Tientallen staan er. Zo maar. Een paar dagen regen en het kleine berkenbosje is bezaaid met vliegenzwammen. Hele kleine nog, maar ook een aantal waarbij de stippen al van de hoed zijn afgespoeld. Weer anderen hebben hun korte leventje achter de rug en verkeren
in verregaande staat van ontbinding. Ze kunnen zich troosten met de gedachte dat ze hun taak hebben vervuld: zorgen voor het verspreiden van sporen. Dat afsterven maakt de schimmel waar ze onderdeel van uitmaken niet uit. De zwam bestaat voornamelijk uit een wirwar van ondergronds draden. Deze zwamvlok (mycelium) is voor ons onzichtbaar, maar speelt in het ecosysteem van het berkenbosje een belangrijke rol. Een rol die alles te maken heeft met samenwerking. Je mag het ook een menselijke eigenschap geven: vriendschap.
Een relatie met voordeel aan één kant
Soms zijn vriendschappen erg hecht. Intenser nog dan een relatie in familieverband. Woorden als boezemvrienden en hartsvriendinnen geven aan dat de verhouding bijzonder is. In de natuur komen relaties voor die voor beide partners zo belangrijk zijn, dat je ze rustig een relatie ‘ op leven en dood’ kunt noemen. Een voorbeeld is parasitisme. Hier is de één z’n brood de ander z’n dood. De berkendoder is een zwam die in staat is gezonde levende berken te vellen. Het moeraskartelblad ( komt voor in schraal Reestdal hooiland ) haalt ten koste van het gras kostbare voedingsstoffen uit de wortels, waardoor grasplanten verzwakken of doodgaan.
Een relatie met voordeel aan beide kanten
Een relatie die veel leuker is om te bekijken is symbiose. Twee organismen hebben een vorm van samenwerking ( soort vriendschap) waarin ze allebei voordeel hebben. Een heel simpel voorbeeld ? De relatie tussen een plant en een bij. De honingbij zorgt ( onbewust) voor de bestuiving en als wederdienst levert de bloem nectar. Voor wat hoort wat. Iedereen tevreden. Nog een voorbeeld. Straks vliegen weer grote groepen koperwieken en kramsvogels door ons land. Op zoek naar bessen. De boom levert voedsel en in ruil verspreiden deze lijsters de zaadjes.
Ruilhandel
Bomen hebben bladgroen. Een bladgroenkorrel is een suikerfabriek. Om glucose te kunnen maken zijn twee grondstoffen nodig : water en CO2. Het maken van glucose kost energie. De energie haalt de boom uit het zonlicht. Tijdens het maken van suiker komt zuurstof vrij. Van suiker maakt de boom een heleboel andere stoffen: vetten en eiwitten bijvoorbeeld. Om die te kunnen maken heeft de boom mineralen uit de bodem nodig. Van water alleen kan een boom niet leven. De bodem moet rijk zijn aan anorganische stoffen als ijzer, fosfor, magnesium, stikstof e.d. Deze mineralen ontstaan bij het afbreken van organisch materiaal, zoals dood hout, blad, dode dieren e.d. Schimmels breken dit organisch materiaal af en zetten het om in anorganische verbindingen die de boom kan opnemen. Dat is de ene kant van de relatie. Nu andere.
Schimmels hebben geen bladgroen. Zelf voedsel maken kunnen ze niet. De myceliumcellen van de vliegenzwam hebben suiker nodig om in leven te blijven. In de wortelharen van de berk komt suiker voor. Een ondergrondse voorraad energie en zo dichtbij ! Hier hebben de berk en de vliegenzwam elkaar gevonden. Een afspraak is gauw gemaakt. De schimmeldraden van de schimmels en de haarwortels vergroeien met elkaar en wisselen stoffen uit. Suiker van de boom naar de schimmel en water en mineralen naar de boom. Een samenwerking met wederzijds voordeel: symbiose. Paddenstoelen die met bomen samenwerken worden mycorrhiza-zwammen genoemd.
Alleen met de berk ?
De vliegenzwam is niet zo kieskeurig als het lijkt. Naast de relatie met de berk blijkt het een allemansvriendje. De vliegenzwam werkt ook graag samen met de grove den, beuk of eik. Het Vlaamse Natuurpunt, deed eens een oproep om te melden bij welke boom de vliegenzwam stond. Ze ontvingen 1.130 inzendingen. In 45% van de gevallen stonden de vliegenzwammen in de buurt van een berk, gevolgd door beuk (15%), eik (14%), den (8%), spar (3%) en linde (3%)
Meer informatie over de vliegenzwam vind je op de volgende websites: