidevelden voor de boeren in vroegere tijden.

Posted in Bescherming | Tagged , , , , , , | 2 Comments

Twee avonden bij de dassenburcht

De zomeravonden in juni en juli lijken eindeloos. De schemering laat lekker lang op zich wachten. Voor dieren die van de duisternis houden misschien niet de meest favoriete tijd van het jaar. De nachten zijn kort en in die uren moet het allemaal gebeuren: wakker worden en op zoek naar voedsel. Nachtdieren hebben het grootste deel van het jaar de wereld voor zich alleen. Menselijke activiteiten, zoals wandelen en fietsen, vinden in principe niet in de duisternis plaats. In de natuur overheerst dan de rust.  De rumoerige en vaak alles verstorende tweevoeter is er even niet. Dan is het de hoogste tijd voor o.a. boommarter, vos, ree, haas, konijn en natuurlijk het nachtzoogdier bij uitstek: Meles Meles, in gewone taal: de das.

De das is een nachtdier

Een das zie je bijna nooit

De kans om als wandelaar een das te zien is niet groot. Overdag liggen dassen onder de grond ( soms diep) veilig in hun burcht te slapen. Na een nachtelijke voedseltocht waarin ze alles wat eetbaar is naar binnen hebben gewerkt, ( het zijn echte  alleseters) komen ze rond zonsopgang, vaak ook later, moe (?) en volgevreten terug bij de burcht om vervolgens in één van de vaak vele pijpen van de burcht te verdwijnen.

cameraval bij een dassenburcht

Cameravallen

De das voelt zich in het Reestdal goed thuis. Zowel aan de Drentse als de Overijsselse kant van de Reest liggen bewoonde dassenburchten. Om te ontdekken hoe groot de populaties zijn kun je twee dingen doen: cameravallen ophangen en posten. De eerste methode heeft de voorkeur, want je verstoort de dassen niet. De beelden leveren vaak erg veel informatie over gedrag en de samenstelling van de dassenfamilie, als er tenminste sprake is van een groep. Soms is de burcht zo onoverzichtelijk, dat je beter op afstand kunt gaan posten. Je hebt dan overzicht over de hele burcht en als je uit de wind zit hebben dassen je niet door.

twee spelende jonge dassen bij de burcht in 2023

Dassenwerkgroep

De natuurwerkgroep de Reest heeft een dassenwerkgroep en daar maak ik ook deel van uit. We houden ons bezig met de monitoring van dassenburchten in het Overijsselse deel van het Reestdal. Het werkgebied ligt ruwweg tussen Dedemsvaart en Groot Oever, daar waar de gemeentegrens loopt tussen Hardenberg en Staphorst.

Posten

Ik ga twee avonden posten bij een burcht waarvan we niet precies de samenstelling van de familie weten. Op camerabeelden hebben we in ieder geval zeven dassen gezien, waarvan drie of vier jongen of jaarlingen. We weten ook dat vorig jaar in deze burcht vier jonge dassen zijn geboren, waarvan er één is dood gegaan. Gewoon op afstand kijken gaan kijken dus. En geduld hebben.

Avond 1

Het is 19.00 u. Bijna windstil, soms nog een zuchtje wind uit het zuidwesten. Gistermiddag heb ik mijn camouflagetentje uitgevouwen en neergezet aan de noordzijde van de burcht. Het tentje staat verdekt tussen de struiken op een kleine 30

camouflagetentje

meter afstand van de burcht. Ik heb goed zicht op één van de twee of drie pijpen. Met een beetje geluk kiest een das deze uitgang om naar boven te komen. Dankzij de cameraval weten we dat de burcht bewoond is, maar eigenlijk heb je daar helemaal geen camera voor nodig. Er zijn sporen genoeg die je vertellen dat een burcht bewoond  is. Vers graafwerk bij de burcht, graafplekken met omgewoelde grond, belopen wissels, een latrine op afstand van de burcht, pootafdrukken en nog wel wat meer. Eenmaal gesetteld op mijn krukje komt de tijd van wachten. Ik heb een camera met telelens bij me. Het is altijd leuk om dassen te fotograferen, al is dat niet het hoofddoel van deze avond. De zon schijnt, er valt nog behoorlijk veel licht op de bosbodem. Een zanglijster zorgt voor muzikale afleiding, maar ik hoor ook een vink, een grote bonte specht en een aantal merels. Inmiddels hebben de muggen me ook weten te vinden. Dat is altijd wel een dingetje tijdens het posten. Vaak word je lek gestoken, ze prikken dwars door je donkere kleren heen. De burcht ligt vrij onopvallend in een loofbos met eik, lijsterbes, krent en hulst. De bodem is bedekt met varens, verder ligt er veel dood hout. Het bos is in beheer bij Landschap Overijssel en hier mag de natuur haar gang gaan. Ik heb toestemming van de terreinbeheerder om een camouflagetentje neer te zetten. Dat moet altijd, toestemming vragen aan de eigenaar van het natuurgebied.

Oudere bossen met veel dood hout leveren veel voedsel

Inmiddels is het 20.00 u en nog geen das te zien. We weten van de camerabeelden dat het volkje rond 20.30 u nog wel eens bovengronds wil komen. Ik ben dus alert. Om 20.15 u. zie ik beweging achter een hulst. Niet de favoriete pijp waar wat gebeurt, ik heb er niet zo veel zicht op. Twee dassen ! Meteen zijn ze weg, het bos in. Even later nummer drie. Ook direct weg. Toch een beetje vreemd dit gedrag. Meestal gaan dassen die boven de grond komen zich uitgebreid poetsen en krabben. Ze hebben overal jeuk en veel last van allerlei

spelende jonge dassen

parasieten. Deze drie hebben heel andere dingen aan hun hoofd. Ik denk dat dit drie jaarlingen zijn, de drie jongen van vorig jaar. Zonder moederdas kunnen ze prima op voedseltocht. Om 21.09 u. keert één das terug. Lijkt wat onrustig en verdwijnt in de burcht. Direct erna: vier dassen in beeld. En weer naar binnen. Waardoor die onrust ? Dat kan niet van mij zijn. Het is windstil en ik zit uit de wind. Ik weet, ze hoeven maar een paar geurmoleculen mens te ruiken of ze zijn weg, maar dit moet een andere oorzaak hebben. Rond 21.30 u. gebeurt er verder niets. Het is nog lang niet donker, maar ik laat ze met rust en loop zo stil mogelijk noordwaarts weg van de burcht.

