In 1176 komt in een schriftelijke bron de naam “Reste” voor. Het gaat hier om een schrijven van bisschop Godefridus van Utrecht over vijf huizen aan De Reste. In de middeleeuwen (500-1500) vestigen zich voor het eerst in de geschiedenis boeren in de omgeving van de Reest, dus zo opmerkelijk is het dus ook weer niet. Voor de middeleeuwen en in de Oudheid is er nauwelijks bewoning geweest op de flanken van het natte en moerassige veengebied aan weerszijden van de Reest. De veenbeek ontstond in de hoogvenen van Slagharen en Lutten en voerde het water af richting het Zwarte Water. Deze situatie heeft eeuwen lang geduurd.
De Reest kent ook andere benamingen: de Reste, Resten, Reeste, Reesterstroom, Rijeste, de Riest. De betekenis van het woord Reest wordt wel in verband gebracht met begrippen als bewegen en stromen,maar helemaal duidelijk is dat niet.
In de 16e eeuw voeren schippers zover mogelijk de Reest op om goederen naar het Drentse stadje Coevorden te vervoeren. Dit kon alleen bij hoog water, dus niet in de zomerperiode. Toen rond 1670 de Ommerschans werd versterkt, werden materialen o.a. over de Reest aangevoerd. In de 18e en 19e eeuw werd straatafval (stratendrek) en compost (o.a.uit Kampen) met punters via de Reest naar hogere gelegen ontginningsgronden gebracht.De Reest was bevaarbaar tot 1869. Toen werd bij Meppel een spoorbrug over de Reest gebouwd en was transport over het water niet meer mogelijk.
De Reest stroomt nu tot aan Meppel,maar dat was in de 19e eeuw nog anders. De beek meanderde verder richting Zwartsluis en werd na Meppel Zede of Sethe genoemd. In 1860 werd het Meppelerdiep gegraven en verdween de benedenloop van de Reest.