Tientallen meters esrand worden weer beplant in het Overijsselse deel van het Reestdal. Goed voor de biodiversiteit en een verrijking voor het kleinschalige beekdallandschap.
Veel mensen denken bij het woord es aan die inheemse boom met zijn mooie gitzwarte knoppen. Maar het woordje heeft nog een andere betekenis. In het boekje Leestekens in het landschap ( uitgegeven door Landschapbeheer Nederland) staat de volgende omschrijving: “Een es is een oud bouwland, dat in gebruik is bij verschillende boeren.” Voor het Reestdal geldt deze omschrijving niet helemaal. De essen werden niet door veel boeren gebruikt, daarvoor waren de bouwlandjes te klein. Grote uitgestrekte essen, zoals die in Drenthe aan de randen van de brinkdorpen voorkwamen, kent het Reestdal niet.
Kleine akkertjes
Tijdens de laatste ijstijd worden vanuit het vlakke dal van de Oervecht hoge zandkoppen ( ook wel dekzandruggen genoemd) opgestoven. Het veenbeekje de Reest is hierdoor gedwongen al meanderend een weg door het landschap te zoeken. Scherpe bochten ontstaan, ze zijn nog steeds kenmerkend voor de loop van de Reest. De ontstane zandruggen zijn lang, smal en veel ruimte hebben ze niet. Als in de Middeleeuwen de eerste boeren voorzichtig proberen om in het kletsnatte beekdal een bestaan op te bouwen,
ontstaan op de zandruggen kleine bouwkampjes (akkertjes). Ze worden ook wel eenmans-essen genoemd. Te klein voor een hele boerengemeenschap, maar wel ruim genoeg voor een paar boerengezinnen. Op veel plekken in het Reestdal ontstaan kleine buurtschappen (esgehuchten) van twee, drie of hooguit vier boerderijen. De hooggelegen essen zijn geschikt voor het verbouwen rogge, boekweit, misschien ook huttentut. De lage landen langs de Reest leverden kruidenrijk hooi.
Struweel met stekels
De randen van de essen worden door de boeren beplant met stekelig struweel om het vee of het wild uit de akker te houden. Deze esrand of eswal bestaat dan vaak uit meidoorn, sleedoorn, hondsroos ,Gelderse roos, braam, els, vlier, eik e.d. De beplanting heeft nog een andere taken: erosie ( afkalving) van de steilrand voorkomen. Het verschil in hoogte
tussen de es en het natte beekdal is vaak groot en steil. Invloeden van wind en ( hoog) water kan een es langzaam doen ondermijnen. Wortels van struiken zorgen voor meer houvast in de bodem. In het verleden zijn veel zandkoppen afgegraven. Geel dekzand is populair en er is altijd wel ergens behoefte aan zand. Beplante esranden leveren in die tijd ook geriefhout. Brandhout, hout voor gereedschap of voor het maken van een hek bijvoorbeeld. Begroeide esranden hebben geen economische of agrarische functie meer. Wel een ecologische : het zijn ideale verbindingszones voor plant en dier.
Ze zijn er nog
De essen zijn nog goed herkenbaar in het landschap. Ze liggen vaak op de overgang van de lager gelegen natte en schrale hooilanden langs de Reest naar de flanken van het beekdal. Vaak zijn de akkertjes in de loop van de eeuwen ook opgehoogd door het gebruik van plaggenmest uit de potstal. Veel van deze kleine essen hebben daardoor een wat bolle vorm. Je kunt dat erg mooi zien als je op een es een gat moet graven, of met een grondboor een meter zand naar boven haalt. Eerst zie je een donkere humusrijke bouwvoor en daaronder het gele dekzand uit de laatste ijstijd.
Beheer
Een groot aantal essen is in beheer bij de beide provinciale landschappen (Drents Landschap en Landschap Overijssel). Tegenwoordig wordt er vaak winterrogge op verbouwd. Beide natuurorganisaties zien het belang van begroeide esranden. Zowel
Landschap Overijssel als Het Drents Landschap werken aan herstel van deze karakteristieke landschapselementen. Een mooi voorbeeld is het project “Eikenhakhout voor de toekomst”. In de winter van 2025 worden meer dan zesduizend (eiken) boompjes en bosplantsoen geplant op plekken waar hakhout en esranden nagenoeg verdwenen zijn. Op vijf locaties worden esranden weer beplant met inheemse meidoorn, sleedoorn, hondsroos, zoete kers, Gelderse roos, hazelaar, zwarte vlier, kardinaalsmuts en inlandse vogelkers. Het bijhouden van struweel vraagt wel om beheer. Om de zes jaar moet de haag worden afgezet of gesnoeid.
Biodiversiteit
Het vaak ondoordringbare stekelige struweel van meidoorn, sleedoorn en braam, gecombineerd met andere soorten vormt een ideaal biotoop voor de fauna. Er is veel rust en veiligheid om er te nestelen, de biodiversiteit is groot ( insecten, kleine zoogdieren) en juist daardoor is er veel voedsel aanwezig. Struwelen bieden broedgelegenheid aan vogels
als kneu, braamsluiper, heggenmus, spotvogel. Ook de vrij zeldzame grauwe klauwier zien we in het Reestdal in begroeide esranden. Diverse soorten kleine zoogdieren schuilen er, zoals egels. muizen en marterachtigen, maar ook amfibieën, zoals padden. Dagvlinders als landkaartje, bont zandoogje en bruin blauwtje zijn vaak langs struwelen op zoek naar voedsel en een plek om eieren af te zetten. In de nazomer hangen de begroeide randen vol met eetbare zaden en vruchten.