De invloed van grote grazers op het ecosysteem deel 1

Grote grazende hoefdieren in natuurterreinen, waar lopen ze niet ? In bijna alle (half) open natuurgebieden in ons land kom je ze tegen, of je dat nou leuk vindt of niet. In het Reestdal loopt een kudde Schotse Hooglanders op Takkenhoogte/Meeuwenveen  en op het Rabbingerveld. Op de heide van dat zelfde Rabbingerveld en De Wildenberg houden kleine kuddes schapen het terrein open. Zonder herder binnen een raster. Wel erg kwetsbaar voor de aanval van een wolf….

Oplettende moeder op het Rabbingerveld

Grote grazende zoogdieren hebben ingrijpende effecten op het landschap. Denk hierbij aan de bodem, de vegetatie, flora en fauna en natuurlijk aan het totale landschap zelf. Het is zinvol om aandacht aan het nut van dit begrazingsbeheer te besteden. Misschien dat je na het lezen met andere ogen naar die indrukwekkende Schotse Hooglander of dat lieve Schoonebeeker schaap gaat kijken. Ze lopen er namelijk niet voor niets. Ook niet onbelangrijk: blijf op afstand.

Grazers en snoeiers

Wel eens gehoord van successie ? Dit is een biologisch proces waarbij vanuit het niets (bijvoorbeeld een zandvlakte) verschillende vegetaties elkaar opvolgen om ten slotte uit te

Zonder grote grazers of vrijwilligers wordt heide bos,

komen tot een soort climaxstadium, dat niet veel meer verandert. Anders gezegd : de ontwikkeling van pioniersvegetatie naar bos. Dit proces komt in ons land overal voor, maar wordt voortdurend door de mens tegengewerkt. Dit wordt natuurbeheer genoemd. Een paar voorbeelden ? Opslag uit de heide verwijderen, sloten uitbaggeren en hooilanden maaien. Zonder ingrijpen wordt alles op den duur  bos.

Het open houden van natuurgebieden ( en dus het tegengaan van successie) kun je heel erg goed overlaten aan grote grazende hoefdieren. Het aardige is, ze doen het allemaal op hun eigen manier en dat zorgt voor variatie in het landschap. We onderscheiden grazers en browsers.

Schotse Hooglanders in hoog gras op Takkenhoogte

De grazers ( Schotse Hooglander, Limousin-rund, schaap) eten vooral gras. De cellen van grassen bestaan voor een deel uit cellulose. Deze stof is moeilijk verteerbaar. Het verteringsstelsel van de mens kan er niets mee, dat van het rund wel. Runderen maken het enzym cellulase aan, dat zorgt voor de afbraak van cellulose. Vier magen en een heel lang darmkanaal zorgen voor de verdere vertering. Runderen grazen met hun tong. Ze slaan de tong om het lange gras heen en werken het dan naar binnen. Omdat grassen ’s winters nauwelijks groeien worden, gaan de grazers over op twijgen, takken en kruiden. In sommige natuurgebieden worden ze in de winter bijgevoerd of verplaatst.

Reeën eten vooral knoppen, jonge blaadjes , kruiden e.d.

De browsers hebben veel meer moeite om cellulose af te breken en kiezen voor ander voedsel dan alleen maar grassen. Reeën bijvoorbeeld zoeken naar voedsel met een lagere concentraties aan vezels. Ze eten vooral kruiden, jonge grassen en twijgen, knoppen en bast. Jonge blaadjes aan bomen en struiken ( nog weinig cellulose) worden ook veel door reewild gegeten. Browsers worden ook wel snoeiers genoemd.

De invloed van grote grazers op de natuur

De meeste natuurliefhebbers snappen wel waarom een natuurgebied is ingerasterd en je over wildroosters moet stappen om het terrein in te komen. Grote beesten lopen daar vrij rond om het gebied open te houden. Wat weinig bezoekers zich realiseren is dat de aanwezigheid van paarden, runderen, schapen, geiten, ja zelf wisenten een grote invloed heeft op het ecosysteem. De volgende acht voorbeedlen maken dit duidelijk.

Altijd lekker zo'n dode boom

 1. Schuren en schillen

Altijd een mooi gezicht: een Schotse Hooglander met jeuk lekker schurend tegen een (vaak dode) boom. Een boom als schuurpaal. Jonge boompjes kunnen door het vegen ombuigen of omknakken. Reebokken gebruiken bomen en struiken om hun bastgewei ( volgroeid gewei met huidlaag) te vegen. Meestal valt de schade dan mee. Jonge bomen kunnen wel dood gaan als ze worden geschild. De bast is erg rijk aan vezels en suikers. Door de bastvaten vervoert de boom suikers van het blad naar de wortels. ( dalende sapstroom). Voor dieren blijkbaar een lekkernij. Schillen kan voor een boom op termijn schade op leveren als de bast helemaal rondom de stam is weggevreten. Het zelfde principe wordt gehanteerd als grote bomen moeten verdwijnen. Ze worden dan door natuurbeheerders geringd. Het duurt even, maar na verloop van tijd gaat de boom dood.

