De invloed van grote grazers op het ecosysteem deel 2

Grote grazende hoefdieren in natuurterreinen, waar lopen ze niet ? In bijna alle (half) open natuurgebieden in ons land kom je ze tegen, of je dat nou leuk vindt of niet.

Deze hoefdieren, of ze nou klein  zijn of groot,  hebben allerlei ingrijpende effecten op het landschap. Denk hierbij aan de bodem, de vegetatie, flora en fauna en natuurlijk aan het totale landschap zelf. In het eerste deel van dit artikel werden al vier effecten besproken. Misschien dat je na het lezen met andere ogen naar die indrukwekkende Schotse Hooglander of dat lieve Schoonebeeker schaap gaat kijken. Ze lopen er namelijk niet voor niets. Ook niet onbelangrijk: blijf op afstand.

5. Invloed op de fauna

Door een gebied banjerende grote dieren als runderen en paarden heeft gevolgen voor andere diersoorten. Positieve en negatieve. Om maar met de positieve te beginnen. Als het landschap door begrazing kleinschalig blijft, met open grasland, open zand, opgaande struwelen en heide die niet dichtgroeit, ( Takkenhoogte is een mooi voorbeeld) ontstaat een biotoop waar de grauwe klauwier voedselaanbod, rustplekken en nestgelegenheid vindt. In de wintermaanden voelt neefje klapekster zich er ook prima thuis. Kleine vogels zoals roodborsttapuit, kneu en geelgors hebben ook voorkeur voor dit landschap. Van de kleine vuurvlinder en de zandhagedis is ook bekend dat ze profiteren van grazers in het gebied. De kleine vuurvlinder houdt van open schrale plekken in graslanden en heidevelden op de zandgronden. De zandhagedis kan zich opwarmen op kort begraasde of zanderige plekken.

Te sterke begrazing in een gebied kan nadelig zijn voor de boompieper.

Er zijn ook negatieve effecten van beheer door begrazing. Misschien zelfs nog wel meer dan positieve. Voor de ongewervelde fauna ( zoals sprinkhanen, spinnen, vlinders loopkevers en mieren) kan begrazing leiden tot een vegetatie die zo kort is, dat overwinteren moeilijk wordt. Vaak is ook de humusrijke strooisellaag te dun.  Door een te sterke graasdruk in een gebied verdwijnen waard- en nectarplanten voor meerdere vlindersoorten, of komen niet meer in bloei. Minder insecten betekent ook minder vogels. Een kudde Schotse Hooglanders kan bedreigend zijn voor bodembroeders als graspieper, veldleeuwerik en nachtzwaluw. Verder kan intensieve begrazing ook een lage muizenstand veroorzaken.

Veel negatieve gevolgen hebben als oorzaak te grote graasdruk. Anders gezegd er lopen te veel grote grazers in het gebied. Dat is misschien wel het lastigste van het beheer, dat je eerst moet uitvogelen hoeveel grazers een gebied aan kan om een soort ecologisch evenwicht te bereiken.

6. De bodem

In een terrein dat intensief begraasd wordt neemt het aantal plekken met een microklimaat toe. Er komt meer licht, het wordt er ’s nachts kouder en ’s zomers overdag soms erg heet. Bovendien droogt de grond sneller uit. Bij hoge graasdruk ontstaat ook verdichting van de bodem. Dat is ongunstig voor planten. Regenwater blijft er lang staan. Dit gebeurt vooral op kleigronden, maar ook op droge zandgrond.

Schapen op de heide van De Wildenberg

In een normale kringloop sterft een plant na de bloei af. Bij de afbraak komen allerlei anorganische stoffen vrij die door de bodem worden opgenomen. Dit proces heet mineralisatie. Dit is een traag proces. Als grazende hoefdieren planten eten, worden deze snel in het darmkanaal verteerd en komen mineralen in mest en urine weer terug in het ecosysteem. De natuurlijke opbouw van een humusrijke bodem wordt dan min of meer verstoord. Op plekken met veel mest wordt de bodem erg voedselrijk. Positief: meer variatie in de bodem ( rijk en arm aan humus).

Erg weinig grazers sterven een natuurlijke dood

Veel grote grazers sterven geen natuurlijke dood. Ze worden na een paar mooie jaren geslacht en hun “diervriendelijke” vlees ( Schotse Hooglanders zijn populair onder de carnivoren) vindt gretig aftrek. Grazers die voor natuurbeheer worden gehouden vallen bij hun dood onder de destructiewet. Ze moeten worden weggehaald. Soms is dat ook praktisch. ( reacties van wandelaars) Toch komt het voor dat een hoefdier op een plek ligt en het kadaver langzaam wordt afgebroken. Daar profiteren heel veel diersoorten van. Bovendien wordt de bodem op die plek rijker aan mineralen.

Zaden met haakjes worden in de vacht van hoefdieren meegenomen.

7. Zaden

Niet het eerste waar je aan denkt als je Galloways, Konikpaarden of Schotse Hooglanders in het landschap ziet struinen, maar grote grazers spelen een rol bij het verspreiden van plantenzaden. Heel veel zaden worden verspreid door de wind, maar niet alle. Die laatste moeten een vernuftig plan hebben om er voor te zorgen dat ze op een plek terecht komen ver van de moederplant. Ze zijn voor het weg waaien te zwaar of te groot of missen vleugeltjes en pluisjes. De oplossing voor dit probleem? Allerlei aanpassingen zoals zaadjes met stekeltjes, haakjes, scherpe tandjes, stijve haren of een slijmlaagje. Zaden hechten zich aan de vacht of de hoeven. Van de grote klit (klis)  bijvoorbeeld is bekend dat de weerhaakjes aan de  zaadbollen makkelijk vast blijven zitten in de vacht van paarden en runderen. Sommige zaden overleven het darmkanaal en worden verspreid via de mest. Voorbeelden van planten die door grazers worden verspreid zijn: distel, wilde peen, weegbree, hennepnetel en grote brandnetel.

8. Effect op het landschap

 De meest ideale situatie in een gebied krijg je als de dichtheid van de hoefdieren is afgestemd op de voedselvoorraad in de winter. De grazers lijden geen honger, bijvoeren is niet of nauwelijks nodig. In het groeiseizoen is er dan in het terrein voedsel in overvloed. De graasdruk is niet te groot met als gevolg dat er ruigtes met hoge en lage vegetatie en opgaande struwelen ontstaan. Bovendien krijgen boomsoorten de kans om zich te vestigen. In de wintermaanden worden veel jonge struikjes, twijgen en ruigtes weer opgegeten. Maar niet alles. Zo ontstaat er een natuurgebied met veel variatie. Beheerders hebben hier mooie woorden voor: dynamisch vegetatiemozaïek.

Half open landschap met braamstruweel

Begrazingsbeheer kan ook helemaal fout gaan. In de Oostvaardersplassen was op een bepaald moment de verhouding tussen het aantal hoefdieren en het voedselaanbod zo uit balans, dat er in de winter massale sterfte optrad onder de runderen, paarden en edelherten. Veel protesten en actie waren het gevolg. Door overbegrazing werd het landschap kaalgevreten. Struiken, bomen, riet, en ruigte, verdwenen uit het landschap, net als veel vogelsoorten. Inmiddels is het beheer aangepast.

Bronnen:

Begrazing in Nederlandse en Vlaamse natuurgebieden door Fokke Erhart e.a.

Eigen ervaringen en waarnemingen

 

 

 

 

This entry was posted in Algemeen and tagged , , , . Bookmark the permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

*

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>