Al vroeg op de avond boven de grond

Avond 2

Het is 19.30 u. Geen zon vanavond, wel weer veel muggen. De wind is ook gedraaid, komt nu uit het noordoosten, al is ie nauwelijks merkbaar. Wachten in mijn schuiltentje is zinloos, die staat aan de noordkant van de burcht. Ik nestel me aan de zuidwest kant van de dassenwoning, op een 25 meter tussen krentenboompjes. Ben wel benieuwd hoe lang er genoeg licht is om een paar leuke foto’s te maken. De camera heeft mogelijkheden genoeg om bij weinig licht allerlei aanpassingen te doen ( ISO, sluitertijd, diafragma) maar het zou toch wel erg sympathiek zijn als familie Das vanavond een beetje op tijd naar boven wil komen. Misschien is de honger en de jeuk door teken, mijten en vlooien zo groot dat ze daar beneden staan te springen om wat vroeger dan anders de donkere kamers van de burcht te verlaten. Maar voorlopig is het rustig. De zanglijster is ook weer actief, andere vogels laten zich niet horen. In de verte blaft een hond. Verder is het stil.

zicht op de burcht

Het zicht op de burcht is vanaf deze plek beter, al staat een groepje varens een beetje in de weg. Het is 20.00 u. Een half uur lang gewacht. Door zitten op het krukje en staan steeds af te wisselen is het prima vol te houden. Zouden er claustrofobische dassen zijn?  Je moet je toch wel heel erg opgesloten voelen daar in het donker, meters onder de grond ? Dat soort dingen ga je bedenken als je zit te wachten op dingen die  misschien helemaal niet gebeuren. Wordt dit zo’n avond ? De wind is nu helemaal gaan liggen. Geen takje beweegt. Gunstig. Als er nu een das uit de burcht komt is dat vroeg. Al zijn het dieren van de nacht, ze zijn in gedrag onvoorspelbaar. Zeker, als er jongen in de burcht zitten, die willen naar boven om te rennen en te spelen. Ik heb dit nog niet opgeschreven of….. de eerste das ! Het is 20.02 u. Heel rustig is het dier bezig met zijn (of haar vacht. Een krabbende das is een prachtig gezicht. Het verzorgen van de vacht is een belangrijk ritueel. Deze das neemt er de tijd voor. Ik maak een paar foto’s. De das reageert heel even op de klikjes, kijkt mijn richting op, maar gaat al gauw weer door met de broodnodige lichaamsverzorging om na vijfminuten weer in een pijp te verdwijnen.

De pijp ligt in de schaduw en schemering van een hulst en een paar krentenbomen. Dat maakt deze burcht ook onopvallend. Was dit net de moederdas die even ging ruiken of de kust veilig was ? Om de familie te melden “ kom maar naar boven, niets aan de hand?” Het lijkt er wel op. Om 20.10 u. zie ik twee dassen. Eén gaat er direct vandoor. Misschien de eerste die ik zag ? Even later tel ik er vier !  Voortdurend op een kluitje. Veel stoeien en bijten. Dit zijn jonge dassen, die herken je aan dat speelse gedrag. Zijn het de drie jaarlingen weer, die ik de eerste avond zag ? Die gingen direct weg. Deze jonge dassen blijven een poosje bij de burcht klieren. Misschien toch jongen van dit jaar ?  In juli/augustus wordt het lastig om eerste- en tweedejaars jongen uit elkaar te houden. Dan moet je letten op gedrag en de rol van moederdas. Na tien minuten zijn ze alle vijf weg. Ze hebben me niet gezien en geroken. ( dassen zijn bijziend, ze ruiken heel erg goed)

Nog een half uur blijf ik op de burcht uitkijken. Het blijft stil op en rondom de burcht. Of er nog meer dassen in de burcht zitten? Misschien, maar daar kom je achter door het ophangen van een cameraval. Het is nog steeds bewolkt, langzaam begint het een beetje schemerig te worden. Tijd om de bosfauna met rust te laten. In noordelijke richting loop ik het bos uit. Wat een prachtige avond !

 

Posted in Fauna | Tagged , , , | Leave a comment

De groeiende populariteit van boekweit

Ook zo begaan met de achteruitgang van de biodiversiteit in ons land ? Of met het verdwijnen van talloze insectensoorten ?  Heb je zin om hier iets aan te doen, ook al is je bijdrage erg klein? Heb je een tuin ? Misschien een groentetuin? Of nog mooier:  een heleboel ruimte om je huis ? Dan ligt hier je kans !  Zaai  dan in de periode mei tot juli/begin augustus boekweit op een plekje waar je toch niet zoveel mee doet.  Je  doet de insectenwereld een groot plezier door dit rijk bloeiende gewas te zaaien. Boekweit is (nog) niet overal te koop, maar een beetje online rondkijken en je kunt het zo bestellen. 

Waar kun je tijdens een wandeling door het Reestdal boekweit zien ? 

Tegenwoordig op steeds meer plekken, maar vooral rondom Oud-Avereest.  Samen met Landschap Overijssel zaait natuurwerkgroep de Reest (Dedemsvaart/Balkbrug)  ieder voorjaar stroken met granen, boekweit, akkerranden en natuurakkers in. Op een mooie bolvormige es (  langs het graspad dat van de begraafplaats richting Den Westerhuis loopt) kom je dit tijdloos paradijsje tegen. Infopaneeltje vertellen je o.a, over spelt, huttentut, zomertarwe, natuurakkers en natuurlijk boekweit. Let op warme  zonnige dagen eens op het insectenleven dat door de nectar en het stuifmeel van het wit bloeiend gewas en andere bloeiende planten wordt aangetrokken.

