Op bezoek bij Vogel Trek Station De Smidse Linde

Koolmees in het net

Judith haalt een koolmees uit het net. Voorzichtig belandt het vogeltje in een linnen zakje. Hij ( of is het een zij ?) blijkt geringd. Judith leest het nummer af en ik mag het nummer noteren. Mocht je denken dat bij de koolmees het mannetje en het vrouwtje niet van elkaar te onderscheiden zijn, dan heb je het mis. Judith : ´Het mannetje heeft zwart over zijn

Vleugelveren geven info over leeftijd

hele gele buik en bij het vrouwtje stopt het zwart ter hoogte van de poten. Als je goed oplet kun je het ook makkelijk zien. De zwarte strook is bij het vrouwtje ook smaller. Koolmezen kunnen vrij oud worden, de oudste gemeten koolmees was veertien jaar, maar de meeste mezen worden niet eens een jaar .Ik ben op bezoek bij vogelringstation De Smidse. Locatie : Vuile Riete, bovenloop van het Reestdal. Als het station in bedrijf is staat een aantal mistnetten in de tuin en zit Judith Schmidt binnen klaar om vastgevlogen vogels zo voorzichtig mogelijk uit het net te halen. De gevangen vogel wordt dan in een linnen zakje gedaan en meegenomen naar binnen voor onderzoek.

Onderzoek

Bij elke gevangen vogel wordt gekeken naar het vetgehalte. Dat gebeurt door de veren op de buik weg te blazen. Is de huid rood, dan is er geen vet aanwezig. Is de kleur van de huid geel dan wel. Gewogen worden de vogels ook. Ze gaan dan even op de kop in een soort dwangbuisje op de weegschaal. Wegvliegen is zo onmogelijk. Wat overigens opvalt is de rust waarin alles gebeurt. Het is net alsof de vogel weet dat Judith veel ervaring met deze ingrepen heeft en dat er niets kan gebeuren. De koolmees weegt 17 gram. Ook naar de

Even het buisje in om te worden gewogen

leeftijd van de vogel wordt gekeken. Daar komt veel kennis en ervaring bij aan te aan te pas. Opmerkelijk is ook hoe simpel Judith de vogels vastpakt. Zoals nu een geelgors. Het lijkt wel alsof hier een bepaald techniek wordt gebruikt. ‘Dat noemen we de ringersgreep. Als je hem bij zijn pootje pakt gaat ie fladderen. De kop zit tussen de vingers en de vleugels liggen in de hand. Zo blijft de vogel rustig.’ Zo’n geelgors heel dichtbij, voor een vogelaar is dat fascinerend. Een geelgors zingend in de top van een boom op een afstand van 20 meter is al geweldig, maar dit is wel heel apart. We kijken naar de snavel. Toch niet zo stevig als je misschien bij een gors zou verwachten. Een dikke kegelsnavel heeft ie niet. ‘De ondersnavel bij de geelgors is breder dan de bovensnavel. Toch kan ie heel goed zaden eten. Met het grootste gemak maakt hij maiskorrels kapot. Geelgorzen zijn hele rustige vogels. Als ze ontsnappen duiken ze weg, ze verstoppen zich. We hebben er al eens in de krantenbak teruggevonden. Daar hebben we heel lang naar gezocht’. Deze geelgors is al een keer geringd. Een terugvangst heet dat. Ik mag het nummer noteren. Dan kijken eens goed naar de kop. Mannetjes hebben meer geel op de kop. Judith kijkt naar de vleugelveren en ziet dat het hier gaat  om een jonge vogel van vorig jaar. Voor een buitenstaander lijkt dat bepaling van de leeftijd een lastige klus, waarbij veel kennis en ervaring nodig is. Rui, kleur, vorm en lengte van veren zijn belangrijke bronnen voor leeftijdsbepaling. Maar niet alleen de veren.

Prachtige vogel, die geelgors

Hoe kom je aan die kennis ?

