De traditionele ooievaarwintertelling ziet er weer op. In het afgelopen weekend van 14 en 15 januari zijn op initiatief van STORK (Stichting Ooievaars Research &Knowhow) de ooievaars geteld, die in de winter in Nederland achter blijven. Even voor de duidelijkheid: van nature is de ooievaar een zomergast. In het vroege voorjaar komen deze vogels uit het zuiden van Europa of Afrika naar Nederland om er te broeden en hun jongen groot te brengen. Eind augustus zorgt de trekdrang weer voor een tocht naar zuidelijke oorden. Wat wil echter het geval? Momentel verblijven tussen de 600 en 700 ooievaars in ons land. Door vrijwilligers zijn ze op veel locaties geteld. De meeste ooievaars waren te zien in de benedenloop van de Reest. Het Reestdal is een plek waar ooievaars zich dus prima thuis voelen. Natuurlijk heeft dit te maken met de aanwezigheid van het meest succesvolle ooievaarsbuitenstation van Nederland: De Lokkerij. Maar er is meer aan de hand. Op de website www.ooievaars.eu legt STORK uit:
In zachte winters kunnen ooievaars zelf redelijk gemakkelijk voedsel bemachtigen. Er zijn ooievaars die in de zomer gebruik maken van plekken waar wordt bijgevoerd en toch op trek gaan. Er zijn er ook die in de broedperiode onafhankelijk zijn van bijvoeren en vervolgens in Nederland overwinteren. Er zijn zelfs ooievaars die het ene jaar wel op trek gaan en het andere jaar niet. Waar ooievaars de ′keus′ op baseren om wel of niet op trek te gaan, is niet bekend. Het heeft ongetwijfeld iets met het voedselaanbod te maken, maar er zijn ook andere factoren in het spel.
Er werden in 2012 meer overwinterende ooievaars geteld dan in 2011. Voor meer gegevens, zie de website van STORK: www.ooievaars.eu