Strook boekweit in bloei (rechts) naast bloemrijke akkerrand op Den Westerhuis

Boekweit wint aan populariteit 

Als je fietsend en/of wandelend goed om je heen kijkt zie je een positieve kentering in het beheer van bermen en akkerranden: ze worden kleurrijker. Hadden nog niet zo lang geleden veel bermen een grasmat die de vergelijking met die van stadion De Kuip kon doorstaan, nu zie je steeds vaker bonte niet (of laat) gemaaide bermen met klaproos, margriet, kamille, slangenkruid en nog veel meer. Vaak vind je tussen die rijkbloeiende kruiden ook boekweit. Nog beter: veel gemeenten gaan over tot ecologische bermbeheer. Niet zaaien, maar door verschraling ( maaisel afvoeren)  bloemrijke bermen ontwikkelen. In de biologische landbouw neemt boekweit vaak een belangrijke positie in.  Van de oogst van  boekweitgrutten (zaadjes) maak je prima pannenkoekmeel, bloeiende boekweit trekt enorm veel insecten. Zie reportage op RTVDrenthe.

boekweit zaadjes op de hand

Boekweit werd vroeger veel verbouwd 

 De wetenschappelijke naam is Fagopyrum, letterlijk vertaald: beuktarwe. In het Nederlands wordt tarwe ook wel weit genoemd. Dan is de naam boekweit snel verklaard.

In het midden van de 19e eeuw besloeg boekweit 8% van het landbouwareaal in ons land. In een reisverslag uit 1842 wordt een beschrijving van het landschap in de omgeving van Hardenberg en Uelsen gegeven:

Afwisseling van allerlei kleuren, golvende korenakkers, sneeuwwitte boekweitvelden, weidelanden, bosschen…………..”  Boekweit heeft in het verleden dus een grote populariteit gekend. Tijd voor een update !

Akker met boekweit bij molen Balkbrug

Boekweithoning 

Voor de “gewone” boeren was boekweit een uitkomst. Het gewas was makkelijk te verbouwen, als alles meezat. Het leverde meel op, dat geschikt was om er pap en pannenkoeken van te maken. Bovendien waren de bloemen erg rijk aan nectar en dat leverde boekweithoning op. Na de tweede wereldoorlog verdween het gewas snel van het toneel. Doordat de opbrengst van graangewassen als tarwe en rogge snel steeg, ging het met de boekweitteelt in ons snel bergafwaarts.

Boekweit heeft prachtige rode stengels

De plant

Boekweit is geen graan. De plant hoort bij de familie van de duizendknoopfamilie, net als perzikkruid en varkensgras. Het is een eenjarig gewas met een holle recht opgaande rode stengel,  die zich sterk kan vertakken. De bladeren zijn hartvormig. De wortel is een penwortel. De bloemen zijn wit tot roze en zitten in groepjes bijeen. Ze bevatten veel nectar en trekken daardoor veel insecten aan.

Boekweit in bloei in het Reestdal

Boekweit wordt gezaaid als de kans op nachtvorst voorbij is. De bloei kan al zes weken na het zaaien beginnen. De eetbare zaadjes zitten aan dunne steeltjes, die als ze rijp zijn, gauw loslaten. De vorm van de zaadjes lijkt erg op beukennootjes. Producten, gemaakt van boekweitzaden bevatten geen gluten. De plant voelt zich erg goed thuis op niet of matig bemeste losse grond. Omdat de plant een penwortel vormt moet de bouwvoor goed losgemaakt worden. Dat gaat tegenwoordig natuurlijk machinaal en heel makkelijk,  vroeger moest er op de akker flink diep geploegd worden. “Boekweit wordt verbouwd op paardenzweet” schijnt een veelgehoord spreuk te zijn geweest. Boekweit heeft een groeiperiode van ongeveer 3 maanden en is erg kwetsbaar. De plant is gevoelig voor nachtvorst, harde wind en slagregens of hagel. Er gingen in de vorige eeuw dan ook veel oogsten verloren. Boekweit werd toen ook wel “Jammerkoren” genoemd.

Boekweit zaai je in vanaf half mei met weinig kans op nachtvorst

 Teelt

Grote delen van noordoost Overijssel bestonden ooit uit zandgrond en hoogveen. Niet erg geschikt om er te wonen, want zandgrond was niet vruchtbaar en op het hoogveen kon je niets verbouwen. Het enige gewas, dat nog wat mogelijkheden had was boekweit. In het hoogveen werden greppels gegraven om het veen te ontwateren. Het materiaal uit de slootjes werd dan op de tussenliggende stroken gegooid en op een gunstig moment in de brand gestoken. Dit gebeurde na de winter in de periode van maart tot mei als de bovenlaag genoeg was ingedroogd. Er zijn historische bronnen, die melding maken van enorme veenbranden met rookwolken, die zo heftig waren, dat ze in de omgeving de zon verduisterden. Als de bovenste laag van het veen was verbrand en afgekoeld werd er boekweit in de vruchtbare as gezaaid. Toen het hoogveen in ons land verdween, bleef er van de boekweitteelt niet veel meer over, hoewel er ook op de hogere zandgronden nog wel boekweit werd verbouwd.