‘Zorgen dat je goede vogelboeken hebt. Daar haal je bijvoorbeeld alle vinkachtigen uit. Die hebben dezelfde kenmerken waar je op moet letten. Bij de mezen net zo. Door veel te oefenen leer je van heel veel vogels waar je naar moet kijken. Zo leer je dat je een roodborst in de bek moet kijken om achter de leeftijd te komen. Bij karekieten is dat ook het geval. Bepaald kleuren aan de bek vertellen iets over de leeftijd. Als je bepaalde soorten vaak in de handen hebt, dan weet je het op een bepaald moment wel’.  

 

Voorzichtig haalt Judith de vogel uit het net

Hoe lang bestaat ringstation De Smidse ?

‘Ik ben een keer op bezoek geweest in een vogelringstation bij Hasselt. Dat vond ik heel interessant en leuk om te zien wat daar gebeurde. Het leek me erg boeiend om dat vangen en ringen van vogels ook te leren. In 2011 ben ik met mijn opleiding begonnen in De Kooi bij Henk Luten. Mijn eerste vogel die ikzelf ving was een tjiftjaf in 2012.  In 2013 examen heb in de Scherenwelle bij Joop van Ardenne examen gedaan. In 2013 ben ik gestart met mijn eigen VRS. In dat zelfde jaar ben ik thuis begonnen met het CES project. CES staat voor Constant Effort Site. Dit betekent dat je vogels vangt met een constante en zelfde netopstelling, dat de locatie gedurende een aantal jaren niet verandert. Het project loopt in achttien landen. In Nederland doen 48 locaties mee en VRS De Smidse is het enige station in Drenthe. Ik heb ook een aantal jaren geringd op het station Schiermonnikoog en daar veel ervaring opgedaan. Erg veel soorten vogels in de handen gehad. Vooral rietvogels. En goudhaantjes ! Op elk station vang je weer andere vogels. Niet iedereen mag zo maar een ringstation beginnen. Daar moet je dus een vergunning voor hebben.’

Draaihals ( foto Teo Schmidt)

Bijzondere vangsten

Je zou haast denken, dat een ringstation in de Vuile Riete een saaie plek moet zijn in vergelijking met een toplocatie als Schiermonnikoog. Vergis je niet ! Ook Judith krijgt de mooiste soorten in haar netten. Vandaag misschien even niet, op deze morgen hangen vier soorten in het net, namelijk koolmees, pimpelmees, groenling en geelgors. In de periode 2013-2019 werden er rond de 50 (!) soorten gevangen en geringd. Meer dan 7800 vogels ! Echtgenoot Teo staat meestal paraat om een nieuwe soort op de foto vast te leggen. Bijzondere vangsten genoeg : appelvink, goudvink, kleine barmsijs, ijsvogel en het absolute hoogtepunt tot nu toe in de geschiedenis van De Smidse : een draaihals ! De meest gevangen vogel is de koolmees. Meer dan 2300 keer moest Judith deze meesjes voorzichtig uit het net halen. Opgemerkt moet worden, dat er koolmezen bij zijn, die meerdere malen gevangen zijn. Bij andere vogels komt dit ook voor. Allemaal vogels met een kort geheugen ? Of heeft Judith in de vogelwereld een eigen fanclub ? Of zal het toch dat net zijn, bijna onzichtbaar opgehangen in een tuin waar het zo goed toeven is. Voor dat je weet hang je immers weer.

Geelgors in de ringersgreep,krijgt ring.

Wat maakt de locatie van jouw ringstation zo bijzonder ?

‘De ligging. We zitten hier op de Vuile Riete op een kruispunt van groen. Bosjes en singels, precies dat landschap waar vogels verblijven. Ze verplaatsen zich ook via die groene doorgangen. Verder hebben we onze tuin vogelvriendelijk ingericht. Struiken, water, ruige hoekjes, vogels voelen zich er thuis en vinden er ook voedsel. Ik plaats meerdere netten in de tuin. Ze worden mistnetten genoemd, ze zijn erg fijnmazig, vogels zien ze niet en vliegen er in. Als ze vast komen te zitten haal ik ze er heel voorzichtig uit. Ik heb ooit op een dag 107 vogels in de netten gehad. Dat was wel heel bijzonder. En een blauwe reiger. Ook bijzonder, maar daar had ik Teo bij nodig om hem weer uit het net te halen.’

