De schoonheid van het kleinschalige beekdallandschap aan weerszijden van de Reest hebben we aan de boeren te danken. Niet de agrariërs van nu, maar de boeren van (ver) voor de 20ste eeuw. Die hebben het beekdal ingericht. De ruige en kletsnatte natuur werd
omgezet in hooilandjes, drinkpoelen, hakhoutbosjes, akkerland, houtwallen, zandpaden en boerenerven. Het Reestdal is nog niet zo lang bewoond. Pas in de middeleeuwen, zo rond het jaar 1000, gaan mensen zich vestigen in het beekdal dat op veel plekken nat en ondoordringbaar is. Op de hoge dekzandruggen kun je gaan wonen. Daar komt het water niet. Zo ontstaan de eerste kleine gehuchten, vaak niet meer dan drie of vier boerderijen groot. Veel ruimte is er niet. Denk aan Den Huizen, De Wildenberg, Den Kaat, Rabbinge, De Pieperij, De Bloemberg, Groot Oever, enz. Met het woordje “gehucht” doe je deze prachtige woonplekken te kort. Een mooiere benaming is buurtschap. Eerst leefden mens en dier onder één dak, maar vanaf de 16de eeuw gaat dat veranderen. Dan ontstaat het hallehuis, een bouwvorm die je in ons land op veel plaatsen tegenkomt. Kenmerkend voor een hallehuis is de driebeukige indeling, een middengedeelte met aan weerszijden twee zijbeuken. En natuurlijk de lage zijgevel, vaak niet hoger dan de deur.
Het geld zat in de benedenloop
Voordat we gaan kijken naar een aantal kenmerken van een Reestdalboerderij, moet wel eerst even opgemerkt, dat er grote verschillen bestonden/bestaan tussen de boerderijen in de bovenloop en de benedenloop van het beekdal. De boerenbedrijfjes in de bovenloop en
ook in de middenloop ( zo ongeveer van Dedemsvaart tot de Bloemberg) zijn vaak bescheiden en soms ook nog weggestopt in het landschap. Groene vaak bijna onzichtbare oases. In de benedenloop tot aan Meppel gaat het de boeren vanaf de tweede helft van de 19de eeuw heel erg voor de wind. De Reestlanden worden door achterblijvend slib (na overstromingen) erg vruchtbaar en leveren hooi van prima kwaliteit. Boeren worden rijk van de export van boter en later ook van biggen. Waarom zou je bescheiden blijven als het geld tegen de plinten klotst ? De welvaart mag gezien worden, veel boerderijen krijgen prachtige voorhuizen met daaromheen in Engelse stijl aangelegde landschapstuinen.
Kenmerken: waar kun je op letten ?
Let bij een wandeling of fietstocht eens op de boerderijen in het Reestdal. De mooiste en grootste staan dus vooral richting De Wijk en Meppel, maar ook in de middenloop vind je prachtige (kleinere) boerderijen op hele mooie locaties. Veel boerderijen hebben hetzelfde bouwplan en overeenkomstige kenmerken, zoals de volgende :
Eikengaard
De boerderijen zijn opgebouwd rond een serie achter elkaar geplaatste gebinten. Deze gebinten bestaan in het Reestdal vrijwel altijd uit eikenhout. Eikenbomen zijn in die tijd ruimschoots aanwezig. Ook voor kozijnen, vloeren en deuren wordt eikenhout gebruikt. Bij boerderijen worden ook eiken geplant om later hout te kunnen leveren. Deze eikengaarden zie je nog steeds bij grote boerderijen in het rijkere benedenstroomse deel van het Reestdal. Boerderij ’t Ende heeft bijvoorbeeld een mooie eikengaard, maar er zijn er veel meer. Let er maar eens op.
Staart
Natuurlijk veranderen boerderijen altijd van vorm en grootte. Dat heeft alles te maken met economische ontwikkelingen. Typerend voor de boerderijen van het Reestdal zijn de aangebouwd schuren aan de achterzijde. Ze worden er aangebouwd als de veeteelt zich gaat uitbreiden. Er is gewoon meer ruimte nodig. De schuren worden dan vaak verspringend aan de boerderij vastgemaakt, zodat de grote achterbaander nog kan worden gebruikt. Wordt een schuur nog verder uitgebreid, dan spreekt men van een “staart”.
Voor en achter
Doordat het hallehuis in vakken is opgebouwd ( dat kan door het geraamte van gebinten) is het aanbrengen van een scheiding tussen wonen en werken logisch. Vaak wordt een stenen muur tussen deze twee gedeeltes opgetrokken. Voorhuizen krijgen pannen, het achterste deel van de boerderij wordt met riet afgedekt. Aan de voorzijde van de boerderij is de boerin de baas. Ze doet de boomgaard, de groentetuin, de siertuin en ze gebruikt het bleekveld. In het werkgedeelte maakt de boer de dienst uit. Zij zit onder de pannen!
De boerderijen hebben nog meer kenmerken die makkelijk te ontdekken zijn.