Toepassing in de keuken

Boekweitproducten werden vooral in de armere streken van ons land gebruikt bij het bereiden van gerechten. Van de gepelde zaadjes (de grutten) kon je pap maken. De grutten werden geweekt, gekookt en gecombineerd met karnemelk. Boekweitmeel was niet geschikt om er brood van te bakken, maar je kon het wel toevoegen aan tarwemeel. Het meel werd vaak gebruikt om er lekkere pannenkoeken van te bakken, maar dan ook weer in combinatie met rogge- of tarwemeel. Het werd ook gebruikt om balkenbrij en andere vleeswaren mee aan te vullen. Dan ging het vaak om kwalitatief minder vlees, zoals de kop of andere organen. Tegenwoordig zijn er nog steeds boekweitproducten te koop, op het internet is hier veel informatie over te vinden. Zo zijn er bedrijven die glutenvrije boekweitproducten leveren onder het SKAL keurmerk. (zemelen, grutten, meel,e.d.)Boekweitzaden worden ook in vogelvoer verwerkt.

Zaailingen van boekweit

Gezond

Eiwitten in onze voeding leveren belangrijke bouwstoffen voor het menselijk lichaam. Een eiwit is opgebouwd uit een groot aantal aminozuren, waarvan speciaal het aminozuur lysine de groei en instandhouding van het lichaam bevordert.  Bij granen bestaat een uitgesproken tekort aan lysine, boekweit daarentegen bezit een hoog gehalte aan lysine, terwijl de verdere aminozuur-samenstelling zo gunstig is dat het boekweit-eiwit een waarde heeft die bijna net zo groot is als die van de beste dierlijke eiwitten, zoals melk- en vleeseiwit. Het eiwitrendement van boekweit is veel hoger dan dat van granen.  Boekweit heeft ook als voordeel dat het glutenvrij en daardoor geschikt is voor mensen met glutenallergie. Boekweit is daarnaast  rijk aan belangrijke mineralen en andere gezonde stoffen zoals rutine. Van rutine is bekend, dat deze stof een versterkende werking heeft op de wanden van bloedvaten. Boekweit dus als belangrijk ingrediënt om je lijf gezond te houden. Natuurlijk is er veel blablabla en allerlei onzin te vinden op talloze gezondheidssites, maar de gezonde eigenschappen van boekweit worden zo vaak door geloofwaardige instituten genoemd, je kunt er van uit gaan dat het allemaal klopt

De kneu houdt van boekweitzaadjes

Eerst de bijen, dan de vogels 

Sinds de alarmerende berichten over de achteruitgang van de insecten is het inzaaien van bloemrijke akkerranden en natuurakkertjes populair. Zoals eerder vermeld, ook op het gebied van bermbeheer gaan we in ons land de goede kant op. Het is niet zeker of dit alles direct effect heeft, maar stilzitten is ook geen optie. Van boekweit is bekend dat het veel nectar en stuifmeel produceert. De plant trekt veel bijen, vlinders en zweefvliegen. Als boekweit uitgebloeid is moet je het laten staan. De zaadjes vallen op de grond en de plant vergaat. In de herfst en winter zal de boekweit veel zaad etende vogels trekken: putter, vink, kneu, groenling ,enz, je doet ze er een groot plezier mee ! En  vergeet de kleine zoogdieren ( muizen bijvoorbeeld) niet.

Ook in de groentetuin 

Heb je een groentetuin, zaai daar dan in het voorjaar/de vroege zomer een paar m2 meter boekweit. Goed voor de biodiversiteit in de tuin. Zweefvliegen en bijen die op de bloeiende boekweit afkomen helpen je ook bij de bestuiving van tomaten, bonen, courgette, komkommer en nog veel meer.

Boekweit in de groentetuin

 

 

Posted in Akkerbouw | Tagged , , , , , , | 1 Comment

Klaprozen bij een oorlogsmonument

Klaprozen bij een oorlogsmonument

Op Den Kaat, aan de  Overijsselse kant van de Reest, staat langs een verhard pad vlakbij een boerderij, een bijzonder monument. Het herinnert de wandelaar aan een heftige gebeurtenis uit mei 1943. Op deze plek stortte een Canadese Halifax bommenwerper met 7 bemanningsleden neer. Dit drama had veel groter kunnen zijn. De piloot wist te voorkomen dat het brandende toestel op het dorp Balkbrug terecht kwam.  Vorig jaar op 14 mei 2023 was het precies 80 jaar geleden dat dit gebeurde. Als eerbetoon aan de helden van toen ( drie jonge mannen kwamen om)  werd op de bewuste plek een  monument onthuld. 

Symboliek

Klaprozen hebben een link met de eerste wereldoorlog

De klaprozen bij het monument hebben een symbolische betekenis. Dit heeft te maken met de Eerste Wereldoorlog. (1914-1918) De papaverbloem staat in het Verenigd Koninkrijk, maar ook in veel andere landen, symbool voor de Eerste Wereldoorlog, omdat ze veelvuldig bloeiden op de slagvelden in Vlaanderen waar duizenden mannen hun leven verloren. De klaproos ( poppy) is sinds die tijd een symbool van herdenking en staat voor de mensen die in conflicten zijn omgekomen.

Een uitgebreid verhaal over de bijna ramp van 13 mei 1943 vind je hier op de website van de Historische Vereniging Avereest.

 

Posted in Vroeger en nu | Tagged , , | Leave a comment

Iedereen wordt vrolijk van de margriet

Van margrieten word je vrolijk

Wat maakt deze plant zo populair? Is het de kleur, dat prachtige wit van al die lintbloempjes met die honderden kleine gele buisbloempjes in het hart van de bloem? Ze zijn erg geschikt om te plukken en op de vaas staan ze prachtig. Is dat het ? Of associëren we de bloem met de zon? Zou allemaal best kunnen. In ieder geval is er veel bekend over de margriet en veel mensen genieten er van.  Een leuk informatief verhaal over de plant vind je op graszaaddirect.nl

Akkerranden

Op Den Westerhuis en in de buurt van Oud-Avereest staat een aantal akkerranden prachtig in bloei. Ze worden gedomineerd door talloze bloeiende gewone margrieten. De randen zijn in 2023 ingezaaid door vrijwilligers van natuurwerkgroep de Reest i.s.m. Landschap Overijssel.Vorig jaar was de kleur geel. Dat kwam door de bloei van gele ganzenbloem en gele kamille. Nu is het allemaal wit wat de klok slaat. Ook al bloeien margrieten lang, steeds meer andere planten zullen zich straks laten gelden. Het is erg boeiend om de ontwikkeling in akkerranden te volgen.