Kijken naar het vetgehalte op de buik

Doe je dit omdat je het een leuke hobby is, of is dit ook zinvol werk ?

‘Natuurlijk vind ik het erg leuk om te doen, maar het is vooral zinvol. Alle gegevens van al die vogelringstations komen terecht in een grote database bij het Vogeltrekstation. Zo komen we steeds meer te weten over al die trekvogels die naar Afrika trekken. Met een heleboel soorten gaat het niet goed. Het wordt voor trekvogels steeds moeilijker om droge gebieden te overbruggen. De achteruitgang van de insecten komt daar dan nog bij.’

Wat kunnen we hier in ons land doen om het landschap voor vogels aantrekkelijker te maken ?

‘Het aangeharkte en nette landschap is voor vogels niet aantrekkelijk. De bermen worden te vaak gemaaid, we halen zogenaamd voor de verkeersveiligheid ook nog eens struiken tussen bomen weg, er zijn bijna geen verruigde overhoekjes meer. Houtsingels verdwijnen, noem maar op. We moeten hiermee ophouden en het landschap weer herstellen. Het zal ook gunstig voor de insecten zijn.’

Ringstations in Nederland

Als mensen meer willen weten over jouw ringstation, kunnen ze dan ergens terecht.

‘Op de website www.trektellen.nl worden voortdurende vogeltellingen en geringde vogels gemeld. Op een kaartje van Nederland zie je bijvoorbeeld waar alle Vogel Ring Stations liggen. De gegevens van mijn station vind je er ook.’

Vogel Trek Station De Smidse

Posted in Fauna, Interviews | Tagged , | 2 Comments

Moeilijke vogels … tot ze gaan zingen

Graspieper of boompieper ?

Tuinfluiter,braamsluiper, fitis, grasmus, fluiter en tjiftjaf. Dat is moeilijk spul. Vogeltjes die vreselijk moeilijk uit elkaar te houden zijn. Het zijn dan de details waar je op moet letten. De kleur van de pootjes bijvoorbeeld of de wenkbrauwstreep. Soms is het om dol van te worden. Braamsluiper en grasmus lijken op elkaar en hebben voorkeur voor hetzelfde biotoop (dicht struweel). Allebei struinen ze door het dichte struikgewas en laten

De grasmus heeft oranje poten

zich niet al te vaak zien. Roodborst en koolmees, ja dat is een makkie. Maar die familie bruine en grijze fladderaars, dat is een ander verhaal. Gelukkig is er een oplossing voor dit probleem. Dat is de zang. Zodra het mannetje ( want die macho´s zingen, vrouwtjes laten zich nauwelijks horen) zijn snavel open doet worden de verschillen tussen het moeilijke vogelvolkje groot. Nadeeltje :  het grootste deel van het jaar zingen ze niet, of ze zijn er niet. Je moet in de maanden april en mei naar buiten om de concerten te horen. Een mooi voorbeeld van twee vogels die vooral door hun zang makkelijk te onderscheiden zijn, zijn de tjiftjaf en de fitis.

tjif tjaf

Tjiftjaf

Net als de koekoek dankt dit vogeltje zijn naam aan het geluid dat ie maakt. De kievit en de grutto horen ook bij dit groepje. De witsterblauwborst doet hier natuurlijk niet mee. Die roept heel wat anders. De tjiftjaf wordt in Duitsland Zilp-Zalp genoemd. Misschien is dat een betere benaming, want het geluid van dit onrustige vogeltje doet meer Duits dan Nederlands aan. Veel mensen kennen de tjiftjaf niet , maar het geluid wel. Dat komt omdat de tjiftjaf overal voorkomt waar bomen en struiken zijn. Niet alleen in bossen dus, maar ook in tuinen.