Het uilenbord
Aan de achterzijde van de boerderij komt op veel plaatsen een uilenbord voor. Het dak loop daar dan niet door tot aan de nok, maar sluit ongeveer anderhalve meter lager aan op de constructie van het zadeldak. Hierdoor ontstaat een stukje achtergevel in de vorm van een driehoek. Door het uilenbord kan de kerkuil het gebouw binnenkomen. Vroeger was de uil vaak welkom. Nu niet altijd meer. Het voordeel van een uil in je schuur is de aanwezigheid van een muizeneter. Maar graanopslag komt in de schuur niet meer voor. En echt nodig lijkt de vogel ook niet meer. Toch zijn er veel eigenaren van schuren en boerderijen die kerkuil graag te gast hebben. Vogelsecties van regionale natuurbeschermingsorganisaties hebben tientallen uilenkasten opgehangen. Zo is de kerkuil weer een normale verschijning in het Reestdal geworden. Jammer is dat er ook uilenborden worden dichtgemaakt. Begrijpelijk is dat wel, want een familie kerkuil geeft veel troep. Je moet wel een beetje tolerant zijn.
Wanden van hout
Houten gevels zijn vaak toegepast, Je ziet ze nog op veel plaatsen. Vooral bij achterhuizen, schuren en stallen worden ze aangetroffen. De ruwe planken worden “gepotdekseld” aangebracht en lopen meestal horizontaal. De planken bestaan meestal uit eikenhout. Dat is duurzaam en behoeft weinig onderhout. Bij andere houtsoorten wordt dan koolteer (mag nu niet meer) gebruikt om het hout te verduurzamen.
Baanderdeuren en mestdeuren
Het achterhuis is toegankelijk door grote baanders (baanderdeuren). De deuren geven toegang tot de opslag- en werkruimte van de boerderij. Paard en wagen moeten er door kunnen. Karakteristiek zijn de achterhuizen met hun lage zijgevels en kleine mestdeuren of mestluiken. In de ruimte er tussen zijn vaak ijzeren stalraampjes aangebracht.
Deze gevels ontstonden vooral de 19de eeuw als de potstal langzamerhand plaats maakt voor de “Hollandse stal” . De koeien komen netjes in de rij te staan met een brede goot voor de mest tegen de zijgevel aan. Door de aanwezigheid van een aantal kleine mestdeuren kan de mest snel uit de gruppe worden verwijderd.
Leilindes als Zonneschermen
Je ziet ze tegenwoordig steeds meer: leibomen. Nu vaak geplant als sierbomen, ze staan ook niet altijd aan de zuidkant van de woning. In het Reestdal zijn ze altijd aan de zonzijde van het woonhuis een normaal verschijnsel geweest. Vaak worden lindes gebruikt. Deze leilindes zorgen in een warme zomer voor enige verkoeling in het woongedeelte. Een duurzame soort luxaflex.
Levensboom in het bovenlicht
Het bovenlicht is het raam dat zich boven de (voor) deur bevindt. De levensboom is geen typisch Reestdal ornament. In andere delen van ons land komt deze ook voor. De levensboom is vaak van gietijzer en meestal wit van kleur. De boom heeft een symbolische functie. Met zijn wortels in de bodem en de takken gericht naar boven kan hij worden gezien als een verbinding tussen hemel en aarde.
Rode beuk
In het rijkere deel van het Reestdal wordt in de tuin voor de boerderij een rode beuk geplant. Deze boom is een symbool voor de welvaart in het gebied. Inmiddels zijn veel rode beuken (of paardekastanjes) uitgegroeid tot kolossale bomen. Ze geven de boerderij meer uitstraling. Vooral in de buurt van De Stapel en De Wijk zijn hier mooie voorbeelden van te zien. Jammer is dat één van de oudste en mooiste beuken van het Reestdal aan de Stapelerweg sneuvelde. De ramp voltrok zich in februari 2022 tijdens de storm Eunice. Zonde ! Als een sfeer bepalende, karakteristieke monumentale boom verdwijnt doet dit pijn.
Bakhuisje
Bij een aantal monumentale boerderijen in het Reestdal staan ze nog: afzonderlijke gebouwtjes, waarin de boerin brood bakte. Het huisje had een dak van dakpannen, want een rieten dak was veel te vuurgevaarlijk. De hele boerderij zou er aan kunnen gaan!
Tuin
In de groene ruimte rondom de boerderij draait het niet zozeer om schoonheid, maar om functie. Alle elementen moeten een doel hebben. De moestuin, de bleek, de fruitboomgaard, de leibomen, de eikengaard, de mestbult. de siertuin, de drinkpoel, de bessenstruiken, de meidoornhaag, alles heeft een taak. Het boerengezin is zo veel als mogelijk zelfvoorzienend. Zelf groente verbouwen , de boomgaard en bessenstruiken voor (klein) fruit, gebinten voor uitbouw van de boerderij uit de eikengaard, snijbloem uit de siertuin, enz.
Veel boerderijen hebben geen agrarische functie meer. Dat is jammer, de ziel verdwijnt dan uit het boerenlandschap. Nieuwe bewoners zouden eigenlijk bij de aankoop van hun
nieuwe stek gratis het boek “Over de Reest” moeten krijgen. Hierin wordt vanuit historisch perspectief de gebouwde (boeren) cultuur beschreven. Anders gezegd: lees hoe vroeger de boerenerven in het Reestdal waren ingericht en misschien is het de moeite waard om je erf ook zo in te richten.
De schoonheid van het verval
Leegstaande vervallen boerderijen, er stond er jaren eentje op De Bloemberg. Wat kan verval mooi zijn ! Een verlaten fabriek, loods, boerderij of nog mooier een ruïne, zijn locaties voor de Urban-fotograaf. Sfeervolle foto’s maken op plekken waar je vaak niet mag komen. De boerderij op de foto is helemaal in prachtige oude stijl opgeknapt.