Bloeiende akkerrand op Oud-Avereest/Reestdal

Niet zo kritisch

Margrieten zijn niet erg kritisch op hun standplaats. Van veel nattigheid houden ze niet, ook van een te zure bodem moeten ze weinig hebben, net als bemeste grond. In het moderne agrarische landschap kom je margrieten niet al te vaak tegen. Waar ze wel graag groeien ? Denk dan aan graslanden, akkerranden, begraafplaatsen, ruigtes, (loof)bossen, tuinen natuurlijk, maar vooral op plekken waar veel zonlicht komt. Margriet is een echte zomer- en zonneplant.

gedeukte gouden tor op margriet

Insectenplant

Margrieten zijn erg nuttig in het ecosysteem, want ze trekken veel insecten. Bijen, zweefvliegen, kevers, hommels, dag-en nachtvlinders zie je op zomerse dagen van bloem naar bloem vliegen. Insecten hebben het in ons land moeilijk. In Nederland  komen meer dan 300 soorten zweefvliegen voor. Ze spelen een belangrijke rol in het bestuiven van allerlei planten. ( denk ook aan voedselplanten als tomaten, boontjes, komkommers, aardbeien, enz.) Meer dan 140 soorten worden bedreigd of zijn al verdwenen.

Nederland is kampioen in het verliezen van flora en fauna 

De oorzaken van dit verlies aan biodiversiteit zijn al lang bekend: gebruik van pesticiden, versnippering van het landschap, verdroging, stikstofdepositie, verdwijnen van biotopen door woningbouw en uitbreiding infrastructuur zijn de belangrijkste oorzaken. De wetenschap komt al jaren met alarmerende berichten over deze catastrofe, maar vindt nauwelijks gehoor. Dat Nederland Europees kampioen biodiversiteitsverlies is lijkt de samenleving nauwelijks te raken. De landelijke overheid is ook nog kampioen in besluiteloosheid, terwijl het de boerenlobby’s ( zie plannen EU) voortdurend lukt groene ontwikkelingen tegen te houden en te traineren. Zo werd binnen de EU het gebruik van glyfosaat weer voor de periode van 10 jaar toegestaan en het plan om voor 2030 het gebruik van bestrijdingsmiddelen met de helft te verlagen is inmiddels ook van tafel. Conclusie: een beter insectenbiotoop moet beginnen bij je zelf!

Neem zelf initiatief

In de buurt samen een grasstrook veranderen in een bloeiende rand.

Wacht niet tot er eindelijk iets van bovenaf wordt geregeld, maar neem zelf initiatief. Daar zijn heel veel mooie voorbeelden van. Boeren die akkerranden inzaaien of heel bewust op bepaald plekken niet maaien, waterschappen die steeds vaker dijken inzaaien met kruiden, (moes)tuinliefhebbers die inheemse akkerkruiden zaaien, gemeentes die steeds meer kiezen voor ecologisch bermbeheer, groepjes buren die samen een grasstrook omzetten in een bloeiende rand met margrieten, korenbloemen, klaprozen, kamille en nog veel meer. Daar word je dan net als een margriet in bloei weer vrolijk van.

Meer weten over de gewone margriet?

De biologie van de plant op Flora van Nederland 

De ecologie van de margriet op Ecopedia.be 

 

Posted in Flora | Tagged , , , | Leave a comment

Alle paardenbloemen hetzelfde ? Vergeet het maar !

April /mei zijn de maanden van de paardenbloem

In april en mei kleuren de graslanden geel van de paardenbloemen. Niet de hooilandjes langs de Reest, die bodem is veel te schraal en ook niet de zwaar bemeste graslanden van de agrarische industrie, nee het zijn vaak de landjes met een niet al te voedselrijke bodem. Planten van de gulden middenweg. De zuurgraad mag ook niet te hoog zijn en van hele natte grond houden paardenbloemen ook al niet. Het alternatief voor een bezoekje aan de Keukenhof of de bloembollenvelden in de NOP ? Je vindt de gele verwondering  om de hoek. Neem de benenwagen of stap op de fiets en geniet van al dat massale geel. Veel mensen zien de paardenbloem als een on-kruid, als een weinig bijzondere plant, ze lopen er aan voorbij en kennen de bijzondere eigenschappen van deze composiet niet. Ze moesten eens weten………….

Geneeskrachtig

Gelukkig hebben we in dit land bij klachten allemaal de huisarts en de apotheker achter de hand. Dat was vroeger wel anders. De apotheek heette natuur. Voor het bestrijden van

De paardenbloem is een composiet. Opgebouwd uit allemaal lintbloempjes.

allerlei kwaaltjes zocht je buiten in het veld of in het bos naar geneeskrachtige planten. Hekserij of kwakzalverij ? Nee hoor, gewoon een kwestie van kennis en ervaring en het doorgeven er van. Inmiddels zijn we veel van die kennis kwijt of lachen we erom. Wie weet nog dat het sap uit de stinkende gouwe helpt tegen wratten ? Dat een gekneusd blaadje van de smalle weegbree verzachtend werkt bij een muggenbult of wespensteek ?  Weinig mensen weten dat een veld vol paardenbloemen eigenlijk een eeuwenoud medisch handboek is  dat je kunt gebruiken bij leverkwalen, nierziekten, problemen met de galblaas en een moeilijke spijsvertering. Uitwendig kan een preparaat helpen bij eczeem en zweren. De werkende stoffen haalde men uit de wortels en het melkwitte sap, dat in de holle stengel zit. Meer weten over de geneeskracht van de paardenbloem ?