Klik hier voor het geluid van de tjiftjaf 

De tjiftjaf is erg onrustig. Het lijkt een vogeltje met ADHD, zit vrijwel nooit stil en vliegt van hot naar her. Het is een talrijke broedvogel. De pootjes zijn donker net als de snavel.  Wat ook  opvalt is de beige wenkbrauwstreep, hoewel deze minder duidelijk is dan bij de fitis. Het is een van de eerste vogels die in het voorjaar van zich laat horen. Het aantal broedparen in ons land wordt geschat op rond de 500.000. De tjiftjaf doet het goed. Dat komt o.a. door verstedelijking van voorheen open agrarische gebieden. Dat klinkt gek, maar is wel logisch. Bij de aanleg van stadsuitbreiding worden groenstroken, parkjes en tuinen aangelegd. Daar voelt een tjiftjaf zich al  snel thuis.

fitis

De fitis

Ze lijken wel heel erg op elkaar, fitis en tjiftjaf. Een beetje kritisch kijken en je ziet wat verschilletjes. De wenkbrauwstreep is wat langer en duidelijker dan bij de tjiftjaf, de snavel is lichter en wat langer. Vaak ook wat geler op de buik. Maar alle twijfels vallen weg als je de fitis hoort zingen ! Een liedje van heldere tonen, die hoog beginnen en dan dalen.  Je wordt er een beetje melancholiek van.

De fitis zingt vaak vanuit de top van een boom of struik

Klik hier voor het geluid van de fitis.

Fitissen zijn veel rustiger dan hun neefje de tjiftjaf. Het is vaak mogelijk om rustig naar een zingende fitis te kijken op een meter of tien ( soms zelfs minder) afstand. Hij laat zich graag bewonderen, vliegt even weg en komt dan weer in dezelfde boom of struik terug. Als je het geluid kent, blijkt dat houtwallen, heideterreinen, bosaanplant e.d. vol zitten met fitissen.  Het aantal broedparen in ons land wordt geschat op rond de 200.000. Onderzoek wees uit dat fitissen tijdens hun verblijf in Afrika lijden onder de droogte in grote woestijngebieden als de Sahara.

Bronnen:

Sovon vogelatlas van Nederland

Zakgids vogels van Nederland en België

Eigen waarnemingen

 

 

 

Posted in Fauna, Geen rubriek | Tagged , | Leave a comment

Dag bloemen, dag vlinders en…..dag grutto ? Of toch niet ?

´Grrutto, grrutto, grrutto ! ´ Wat is er nu mooier dan dit geluid ?

Op woensdag 10 april 2019 kwam dagblad Trouw met een artikel over de grutto: ´De koning van de weide moet behouden blijven´. Deze noodkreet gaat over  het verdwijnen van de mooiste weidevogel die er is, maar in feite gaat het over de dramatische  achteruitgang van de biodiversiteit in ons land. De laatste jaren gaat dit heel erg hard. Het is net alsof het afweersysteem van onze natuurlijke ecosystemen zijn plafond heeft bereikt en dat de hele boel bezig is in elkaar te klappen.

Gelukkig gaat het niet overal slecht met onze flora en fauna. Het moderne agrarische

artikel Trouw

landschap (60%  van ons land)  is een drama, maar er zijn ook landschappen die het goed doen. Een mooi voorbeeld is de ontwikkeling van ´natte natuur ´. Denk hierbij aan meer ruimte voor de rivier, herstellen van beekdalen, aanleggen van waterbergingsgebieden e.d. Juist hier zie je dat een aantal soorten juist toenemen. Zeearend, visotter en bever zijn hier voorbeelden van.

de achteruitgang van de grutto in Nederland

De grutto verdwijnt uit ons land (als er niets gebeurt) 

´Het lijntje van de grafiek loop snel naar beneden. Als aandelen zo zouden kelderen was er allang een economische crisis uitgebroken.´ Zo begint bovengenoemd artikel. Het aantal grutto´s is in twintig jaar gedaald van 100.000 naar 35.000 broedparen. De wereldpopulatie grutto´s is voor 85 % aangewezen op open graslanden in laaggelegen delen van Nederland. Dat grasland moet aan een aantal voorwaarden voldoen om het grutto´s naar hun zin te maken.

