“Reestdal vergt verschillende vormen van beheer”

Hans Dijkstra is terreinbeheerder bij Landschap Overijssel en één van de reservaten die hij beheert is het Overijsselse deel van het Reestdal. In dit tweede deel van het interview vertelt Hans over zijn band met het beekdal en over het beheer dat Landschap Overijssel in het Reestdal toepast. Deel 1 verscheen eerder op deze site.(zie rubriek interviews)

 Wat kun je vertellen van de waterhuishouding van de Reest?

Vroeger had de Reest een heel groot stroomgebied. Al het landbouwwater moest ook door de Reest worden afgevoerd. De ellende is,dat de Reest altijd onderhouden is als een schouwsloot, dus als een boerensloot. De Reest werd twee keer per jaar schoongemaakt. De troep werd op de kanten gelegd en niet opgeruimd. Dat was ook te kostbaar. Schoonmaken heeft niets met natuurwaarden te maken, alleen met waterafvoer. De waterplanten en de oevervegetatie kregen nooit een kans. De Reest is wel een heel duur riviertje, de kosten moeten we als ingelanden wel met z’n allen betalen. Een aantal jaren geleden is besloten om te stoppen met het maaien. Het voordeel is,dat je die plantenresten niet op de kant hebt liggen waardoor je geen verruiging krijgt, je krijgt meer plantengroei wat de visstand ten goede komt  en er ontstaat een natuurlijke stuwing van het water, omdat het water niet zo snel meer kan doorstromen. Het water blijft langer op de plek waar we het willen houden. Op een proeftraject van 10 kilometer zijn we dat nu aan het uitproberen. We zijn er acht jaar geleden mee begonnen. Het gaat om een stuk Reest van De Stenen Pijp tot aan De Pieperij. Daar zitten geen agrariërs meer. Het waterschap heeft onderzoek gedaan en er blijken geen nadelen te zijn voor de doorstroming, het heeft geen nadelig effect op het waterpeil. Benedenstrooms had het ook niet veel gevolgen. Er werden wel heel veel kosten bespaard. Als men vindt dat dit een goede manier van beheer is, dan gaat het in andere delen van de Reest ook gebeuren. De Reest wordt nog wel schoongemaakt, maar dat gebeurt nu eens in de vijf jaar. Het maaisel wordt niet opgeruimd. Een paar jaar geleden heeft het Waterschap onderzoek gedaan naar de visstand in de Reest en toen bleek, dat de Reest een van de gezondste wateren in deze omgeving is. Het water van de Reest is gezond.Vergeleken met vroeger is de Reest nu meer een natuurlijke beek, met aan weerszijden de beide provinciale landschappen.

Het beheer, dat Landschap Overijssel in het Reestdal voert is veelzijdig, er zijn verschillende vormen van beheer. Hoe ziet bijvoorbeeld jullie graslandbeheer eruit?

Landschap Overijssel heeft in het Reestdal 600 ha grasland in beheer. Het Reestdal is laag gelegen laagland, veengrond en niet draagkrachtig. Dus geschikt als grasland. Bijna alle graslanden worden als hooiland beheerd. Dat betekent in de zomer één keer of twee keer maaien. We hebben ook een systeem van maaien en nabeweiden, maar dat gebeurt alleen als het kan. In De Vledders zijn we met een klein proefproject bezig. Daar is in het verleden zoveel verrommeld, dichtgeschoven en bemest, dan levert maaien en afvoeren geen resultaat meer op. Daar hebben we op een paar stukken afspraken met de pachter gemaakt over beweiding. Je ziet dan allerlei veranderingen ontstaan, je krijgt weer graspollen,er zitten weer graspiepers in het land, je krijgt een rijker insectenleven en je ziet vrij snel weer veel meer kruiden opkomen. Beweiden geeft soms nog sneller resultaat dan maaien en afvoeren.

 Het hooi uit het Reestdal had vroeger onder de boeren toch een hele goede naam?

Ja, dat had alles te maken met natuurlijke omstandigheden: kwelwater, overstromingen in de winter, altijd vochtig land, dus het groeide altijd. Het hooi had een prima kwaliteit. Een Reestdalboer had dat hooi in zijn agrarisch systeem ook nodig. Naast zijn hakhoutperceeltjes, zijn akkerbouw en zijn koeien.

Wordt er veel grasland verpacht?

Ja en een deel daarvan maaien wij voor een aantal pachters. Die percelen zijn gewoon te nat, de boer heeft daar niet het materieel voor en daarom maaien we deze kwetsbare landen zelf. Ongeveer 100 ha maaien we zelf. De meeste boeren of pachters maaien hun eigen grasland. Met deze mensen hebben we een contract gesloten. In deze pacht, die steeds één jaar loopt, staat precies in aan welke afspraken ze zich moeten houden. Er zijn maar liefst zo’n 25 regels en voorwaarden waaraan ze zich moeten houden. Belangrijkste is niet bemesten, maaien na 15 juni,bij nabeweiden niet meer dan drie koeien per ha en dan ook nog als de graszode dat toelaat, geen sporen maken in het grasland,enz. Allemaal beheervoorwaarden waar de pachter zich aan moet houden. Van een paar perceeltjes verkopen we zelf het hooi.

Landschap Overijssel doet ook aan akkerbouw.

