Bijna alles is weg
Van de uitgestrekte heidevelden en woeste kletsnatte venen die vroeger het Reestdal begrensden is niet veel meer over. De meeste restanten vind je op De Wildenberg en de Meeuwenplas en het niet toegankelijke Nolderveld. In de Haardennen en het Carstenbos liggen nog wat heideveldjes. De heide van Takkenhoogte en het Rabbingerveld is herstelde natuur. Vroeger heide, toen landbouwgronden en nu weer natuur.
Populaire natuur
De heide die we nog in ons land hebben is populair. Niet alleen in augustus als de struikheide bloeit, het hele jaar door wordt in heideterreinen gefietst, gewandeld, naar vogels gekeken schaapskuddes gefotografeerd. Bekende trekpleisters zijn de heidevelden van de Sallandse Heuvelrug, de Veluwezoom, de Brunssummerheide en het
Dwingelderveld. Wel eens op zondagmiddag op Takkenhoogte gewandeld ? Het parkeerterreintje is al heel lang te klein. Het gebied lijkt aan zijn eigen schoonheid verloren te gaan. Het probleem van massatoerisme in het klein. We vernielen met z’n allen wat we individueel zoeken.
Pubernatuur
De meeste bezoekers hebben geen idee hoeveel tijd en energie het kost om al die prachtige heidevelden in perfecte conditie te houden. Heide is namelijk een soort pubernatuur. He
t is natuur met een enorme hang naar groei en ontwikkeling. Van open landschap naar bos. Pubers mogen volwassen worden. Heide mag dat niet. Die moet open blijven en min of meer stil staan in ontwikkeling. Dat is het doel van heidebeheer. Successie is het spookbeeld. De karakteristieke flora en fauna moet behouden blijven.
Met handwerk op weg naar meer biodiversiteit.
Heidebeheer gebeurt vaak grootschalig. Op uitgestrekte velden is dat ook logisch. Machinaal plaggen is daar een voorbeeld van. Op de kleinere terreinen is het voor
machines lastig werken en kun je beter de handen uit de mouwen steken. Daar heb je vrijwilligers voor nodig. Zo’n enthousiaste groep is tot veel in staat, mits er regelmatig wordt gewerkt. En met goed gereedschap natuurlijk. Waaruit bestaat dat beheer ? Alle boompjes uit de heide trekken en zorgen dat het geen bos wordt, of is het meer dan dat ? Om een beeld te geven van kleinschalig heidebeheer kijken we naar de werkgroep Rabbingerveld van natuurwerkgroep de Reest uit Dedemsvaart/Balkbrug. Deze werkgroep bestaat uit acht vrijwilligers en is aangesloten bij Stichting het Drentse Landschap, de beheerder van bijna 1000 ha natuurterrein in het Drentse deel van het Reestdal. Het Rabbingerveld is een onderdeel van dit bezit en bestaat uit ongeveer30 ha nieuwe natuur die zich mag ontwikkelen tot heide.
De groep werkt in de periode van september tot en met half maart één middag in de week. Gereedschap wordt betrokken uit het Reestdal-depot van Landschap Overijssel. In dit artikel lees dat je met eenvoudig handgereedschap veel kunt doen !
Opslag verwijderen.
Eén van de belangrijkste werkzaamheden van heidebeheer is het verwijderen van opslag van bomen en struiken. Het gaat hier om zaailingen van vooral berk en grove den. De
meeste zaden van deze bomen worden verspreid door de wind. Heide wordt vaak begrensd door bossen of houtsingels en ieder jaar weer dalen duizenden zaadjes neer op de open vlakte. Natuurlijk komen lang niet alle zaadjes op een geschikte plek, toch zien ieder jaar talloze mini boompjes kans om met de aanleg van een bos te beginnen. Dat is namelijk wat er gebeurt. Zonder beheer groeit de hei in een paar jaar dicht en verandert het landschap. Dit proces heet successie en is een normale biologische gang van zaken. Je zie het overal om je heen. In de tuin, op het land, in de sloot, in het riet, overal verandert de vegetatie voortdurend met bos als eindstadium. Je moet eens weten hoeveel moeite Natuurmonumenten moet doen om de Weerribben open te houden !
De werkgroep wil de heide niet laten dichtgroeien en haalt de zaailingen dus weg. Kleine boompjes tot ongeveer meter worden uitgespit. Met een scherpe spade gaat dat prima. Je komt dan al gauw tot de ontdekking dat berken enorme lange oppervlakkige wortels hebben ! Als spitten niet lukt wordt het boompje bij de grond afgeknipt. Dat gebeurt met de takkenschaar. De gesneuvelde opslag blijft niet in de heide liggen. Aan de randen worden ze op hopen gegooid.
Open plekken in bosjes maken .