- de oppervlakte mag niet te klein, het liefst grote aaneengesloten gebieden van 1000 ha met zo weinig mogelijk verstoring. Een vijfde deel moet natuur zijn waar jonge grutto´s kunnen schuilen voordat ze uitvliegen.

De sierlijke grutto is de koning van de weide

- In het vroege voorjaar moet het water maximaal 10 tot 20 centimeter onder het maaiveld staan. Plasdras met een zachte voedselrijke bodem.

-  Het grazen van vee moet verminderd en het maaien van gras moet veel later dan nu gebeurt. Pas half juni , want de jonge vogels moeten zich kunnen verstoppen in hoog gras.

- Het injecteren van de bodem met drijfmest doodt het bodemleven (wormen) en hier voor in de plaats kan  het land beter worden verrijkt met ruige ( ouderwetse) stalmest. Deze mest bevordert de aanwezigheid van insecten, het basisvoedsel voor jonge grutto´s.

- Het moet roofdieren moeilijk gemaakt worden om eieren en jonge weidevogels kapot te maken. Het landschap moet zo worden aangepast, dat roofdieren zich er niet meer thuis voelen. Bijvoorbeeld door het weghalen van verruigde plekken en uitzichtpunten voor roofvogels. Predatoren kun je ook actief verjagen.

Maar…..waar vind je als grutto  anno 2019 nog zo´n plek ?

De grutto houdt van plas dras grasland

Hopeloos of toch niet ? 

De initiatiefnemers van dit Aanvalsplan Grutto ( samenwerkingsverband groot aantal organisaties) zijn optimistisch. In het verleden zijn er successen geboekt met reddingsplannen als ´Red de zeehond´ en ´Breng de zalm terug in de Rijn´, dus waarom zou dit niet lukken met de grutto ? Landbouw minister Schouten en een groot deel van haar achterban wil  graag meewerken. Veel agrariërs  zijn enthousiast, maar of het er allemaal van komt zal de toekomst uitwijzen.

Lees hier het volledige artikel uit dagblad Trouw van woensdag 10 april 2019

Onze sierlijkste weidevogel verdient een beter biotoop

Meer weten ?

Murk Nijdam is een Friese boer die aan weidevogelvriendelijk beheer doet.

Posted in Fauna | Tagged , , , | Leave a comment

De holwortel bloeit op Dickninge !

Massale bloei van holwortels in de tuin van Dickninge

In het Reestdal is de holwortel  de bekendste vertegenwoordiger van de stinzenflora. De tuin van Landgoed Dickninge trekt in het vroege voorjaar veel wandelaars. Iedereen wil ze namelijk zien; de duizenden bloeiende holwortels. Er wordt naar hartenlust gefotografeerd en gefilmd en dat is ook geen wonder, want in het vroege voorjaar is de tuin van Dickninge een paradijs voor plantenliefhebbers.

Hommel haalt nectar uit bloemen van de holwortel

Helmbloem

De holwortel hoort bij de helmbloemen. Ze zijn er in het wit en in het paars. De bloemen worden vooral bezocht door bijen en hommels, ook citroenvlinders zijn in bloeiende holwortels geïnteresseerd. Bij de landing op de bloem buigt de vergroeide onderlip van de bloem een beetje door. Zo komen de meeldraden en de stamper vrij en slaan tegen de buik van het insect. Met de buik vol stuifmeel vliegt de hommel naar een andere bloem. De knol van de holwortel is, zoals de naam al doet vermoeden, hol van binnen. De plant groeit het liefst op luchtige humusrijke grond.