Ja, we hebben 50 ha akkerland in beheer. Over het algemeen hele kleine akkertjes. Het zijn eeuwigdurende roggeakkers. Er wordt altijd rogge op verbouwd. Vroeger en nu. Een keer in de zes jaar moet er wat anders op geteeld worden. Dan verbouwen we er gras-klaver op. Steeds een cyclus van vijf jaar rogge -een jaar braak. Rogge is niet zo’n moeilijk gewas en het hoort hier ook. Om de drie jaar komt er vaste stalmest overheen. Die mest komt uit de potstal. In de eerste helft van oktober wordt de rogge ingezaaid. In juli,begin augustus wordt deze winterrogge geoogst. Het graan wordt verkocht. We worden heel streng gecontroleerd door SKAL, de ecowaakhond. Wij moeten ons houden aan een aantal hele strikte voorwaarden om voor een eco-keurmerk in aanmerking te komen. Ons graan komt uiteindelijk via een bedrijf in de Flevopolder  bij biologische bakkers terecht. Akkerbouw is trouwens economisch voor ons niet haalbaar, gelukkig krijg je met deze producten nog een paar centen meer. Akkerbouw is hier in het Reestdal cultuurhistorie. We besteden al onze akkerbouw uit aan de loonwerker. Die ploegt en zaait en oogst. De akkertjes zijn allemaal erg bewerkelijk: allemaal bochtjes ,vlak langs bosranden,enz.  Productie is ook niet onze doelstelling. Onze opbrengst per hectare is ook veel lager dan de reguliere landbouw. We doen het voor de akkerflora-en-fauna. Landschappelijk zijn al die kleine essen heel erg fraai. Er zijn plekken waar al eeuwen lang graan verbouwd wordt en daar gaan wij mee door. Pure cultuur historie dus.

En heide vergt ook een bepaald vorm van beheer.

Ja, maar heide hebben we niet zoveel meer. Het meest voorkomende werk is het verwijderen van opslag. Dat doen de vrijwilligers van de natuurwerkgroep. Aan de Nieuwe Dijk gaan we oude heidestruiken maaien. Dan krijg je weer verjonging van heideplanten. Vroeger werd de heide heel intensief gebruikt: maaien,branden en plaggen. Dat doen wij dus niet. We hebben ook geen schaapskudde,wel vrijwilligers. We gaan het maaisel van de heide aan de Nieuwe Dijk verspreiden over het kale nieuwe stuk land aan de Haarweg. Daar ontbreken namelijk de oude zaden van de heide door vroegere vergraving. We hopen, dat op deze manier de heide daar terugkomt. Bij heide hoef je maar een keer in de 25 jaar echt grote maatregelen te nemen. Door het project “Vipera verbindt” wordt de oppervlakte heide sterk uitgebreid, maar we hoeven er de komende jaren niet veel aan te doen. Alleen de opslag moet er uit. De eerste heidestruikjes zie je op een aantal percelen al boven komen.

En al die kleine bosjes, worden die ook op een bepaalde manier beheerd?

We hebben in het Reestdal de hakhoutbossen. Die worden in een cyclus van tien tot vijftien jaar gehakt. Vrijwilligers halen de vogelkers eruit. Het hout wordt op stam verkocht. Op slechte plekken wordt weer eik bijgeplant. De Haardennen zijn ook van ons, daar voeren we “klapstoelbeheer”. Daar doen we niet zoveel aan. Het bos mag zich ontwikkelen tot een natuurbos. Er zit behoorlijk veel dood hout in. Het is inmiddels een bos met een prachtige structuur: jonge ondergroei en een mooie opbouw. Wat we wel doen is dood hout langs de paden weghalen en de paden vrijhouden voor hulpdiensten. En we halen de exoten eruit. Vooral de Amerikaanse vogelkers. We streven naar gemengde inheemse bossen. Dat geldt ook voor het Carstenbos bij IJhorst.Houtwallen hebben we bijna niet in het Reestdal. Houtsingels wel. Houtwallen zijn opgeworpen grondwallen die beplant werden. Meestal met een sloot aan weerszijden van de wal. Je ziet ze wel veel in Twente en in de buurt van Paasloo. Vroeger werden ze gebruikt als erfafscheiding of windkering en men haalde er geriefhout uit. Langs de Schapenstreek vind je nog een houtwal, maar verder zie je ze hier nauwelijks. Wel houtsingels en taludbeplanting op de kleine essen. We passen hier het cyclisch hakhoutbeheer toe. Hagen hebben we ook niet erg veel. We hebben de afgelopen jaren wel op een aantal locatie weer meidoornhagen ingeplant, o.a. om het biotoop van de boomkikker te verbeteren.

 Zijn er nog interessante ontwikkelingen op het gebied van flora en fauna?

In de benedenstroom bij Meppel doen de kievitsbloemen het goed. Die zijn ooit geherintroduceerd. Vroeger hebben ze in het Reestdal gestaan. Ongeveer 15 jaar geleden is er zaad uitgestrooid en in 2009 zijn er meer dan 50 bloeiende exemplaren geteld. Verder is er tijdens een planteninventarisatie een rietorchis ontdekt. Dat is wel apart, want orchideeën zijn hier nog nooit voorgekomen. Een leuke ontwikkeling, waar we blij mee zijn.

This entry was posted in Geen rubriek, Interviews and tagged , , , , , , , , , , , . Bookmark the permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

*

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>