Een kale zandvlakte. En langs de Nieuwe Dijk een groot bord met daarop een foto van een roodborsttapuit en de wervende tekst “Nieuwe natuur in het Reestdal ” Het is september 2016 en het project Rabbingerveld deel 2 is net opgeleverd. Graslanden zijn afgeschraapt tot op het gele dekzand. Hier en daar zijn wat laagtes gecreëerd. Er is niets te beleven. De zomer is voorbij, de roodborsttapuit zit al lang in Afrika.
Bijzondere eigenschappen
Het is juni 2017. De kale zandvlakte is niet meer. Grote delen van het nieuwe gebied zijn begroeid. Het is onvoorstelbaar, zo snel als de natuur haar kansen pakt. Er zijn planten, die hierin gespecialiseerd zijn: de pioniers. Ze beschikken over eigenschappen die andere planten niet of veel minder hebben. Kamille, schapenzuring, dwergviltkruid, witte klaver, melde, harig wilgenroosje, ze hebben weinig voedingsstoffen nodig, groeien snel en zijn vaak eenjarig. Vaak produceren ze ook veel zaden, die erg lang hun kiemkracht houden.
Successie
Als de pioniersvegetatie afsterft ontstaat er een laagje humus in de bodem. De grond wordt
vruchtbaarder. Dat geeft andere planten de mogelijkheid om zich te ontwikkelen. Zo verandert de vegetatie voortdurend. Dit proces heet successie. Het eindstadium van deze ontwikkeling is bos. Maar zo ver laat de eigenaar van het Rabbingerveld, Het Drentse Landschap, het niet komen. Grote grazers als Schotse Hooglanders moeten het gebied open houden. Niks geen successie. Het terrein mag zich ontwikkelen tot heide en dan is het “tot hier en niet verder”. Eerst maar genieten van de pioniersplanten. Die zijn ook mooi.