In het meest zuidelijke deel van het Rabbingerveld ( opgeleverd rond 2005) is een aantal bosjes ontstaan. Ze bestaan vooral uit berk in combinatie met den en brem. Het zijn geen dichte bosjes, er zijn veel open plekken waar zonlicht op de bodem komt. Reewild maakt er dankbaar gebruik van. Ook vogels als fitis en tjiftjaf voelen zich hier thuis. In de bosjes worden nog wat meer open plekken gemaakt. De randen worden deels teruggesnoeid, zodat een bosje langzaam de heide ‘in loopt’. De open en zonnige plekken zorgen voor een soort micro-klimaat. Veel insecten kunnen hier van profiteren. De opslag en de afgezaagde bomen worden in de randen van het struweel of bosjes op rillen gelegd.
Zandplekken
Bij het uitspitten van boompjes komt er op sommige plekken veel dekzand mee naar boven. Het gaat vooral om plekken waar de bodem nauwelijks met heide of mos is bedekt. De bodem is hier los en dat geeft de werkgroep de kans om kleine open zandplekken te graven. Voor zandbijen, zandloopkevers, vlinders en reptielen als de zandhagedis zijn deze zanderige plekken van levensbelang.
Braamstruweel
Op een aantal plekken in het gebied komen struwelen van bramen voor, soms in combinatie met berken. De bomen worden verwijderd om de braamstruiken de kans te geven om flink uit te groeien. Net als op Takkenhoogte kunnen deze struwelen in
de toekomst zorgen voor een broedgeval van de grauwe klauwier of een overwinterende klapekster. Bramen trekken ook broedvogels als braamsluiper, kneu, roodborsttapuit e.d. aan en veel insectensoorten vinden er voedsel. Braamstruiken in de heide tegenkomen worden niet verwijderd. Hoe meer struweel in een gebied, hoe gevarieerder de biodiversiteit.
Steilrandjes maken
Bij een drinkpoel ligt een grote bult zand. Een paradijsje
voor zandminnende insecten, zoals zandloopkevers. De bult leent zich goed voor het afsteken van een steilrand op de zuidzijde. Ook elders in het terrein liggen plekken met wat reliëf, geschikt voor de aanleg van kleine steilrandjes.
Takkenril aanleggen
Gezaagde bomen worden kleiner gemaakt en op rillen gelegd. Insecten, vogels, muizen, egels hebben baat bij de aanleg van deze takkenbulten. Schimmels breken het hout langzaam af. Meer biodiversiteit dus. In een klein dalletje, vlak achter het Spookmeer heeft de werkgroep op de grens tussen bos en heide tientallen meters takkenrillen aangelegd.
Meidoorn en sleedoorn planten
In het jongste deel van het Rabbingerveld (2015) ontwikkelt de heide zich mondjesmaat. Het terrein is na drie jaar natuurontwikkeling nog erg kaal en vormt een schril contrast met het terrein uit 2005. Het Drentse Landschap ziet dit ook. De werkgroep gaat op twee plekken besdragende struiken als meidoorn en sleedoorn planten. In de overgangszone tussen het ‘oude’ en ‘nieuwe’ Rabbingerveld worden ook struiken geplant om het open terrein voor vogels wat aantrekkelijker te maken. De kans dat ze door de vijf Schotse Hooglanders of de kudde Schoonebeekers worden aangevreten of geplet is erg groot, maar misschien is het toch het proberen waard.
Broedstoven neerleggen
Eikenstammetjes zijn heel geschikt als brandhout, maar in plaats van het hout uit het landschap af te voeren kun je het ook een natuurlijk functie geven. Een stapeltje hout biedt reptielen en kleine zoogdieren plekken om zich te verbergen. Hagedissen kunnen zich in het zonnetje opwarmen. Bovendien gebruiken veel insecten rottend hout om er eieren in te leggen.
Plagplekken maken
Op veel plekken in de hei staat geen heide meer, maar is de bodem bedekt met mossen. Vaak is dat haarmos of klauwtjesmos. Deze planten profiteren van de stikstof die 24/7 neerslaat. In kleine heideterreintjes kun je handmatig ( met de bats) de mossen en grassen weghalen tot op het gele zand. Zo krijgt de heide weer nieuwe kansen. De zandbulten zijn mooie plekken voor insecten om zich op te warmen of eitjes te leggen.
Met weinig veel doen.
Zo kun je met relatief weinig mensen met takkenschaar, spade, bats en zaag voor de flora en fauna in heideterreinen een heleboel leuke en zinvolle dingen doen. Bovendien ben je lekker buiten aan het werk en je ziet resultaat. Wat wil je nog meer ?
Dit is het tweede deel van de serie : Heide, lust of last ? Het eerste deel “Heide is lastige natuur” lees je hier.