Brandend zand. Daar houden ze van. Net als andere insecten. Het kan ze niet heet genoeg. Op zanderige plekken, denk aan een zandpad, een karrenspoor, een zandbult of een kleine zandverstuiving, gebeurt veel meer dan je denkt. De wereld van de begane grond is veel boeiender dan je denkt. Als je er iets van wilt ontdekken, moet je wel even door de knieën.
Nieuwsgierige kevers
Een opvallende verschijning van het mulle en droge zand is de basterdzandloopkever. Om dassen of vossen te zien moet je vaak erg lang posten en bergen geduld hebben . Bij deze zandloopkevers ( in Nederland komen vijf soorten voor) is dat helemaal niet nodig. Eerst springen en vliegen ze voor je weg. Maar al gauw komen ze ook weer terug. Zonder angst, zo lijkt het en bovendien ook nog nieuwsgierig. Ga in het zand op de grond liggen en verbaas je. Op een afstand van 50 centimeter of minder staan ze je aan te kijken. Vaak krijg je alle tijd om de camera scherp te stellen en op hele korte afstand een paar mooie foto’s te maken.
Wat een prachtige enge kever !
Op het schermpje van de camera is het al goed te zien. Wat is dit een prachtig beest ! Over het donkere dekschild aan de rugzijde lopen grillige witte vlekkerige dwarsstrepen. De zes gelede en behaarde poten zijn zwart, rood en blauw gekleurd. Twee lange voelsprieten sieren de kop. Maar het meest indrukwekkende aan de kever zijn de kaken. Twee witte scherp gerande bladen van een schaar zijn het. Daar wil je niet tussen komen. Gelukkig gaat hier maar over een insect met een lengte van ongeveer 2 centimeter. Een vergrote versie zou het in een sciencefiction film echter fantastisch doen !
Heliotherme dieren
Zandloopkevers struinen hun woestijnachtige biotoop als hyena’s af op zoek naar prooi. Het zijn felle rovers. Mieren en andere insecten lusten ze rauw. Ze knippen een gevangen mier makkelijk doormidden. Het zijn snelle lopers. Sprintjes worden vaak afgewisseld met korte vluchten. Ze zijn actief in de periode maart tot en met oktober en erg afhankelijk van de warmte van de zon. Het zijn heliotherme dieren. Net als veel andere insecten moeten ze eerst door de zon opgewarmd, voordat ze lekker in hun stugge velletje zitten. Als het echt te warm wordt graven ze een holletje. Op zanderige plekken kan het op zomerse dagen woestijnheet worden.
Verstoord biotoop
Insecten die afhankelijk zijn van kale minerale bodems hebben het erg moeilijk in het stikstofrijke Nederland. Open plekken in de heide bijvoorbeeld, horen onbedekt en zanderig te zijn. De praktijk is anders. Stikstof minnende planten en struiken grijpen hun kans. De zandbodem raakt bedekt. Een groep karakteristieke insecten van heideterreinen raakt zo hun biotoop kwijt en verdwijnt. Ze missen nestgelegenheid en plekken om zich goed op te warmen. Anders gezegd: ze missen zand !
Kleinschalig heidebeheer
Ondanks het ernstig verstoorde ecosysteem van de heide is het toch de moeite waard om met wat ‘lapmiddelen’ de biodiversiteit een positieve por te geven. Op de Sallandse Heuvelrug bijvoorbeeld hebben natuurorganisaties steilranden aangelegd. Uit het onderzoek blijkt met succes. Ook met de schop zijn er resultaten te boeken. Vrijwilligers die de heide vrij houden van opslag kunnen ook plagplekken en zandkuilen aanleggen, eventueel met kleine steilrandjes. Op de heide van het Rabbingerveld is dat afgelopen winter gebeurd en daar springen de zandloopkevers voor je uit. De zandbijen ontbreken(nog), maar andere insecten maken al dankbaar gebruik van het hete zand.