Eetbaar 

Wel eens sla bereid van jonge paardenbloemblaadjes ? Er zijn mensen die dat in deze tijd doen en zeggen dat het heerlijk en gezond  is en een beetje naar andijvie smaakt. Het wordt ook wel molsla genoemd.  Toch is niet de mens de grootste paardenbloem consument. Dat zijn de reeën, hazen en konijnen. Die zijn dol op de verse bladeren. “Konijnenbladeren” worden ze ook wel genoemd.

De lange penwortel van de paardenbloem

Stressbestendig 

Paardenbloemen raken niet zo gauw in paniek. Dat komt door hun sterke overlevingsdrang. Neem als voorbeeld een gemiddeld gazon. Daar vind je al gauw de bladrozetten van de paardenbloem. Daar zijn de meeste “gazonniers”  niet blij mee. In de eerste plaats concurreert de plant het gras weg en het is natuurlijk ook geen gezicht. Dus de maaimachine erover ! Wat blijkt al gauw ? De paardenbloem geniet van al dat geweld. Maaien of vertrappen, de plant lacht erom. Het enige wat effect zou kunnen hebben is het uitsteken van de lange penwortel. Maar vaak blijft toch nog een stukje wortel in de bodem zitten en een poosje later… ja hoor, daar ie ie weer ! Een doorzetter is het. Niet klein te krijgen!

tekening wortelstelsel paardenbloem

Een penwortel van meer dan 2 meter ! 

Haar leven lang was wetenschapper Lore Kutschera (1917-2008) bezig met het uitgraven van wortelstelsels. Dat veldwerk bestond vooral uit eindeloos en voorzichtig graven. Dag in, dag uit. Zo’n beetje alle gewassen en bomen wilde ze aan het licht brengen, van orchidee tot maisplant, van spar tot brandnetel. De wortelstelsels werden allemaal getekend door tekenaar-professor Erwin Lichtenegger (1928-2004). allemaal ware kunststukjes ! Bij het zien van de tekening van de paardenbloem val je bijna van verbazing achterover…. de penwortel kan een lengte hebben van meer dan twee meter ! Paardenbloemen uit het gazon steken? Lijkt dus vrij zinloos, de wortel groeit gewoon vrolijk verder. De unieke collectie van ruim duizend tekeningen is door de WUR gedigitaliseerd en online gezet.

Alle nakomelingen zijn klonen van elkaar 

Paardenbloemen in het noorden en westen van Europa doen niet aan seks. De zaadjes  (hangend aan een pluisje) zijn ontstaan zonder het samensmelten van een eicel met een stuifmeelkorrel. De moederplant heeft ze zonder mannelijke bemoeienis gevormd en al die zaadjes die bij miljarden de lucht in worden geblazen hebben dus allemaal de eigenschappen van moeders.  In de biologie heet dit verschijnsel apomixie. Het zijn vaderloze nakomelingen. Identiek aan elkaar. Klonen worden ze genoemd. Het is moeilijk profileren in de paardenbloemwereld. Saaie samenleving eigenlijk.

De zaadjes hebben bijna allemaal de eigenschappen van de moederplant

Echter….  soms, heel soms vindt er toch een samensmelting van een stuifmeelkorrel en een eicel plaats. Het zaadje dat daaruit ontstaat is dan toch net weer iets anders. De plant die daaruit ontstaat is nog steeds een “gewone “paardenbloem, maar de echte doorgewinterde  paardenbloemkenner ziet het kleine verschil. Het kan de insnijding van de bladrand zijn, de kleur van het blad, de vorm van de steel e.d. Zo weten we nu dat in een bloemrijk weiland meer dan 60 microsoorten paardenbloemen voorkomen. Het aantal voor heel Nederland wordt geschat op 250 !

Meer weten ? De website Taraxacum Nederland weet er alles van.

De gele kwikstaart kleurt leuk bij het geel van de paardenbloem

Invloed vanuit het milieu

De variatie in paardenbloemen is ook groot omdat de milieufactoren per plant verschillend kunnen zijn. Denk hierbij aan de voedselrijkdom ( of armoede) van de bodem, concurrentie van andere planten, grondwaterstand e.d. Vergelijk maar eens een paardenbloem uit een voedselarm landje met die uit een matig bemest weiland  De eerste heeft veel smallere en dieper ingesneden bladen, en een kleiner bloemhoofdje. Ook de omwindselblaadjes, die als een kraag onder de het gele bloemhoofdje staan, zijn anders van vorm en kleur.

Kleine parachuutjes

Nog even over al die miljarden pluisjes die na de bloei van onze paardenbloemen de lucht in worden geblazen. Naturalis heeft er een mooie poster over gemaakt. De meeste zaden komen, ondanks hun mooie parachute, niet verder dan tien meter, maar een afstand van drie kilometer is ook waargenomen.

 

Het gaat niet erg goed 

Vanaf de laatste zondag in april 2020 wordt de “Dag van de paardenbloem” georganiseerd. Doel : meer aandacht is nodig voor deze plant, want ze komen in het boerenland en bermen steeds minder voor. Groene weilanden vol gele paardenbloemen (en lila pinksterbloemen), je ziet ze steeds minder.

paardenbloemen trekken veel insecten

Relatie tussen weidevogels en paardenbloemen. 

Paardenbloemen zijn belangrijk voor vlinders, wilde bijen, zweefvliegen en andere insecten. De bloemen leveren nectar en stuifmeel.  Een van de oorzaken van de achteruitgang van weidevogels is het ontbreken van eiwitrijk voedsel voor de jonge nestvlieders. Insecten dus. In bemest grasland verdwijnen de paardenbloem, de pinksterbloem en andere kruiden. Hetzelfde gebeurt in bermen die veel te vroeg en ook  veel te vaak worden gemaaid.  Voor jonge kieviten, grutto’s en scholeksters die zelfstandig hun voedsel moeten zien te vinden is er in het boerenland dus te weinig aanbod aan kleine beestjes waarmee ze hun maag moeten vullen. Ze verzwakken en gaan dood. Vaak wordt de schuld van het weidevogeldrama in ons land gelegd bij het eind van de voedselketen ( vos, kraai, ooievaar) en wordt er niet gekeken naar de problemen aan de basis van het ecosysteem: het ontbreken van kruiden in het grasland.