Geneeskrachtig

In de holle wortels zitten geneeskrachtige stoffen. In het boek “De plant in de geneeskunde” (uitgeverij Atrium) worden corydaline en bulbopadine genoemd. Deze stoffen hebben een kalmerende en verdovende werking en worden toegepast bij ziekten met spiersamentrekkingen. In de omgeving van landgoed Dickninge wordt deze stinzenplant ook wel kloosterkruid genoemd. In de middeleeuwen werd op deze plek vanuit Ruinen een klooster gesticht. Landgoed Dickninge ligt tussen De Wijk en Meppel. Een deel van de tuin rondom het landhuis is vrij toegankelijk.

bosanemoon op zoek naar licht

Bosanemoon 

Het zijn niet alleen de duizenden holwortels die de tuin van Dickninge zo aantrekkelijk maakt. Je kunt er ook genieten van prachtige witte tapijten van bosanemonen. Ook bloeien de gele sterretjes van het speenkruid. Als de voorjaarszon schijnt is het een feest om al die voorjaarsbloeiers te bekijken. Deze planten hebben veel licht nodig om te groeien en te bloeien. Ze zijn er dus altijd vroeg bij en komen tot ontwikkeling in een periode dat de bomen nog geen bladeren hebben. Wil je weten op welke plekken in het Friesland nog meer stinsenplanten te zien zijn, kijk dan op de website van de stinze Stiens. 

Tapijt van bosanemonen

 

Posted in Flora | Tagged , | 3 Comments

Water : er valt veel te kiezen !

Juli 2018 -Drempel in de Reest staat bijna droog

De droge zomer van 2018 heeft ons wakker geschud. De aanwezigheid van water is geen zekerheid meer. Weken achtereen zonder een drup regen!  Dalende grondwaterstanden  met grote gevolgen voor landbouw en natuur . Droogvallende beken en rivieren. On-Nederlandse taferelen ! We zijn een half jaar verder. Ondanks de regen van de afgelopen dagen is de situatie op de (hogere) zandgronden nog lang niet hersteld. Voor het groeiseizoen begint moet daar nog veel meer regen vallen. In andere lager gelegen delen in ons land gaat het de goede kant op.

Afvoeren of vasthouden ?

Volle regenmeter

Met regenwater kun je twee dingen doen. Snel afvoeren ( daar zijn de Waterschappen nog steeds heel erg bedreven in, nergens lees je dat ze nu buffers aanleggen) of proberen om het vast te houden. Het veranderende klimaat wordt steeds extremer. Uitzonderlijk droogte, de warmste februarimaand, superstormen, extreme regenval in korte tijd. Het is allemaal mogelijk.

In de afgelopen jaren hebben de Waterschappen zich voorbereid op extreme neerslagperioden. Beekdalsystemen werden hersteld, rivieren kregen meer ruimte, waterbergingsgebieden aangelegd. Dit alles leverde veel op : meanderende beken en rivieren, herstel van kleinschalige landschappen, verbetering van de biodiversiteit en meer mogelijkheden voor recreatie. Na de zomer van 2018 is duidelijk, dat de Waterschappen niet alleen een antwoord moeten hebben op wateroverlast, maar ook op een watertekort. Een waterbergingsgebied gebruiken als buffer om in tijden van grote droogte water op te slaan, wie had dat ooit gedacht ? De vraag alleen is of dit ooit gebeurt.

De Regge kreeg haar meanders weer terug

Wat doen waterschappen ?

Waterschappen in Nederland zorgen voor de waterhuishouding. Ze zorgen voor het beheer van dijken en sluizen, de juiste waterstand en voor zuivering van afvalwater. Op de website waterschappen.nl vind je maar liefst negen taken waar het waterschap zich mee bezighoudt. Er zijn 21 waterschappen in Nederland. Dat waren er in het verleden veel meer. Elk waterschap heeft een gekozen algemeen bestuur en een dagelijks bestuur. Beide besturen worden voorgezeten door een dijkgraaf of watergraaf.

nat Reestdal op Landgoed de Havixhorst

Het leeft niet 

Vraag tien willekeurige Nederlanders om een paar taken van het waterschap op te noemen. Bij de meesten blijft het opvallend stil :  ´Waterschap ? Ik weet wel dat ik er voor moet betalen, maar wat ze nou precies doen. Tja…´ Waterschappen doen veel werk in de luwte. Vaak staan de auto´s van het waterschap (met duidelijk herkenbaar logo en wervende tekst !) op plekken waar weinig mensen komen. Onderhoud van stuwen en gemalen, waterzuivering e.d. het zijn niet acties  die de massa bezighouden. “Wat het waterschap precies doet is voor de meeste mensen zo vanzelfsprekend, dat ze het niet eens in de gaten hebben”, vertelt een dijkgraaf uit Zuid-Holland. “Pas als we natte voeten krijgen gaat het opvallen”. Waterschappen hebben zich bovendien jarenlang gedragen als kleine koninkrijkjes, geregeerd vanuit de boerenstand. En wat te denken van de baas van het bedrijf ? De dijkgraaf.  Een afstandelijke middeleeuwse titel, die niet bepaald het ´wij-gevoel´ oproept.

