In de benedenloop van de Reest, in de omgeving van De Stapel, De Wijk en IJhorst zijn de reesterven (lees: boerderijen) vaak groot en imposant. Blijkbaar hadden de boeren hier meer in de portemonnee dan de collega’s stroomopwaarts. Oorzaak? De Reest!
In de bovenloop van de Reest (van nature een veenbeek) was het water nogal zuur en voedselarm. Naarmate het Reestwater verder stroomde richting Meppel nam de hoeveelheid mineralen in het water toe. Dat kwam door de toestroom van kwel uit de hogere zandgronden van het Drentse Plateau. Als in de wintermaanden de Reestlanden onder water kwamen te staan, daalde er een dun laagje vruchtbaar slib op de graslanden neer. Mooier kon je het als boer niet krijgen! De hooiopbrengsten waren in de benedenloop van de Reest de beste van de omgeving. En dat leverde een prima veestapel op, die veel melk gaf. De melk werd in kleine zuivelfabrieken omgezet in roomboter. En het was deze goudgele boter die de boeren in dit deel van de Reestdal zoveel welstand gaf. Boerderijen kregen mooie woonhuizen, er kwam een chique tuin en voor de boerderij werd een rode beuk geplant. Een beuk als symbool van de rijkdom. Veel oude boerderijen in de buurt van De Stapel en De Wijk hebben de indrukwekkende beuk nog steeds in de voortuin staan.
In mijn geboortestreek Westfriesland mocht je volgens mij een rode beuk
in de voortuin neerzetten als de boerderij vrij was van een hypotheek.
De plaats is schoon zei men dan tegen iedereen.
Dat betekende ook een behoorlijke welstand destijds.