Een paar fototips : 

Fotografeer bloeiende planten bij voorkeur als het bewolkt is. Of gebruik je eigen    schaduw.

Ga door de knieën of ga liggen en fotografeer op bloemhoogte. 

Zorg voor een rustige achtergrond als je de bloem van dichtbij fotografeert.

Neem de tijd.

Meer info over paardenbloem en natuurfotografie.

 

Posted in Flora | Tagged , | 1 Comment

Dotterbloemen houden van kwelwater

Dotterbloemhooiland in het Reestdal

Honderd jaar geleden was half Nederland in april knalgeel van de dotters. Het grootste deel van onze graslanden, dan hebben we het over honderdduizenden hectares, was schraal en meestal erg vochtig. Vaak werden de dotterbloemen in mei opgevolgd doorbloeiende veldzuring, echte koekoeksbloem, moerasrolklaver en ratelaar. De dotterbloemhooilanden werden in het voorjaar niet beweid. Het was er te nat. Van deze graslanden is nog ongeveer 1% over. Dotterbloemen zijn niet algemeen meer. In intensief bewerkt grasland zul je ze niet aantreffen. Dotterbloemen houden niet van een plek met een lage grondwaterstand en bemeste grond. Een huwelijk tussen de hedendaagse agrarische bedrijfsvoering en de dotterbloem zal snel uitlopen op een mislukking.

In natuurterreinen 

Nee, om dotterbloemen te kunnen zien moet je naar natte vrij schrale hooilandjes en dan kom je in dit land al gauw in natuurreservaten terecht. In het Reestdal bijvoorbeeld bloeien dotters vrijwel alleen in terreinen van Landschap Overijssel en Het Drentse Landschap. Mooie dotterbloemhooilanden tref je aan achter het kerkje van Oud-Avereest, langs de wandelroute bij boerderij ’t Ende bij De Stapel en in de Reestlanden op landgoed De Havixhorst even buiten De Wijk.

Holpijp en dotterbloem zijn typische kwelplanten

Biotoop

Dotterbloemen zijn vrij kritisch. Lang niet overal voelen ze zich thuis. Van een zoute bodem houden ze niet. Net als te zure grond. Fosfaat en ammoniak ( mest) is voor de dotter een ramp. Het meest ideaal voor deze plant zijn de volgende milieuomstandigheden:

-       het land moet periodiek onder matig water staan, dat  matig voedselrijk en                              zuurstofrijk is.

-       het beheer moet extensief zijn, dat wil zeggen er moet n                                                                 niet of nauwelijks worden bemest en er moet in het                                                                         voorjaar nog geen begrazing door vee zijn.

-       ijzerhoudend kwelwater komt aan de oppervlakte

-       lage oevers van sloten,plassen en beken met niet te voedselrijk water

-       Er mag niet eerder gemaaid worden dan na half juni

Bloem

De grote gele bloemen zijn erg opvallend. Het woordje ´dotter´ schijnt een relatie te hebben met het woord ´dooier´.  Zou best kunnen. De plant met de dooiergele bloemen: dooierbloem wordt dotterbloem. De bloemen maken nectar. De nectarkliertjes zitten

Bij zit onder het stuifmeel van de dotterbloemen

onder in de bloem aan de voet van de stamper. De bloem heeft erg veel meeldraden en produceert dus veel stuifmeel. Dotters worden door veel insecten bezocht. Al gauw zitten hommels en bijen onder het gele poeder. Bij het vliegen van bloem naar bloem doen ze aan bestuiving. Ook hier zie je weer hoe belangrijk insecten zijn ! Na de bloei ontstaan de vruchten. In juni is het zaad rijp en bij regenachtig weer spatten de zaden naar buiten. Droge zomers zijn voor dotterbloemen dus niet gunstig.

echte koekoeksbloem

Herstelplan 

Dotterbloemen bloeien vaak in combinatie met echte koekoeksbloem en moerasvergeetmeniet. Er mogen dan mooie dotterbloemhooilanden in het Reestdal zijn, toch is de situatie nog  verre van optimaal. Het Reestdal is op veel locaties nog steeds te droog en veel graslanden zijn te voedselrijk, al gaan op sommige plekken de natuurwaarden omhoog. De oorzaak van deze positieve ontwikkeling is een  beekherstelplan uit 2015. Drempels in de Reest zijn toen aangelegd om het waterpeil in de beek te verhogen. Op een aantal plekken werden obstakels ( boomstronken, dikke takken) in de Reest gelegd om de ( vaal veel te snelle) afvoer van het water wat tegen te houden. Greppels werden ondieper gemaakt om meer kwelwater in het hooiland vast te houden.

Dotterbloemen staan het liefst met hun voeten in kwelwater

Verondiepen van greppels 

Wat een positieve invloed heeft op de karakteristieke flora van de ( schrale) hooilanden is het verondiepen van greppels die water op de Reest afvoeren. Verondiepen is wat anders dan gewoon maar dichtgooien. Er komt veel meer bij kijken. Het vergt nogal wat ingrepen om een greppel wel overtollig regenwater af te laten voeren om vervolgens kwelwater in de wortelzone van planten te houden. Als blijkt dat grassen als witbol en vossenstaart terrein verliezen en plaats maken voor planten als  holpijp en allerlei zeggensoorten gaat het dus de goede kant op. Het tv-programma Vroege Vogels kwam in 2023 naar deze ontwikkeling kijken.