Let als wandelaar in een natuurgebied maar eens op de wat jongere bomen. De door grote grazers aangepakte bomen verraden hun aanwezigheid, ook al zie je ze misschien niet. De invloed van schuren en schillen door grote grazers op het ecosysteem is gering.

Zandplekken op de hei worden vaak door grazers los gekrabd

2. Wroeten en betreden

De grootste wroeter van onze inlandse fauna is het wilde zwijn. Op zoek naar eikels, beukennootjes, wortels enz. wordt de bosbodem volledig omgekeerd. Van paarden is bekend dat ze met hun hoeven de bodem open krabben op zoek naar plantenwortels. Als het wintert en er veel sneeuw ligt ( Sneeuw…Wat is dat?) komt dit voor. Dominante stieren van bijvoorbeeld Galloway runderen maken om soortgenoten te imponeren grote diepe kuilen Stierenkuilen worden ze genoemd. Schotse Hooglanders doen dit ook. Ossen zullen dit machogedrag veel minder of helemaal niet vertonen. ( Tijdens een aflevering van de quiz Twee voor twaalf werd aan de deelnemers gevraagd hoe een gecastreerde stier heet. Ze moesten het even opzoeken….. )

Vaste looppaadjes door de hei

Wat doet dit gewroet met het landschap en de aanwezige flora en fauna ? Best veel.  Omgewroete grond vormt een zaaibed voor allerlei plantensoorten. Kuilen hebben vaak steilranden en een zanderige bodem. Daar profiteren allerlei bijen en grondwespen van. Ze graven holletjes in de kuil of laten zich ’s morgens in het zand opwarmen. Voorwaarde is wel, dat de stier niet elke dag even langskomt om zijn kuil weer te verbouwen. Gelukkig doet ie dat alleen in de bronsttijd.

Op plekken waar grote grazers rond lopen zie je ook vaste looppaadjes. Door intensieve betreding wordt de vegetatie platgetrapt. Voor bepaalde planten niet gunstig, maar voor slangen en hagedissen wel. Op deze wissels liggen ze lekker uit de wind in het zonnetje en kunnen zich snel opwarmen. Vaak zie je ook dat vlinders en sprinkhanen gebruik maken van looppaadjes door de hei.

3. Mest

Paarden, runderen, schapen, ze produceren allemaal urine en mest. De poep van de grote grazers bevat vaak nog veel slecht verteerd materiaal ( vooral van paarden, want die herkauwen niet). Koeienmest verrijkt de bodem sneller dan die van paarden. Mest bevat veel nutriënten ( voedingsstoffen) en heeft een grote invloed op de voedselrijkdom van de bodem. Mest wordt ook gebruikt door insectensoorten die er hun eieren in leggen. Wormen en schimmels breken organisch materiaal af. Wat te denken van de mestkever ?Die eet niet alleen mest, maar begraaft het materiaal ook. De bodem wordt er dankzij dat gesleep en gegraaf humusrijker van.

4. De vegetatie

Op informatiepanelen lees je altijd dat de grote grazers het landschap open moeten houden. Dat is ook hun belangrijkste taak, zonder hun aanwezigheid verandert het gebied stapsgewijs in een bos. Onbedoeld doen de grazers nog meer goed werk. Als je namelijk vaak in hetzelfde terrein komt valt het op dat de grotere herbivoren, Schotse Hooglanders of schapen bijvoorbeeld, vaak op dezelfde plekken foerageren. Dat is wel te verklaren. Door begrazing gaat de vegetatie (grassen ) zich verjongen en nieuwe uitlopers vormen. Deze nieuwe scheuten zitten vol met voedingsstoffen en zijn makkelijker te verteren. Zo ontstaan dan graasweides in een gebied met hogere struwelen. In de winter zullen de dieren op zoek moeten naar andere voedselbronnen. Vaak worden ze dan door beheerders bijgevoerd.

Gevarieerd half open Landschap met struweel, boomgroepen, struiken en grassen

In een natuurgebied worden lang niet alle plekken intensief begraasd. Er zullen ook locaties zijn waar de grazers niet eens (kunnen) komen. Zo ontstaat wel een terrein met

Geiten houden van houtige gewassen

allerlei interessante overgangen, ruigtes, struweel, boomgroepen e.d. Geiten bijvoorbeeld hebben grote voorkeur voor houtige gewassen. Die zijn in te zetten als een gebied vol groeit met bomen en struiken.

 

 

Belangrijk is de verhouding tussen de oppervlakte van het natuurgebied en het aantal grazers. Bij teveel graasdruk neemt de variatie in het terrein sterk af. Dit gaat dan weer ten koste van de biodiversiteit.

Dit is het eerste deel van een artikel over grote grazers  in Nederlandse natuurgebieden. Deel 2 vind je ook op deze website.

Bronnen:

Begrazing in Nederlandse en Vlaamse natuurgebieden door Fokke Erhart e.a.

Eigen ervaringen en waarnemingen

 

This entry was posted in Algemeen and tagged , , , , , , , . Bookmark the permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

*

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>