Uitgedroogde grond- dit willen we niet

 

Relatie is sterk verbeterd 

De relatie tussen het waterschap en haar ingezetenen, dat is een ouderwets woord voor de bewoners van het door het waterschap beheerde gebied, is de laatste jaren verbeterd.

aanleg drempel in de Reest

Sinds 2008 houden we om de vier jaar  waterschapsverkiezingen. Vanaf dat moment kregen burgers meer inspraak. En meer informatie. Folders, programma´s op radio en tv, artikelen in de krant. Naast de traditionele partijen als CDA en VVD, die vaak alleen maar oog hadden voor het belang van de boeren, bestond nu ook de mogelijkheid om een stem uit te brengen op burgers met meer oog voor natuur en landschap. Een voorbeeld hiervan is de partij Water Natuurlijk. Wat waterschappen steeds beter gaan doen is zich profileren via website en sociale media. Op elke website vind je bijvoorbeeld een overzicht van projecten in de regio. Er is ook veel meer aandacht voor de combinatie tussen water, natuur en landschap. Dat is een goede zaak.

werkgebied Vechtstromen

Twee waterschappen

Voor het Reestdal en omgeving spelen twee waterschappen een belangrijke rol. Dat zijn het waterschap Vechtstromen en het waterschap Drents Overijsselse Delta. De inwoners van de gemeente Hardenberg stemmen op kandidaten van deze twee waterschappen. De Reest valt onder het beheer van Drents Overijsselse Delta. Het werkgebied van deze organisatie is erg groot en ligt in de provincies Drenthe

werkgebied Drents Overijsselse Delta

en Overijssel. Ten zuiden van IJhorst gaat dit waterschap hier binnenkort beginnen met een groot natuurherstelproject in De Vledders.  Op de website vind je hier veel informatie over. Waterschap Vechtstromen beheert Zuidoost Drenthe en Noordoost Overijssel/Twente. Drie belangrijke rivieren/beken zijn hier de Vecht, de Regge en veel Twentse beken, zoals de Dinkel.

Weet je niet wat of wie je moet stemmen ? 

Beide waterschappen hebben op hun website een stemwijzer die je misschien helpt om je stem uit te brengen. Het allerbelangrijkste is natuurlijk dat je gaat stemmen.

Stemwijzer Drents Overijsselse Delta 

Stemhulp Vechtstromen

 

 

 

Posted in Algemeen | Leave a comment

Het oude cultuurlandschap kan niet zonder vrijwilligers

Maak in deze tijd van het jaar een tochtje door het Reestdal en je ziet het op veel plekken: stapels brandhout klaar om opgehaald te worden. De werkplek is vaak een klein bosje. Of een houtwal. Van die kleine solitaire hakhoutbosjes zijn er gelukkig nog genoeg. Vroeger hoorden ze bij de bedrijfsvoering van de boer. Uit de bosjes werd veel geriefhout gehaald. Hout dat gebruikt werd voor het maken van afrasteringpalen (rikkepalen) , voor gereedschap en bouwmateriaal, maar ook voor het stoken van de oven of de kachel.  Eikenhakhout leverde vroeger ook een grondstof voor het looien van leer. (run) De grootte van de bosjes varieert nogal, ze zijn soms erg klein met een oppervlakte van nog geen 200 m2, de meeste bosjes zijn niet groter dan 2500 m2.