 

Posted in Flora | Tagged , , , , , , | Leave a comment

De bosanemoon houdt van licht en humus

Bosanemonen in de tuin van Dickninge Dat scherpe licht, dat typische voorjaarslicht, dat het bloed wat sneller doet stromen, dat licht……. daar houdt de bosanemoon van. Net als het speenkruid, de krokus, de voorjaarshelmbloem en de holwortel. En nog een heleboel andere voorjaarsbloeiers. Het zijn planten die snel komen, vol overgave kort bloeien om daarna weer te verdwijnen. Het zijn de herauten die met kleurrijk getrompetter de lente aankondigen. Zijn ze daardoor zo populair? Omdat we met z’n allen zoveel zin in het voorjaar hebben ?

Massale bloei van bosanemonen in de Kleibosch

Voordat de bomen in blad komen

Van bosanemonen kun je genieten in de maanden maart en april. Net als alle andere voorjaarsbloeiers moeten ze groeien en bloeien voordat de bladeren aan de bomen komen. Een klein beetje een race tegen de klok. Het voordeel van zo’n vroege bloei is dat je nog weinig concurrentie hebt van andere planten. Op sommige plekken is het dan alleen maar de bosanemoon die de dienst uit maakt. Een aantal andere soorten is nog in winterrust of net bezig wakker te worden. Hele grote oppervlakten kunnen dan bezet worden door bosanemonen. Ze vormen prachtige witte tapijten duizenden kleine witte sterretjes.

Tapijt van bosanemoon in de tuin van Dickninge

Waar vind je ze ?

In het Reestdal komen bosanemonen op meerdere plekken voor, maar het meest talrijk zijn ze op de landgoederen Dickninge en De Havixhorst. Daar bloeit de anemoon in grote witte tapijten. Na een koude nacht laten ze zich nog niet van hun beste kant zien, want de witte bloemen hebben wat warmte en zonlicht nodig om open te gaan. Even geduld dus, maar dan heb je ook wat. Wil je echte enorme oppervlakten aan bloeiende bosanemonen zien, breng dan een bezoek aan Zuid-Limburg. Of veel dichterbij: de Kleibosch ( in beheer bij Het Drentse Landschap) in Noord Drenthe.

De witte bloem van de bosanemoon heeft zes kroonbladen

Fotogeniek

Bosanemonen zijn erg fotogeniek. Niet alleen de massale bloei ook de plant zelf is erg mooi. Ze staan vaak in oude sfeervolle loofbossen en op mooie plekjes als houtwallen, beekoevers en natuurlijk in tuinen van oude historische gebouwen als herenhuizen en pastorieën. Een belangrijke tip: ga eens op de grond liggen en maak een foto met de planten op ooghoogte. Dat levert mooie plaatjes op. De meeste mensen maken snel even een plaatje met hun telefoon. Even het sfeertje vastleggen. Ook leuk, maar als je echt een poosje de tijd neemt  ben je niet meer aan het vastleggen, maar aan het fotograferen. Dat is een andere tak van sport. Je zult versteld staan van je eigen opnames. Wil je meer tips ? Lees dan dit artikel over het fotograferen van bosanemonen.

De dotterbloem is familie van de bosanemoon

Ranonkelfamilie

De bosanemoon hoort bij de familie van de ranonkelachtigen, net als de dotterbloem, de winterakoniet, speenkruid en boterbloem. Voortplanting gaat vooral door middel van wortelstokken, die vlak onder de oppervlakte van de bodem te vinden zijn. Koop een polletje bosanemonen voor in je tuin en de rest gaat vanzelf. Via nieuw gevormde ondergrondse wortelstokken ‘wandelt ‘de bosanemoon door de tuin. Van arme grond houden de anemonen niet. Ze verlangen een bodem die rijk is aan humus. Nat of droog maakt niet zo veel uit. Wat opvalt is de lange bloemsteel, vaak wel een derde van de totale plant. Het zal ongetwijfeld te maken hebben met de drang om veel licht op te vangen. De bloemsteel draag vrijwel altijd maar één bloem. Na de bloei sterft de plant vrij snel af, maar de resten zijn langer terug te vinden dan die van het speenkruid. Onder de grond wacht de plant het volgende voorjaar af om weer massaal te laten zien dat ie er nog is.

De wortelstokken van de bosanemoon. Bron: Ecologische flora

Niet eetbaar, wel geneeskrachtig

 Nee, geen blaadjes van de bosanemoon in de dressing. Doe maar niet en laat de bloemen ook maar zitten. Eeuwen geleden al hebben mensen bij planten gekeken naar het nut van hun bestaan. In de Chinese geneeskunde werden de wortelstokken en bloemen van de bosanemoon gezien als geneesmiddel tegen allerlei kwalen. Van de wortelstok wordt tegenwoordig een preparaat gemaakt en gebruikt tegen aandoeningen van het zenuwstelsel. Zalf, gemaakt van de bladeren schijnt gewrichtspijnen te verminderen.

Mooie naam

Margriet, Madelief, Roos, Iris en Marjolein. Prachtige meisjesnamen, ze worden in ons land vaak gehoord. Met de naam Anemoon wil het niet zo lukken. Het aantal keren dat een pasgeboren meisje de naam Anemoon krijgt is jaarlijks op de vingers van een hand te tellen. Veel interessanter is het om je af te vragen waar de naam Anemoon vandaan komt. Er zijn meerdere theorieën. Een hele leuk is het verhaal uit de Griekse mythologie, waarin de God van de westenwind Zephyrus verliefd wordt op nimf Anemone. Als je dit verhaal leest, snap je ook waarom de anemoon bloem van de wind wordt genoemd.

Lees ook :

De holwortel is een stinzenplant

De bosanemoon is een stinzenplant

Artikel gaat over  de mooie voorjaarsbloeiers in de tuinen van pastorieën, kastelen, landhuizen en andere plekken waar ze ooit werden geplant.

Stinzenflora.

 

Romke van der Kaa over cultivars onder de bosanemomen, zoals de gele anemoon.

 

 

 

Posted in Flora | Tagged , , , | Leave a comment