Eigendom van provinciale landschappen

Kenmerkende boomsoorten op de zandgronden zijn eik ,els en berk. Tegenwoordig wordt het hout vooral gebruikt als brandhout. De stammetjes van eiken worden ook nog wel eens gebruikt om er rikkepalen van te maken.Veel geriefhoutbosjes in het Reestdal  zijn eigendom van Landschap Overijssel of Het Drentse Landschap, maar er zijn ook particulieren die kleine bosjes in bezit hebben. Voor advies over hakhoutbeheer kunnen zij gebruik maken van organisaties als Groene en Blauwe Diensten . Hout wordt “op stam” verkocht.

Vrijwilligerswerk 

Net als hakhoutbosjes moeten ook houtwallen en houtsingels om de zoveel tijd worden afgezet. De werkgroep landschapsbeheer van de natuurwerkgroep de Reest heeft op dit gebied inmiddels een schat aan ervaring opgebouwd. In overleg met beheerder Landschap Overijssel wordt iedere winter altijd wel ergens in het Reestdal een houtwal of houtsingel onder handen genomen. Er wordt altijd gewerkt met handgereedschap. Beugelzagen of trekzagen doen het werk. Net als hakhoutbosjes leverden houtwallen vroeger geriefhout voor de boer op. Het afzetten gebeurde om de tien tot vijftien jaar. In het moderne agrarische landschap zijn veel van dit soort landschapselementen opgeruimd. Ze pasten niet in de moderne agrarische bedrijfsvoering. Dit is een van de oorzaken van de enorme terugval in biodiversiteit in het grootschalige boerenland.

Vrijwilligers aan het werk in een houtwal

Hakhoutbosjes op wandelroute

Tijdens een wandelroute bij boerderij ’t Endeloop je aan de Overijsselse kant langs een

Stobben lopen weer uit

strook geriefhout. Aan de stobben is te zien, dat de bomen ooit zijn afgezet. Een boom die tot op de grond wordt omgezaagd loopt namelijk met meerdere stammetjes uit. Het bosje wordt dan wat dichter en na een jaar of tien kan er weer geoogst worden. Stobben worden ook wel strubben genoemd. Het mooiste Strubbenbos in ons land vind je in de omgeving van het Drentse Anloo, in het esdorpenlandschap van de Drentsche Aa. Hakhoutbosjes moeten worden beheerd, willen ze hun functie behouden.

Strubbenbos bij Anloo

Zijn ze er straks nog ? 

Voor het in stand houden van ons oude cultuurlandschap zijn vrijwilligers nodig. Natuurbeheerders en vaak ook particulieren kunnen het niet alleen af.  Zijn die vrijwilligers er  straks nog ? Veel jongeren hebben geen tijd voor vrijwilligerswerk of kennen het begrip niet of nauwelijks. De wat oudere generatie moet steeds langer doorwerken. En de vele pensionado´s van nu gooien over een poosje ook het bijltje er bij neer. Gaat dat goed komen ?

Oud cultuurlandschap bij De wijk

Op de foto hierboven zie je het oude en kleinschalige cultuurlandschap bij De Wijk. Landgoederen, bosjes, houtwallen en houtsingels. Allemaal ontstaan door mensenhanden. Maar die handen zijn nu nodig om het landschap mooi te houden.

 

 

Posted in Boerderijen, kleinschalig landschap, landschapselementen | Tagged , , , | Leave a comment

Met de ooievaar gaat het goed

Het gaat goed met de ooievaars in Nederland. Dagblad Trouw kwam op vrijdag 1 maart met een artikel  over de comeback van de ooievaar in ons landschap. Eindelijk eens een verhaal over een vogel  waar het wel goed mee gaat. Oorzaak van de redding van de ooievaar ? Zijn populariteit en de bijzondere band met de mens. Natuurlijk kennen we de mythe van de ooievaar als babybrenger. In ander landen is dat bijgeloof ook aanwezig.  In Bulgarije, zo vermeldt het artikel, geven de mensen elkaar met de jaarwisseling een armbandje dat pas af mag bij het zien van de eerste ooievaar. De  ooievaar is een echte mensenvogel. Plaatstrouw en monogaam, twee eigenschappen die het in de mensenwereld goed doen. De vogel profiteert ook van de mens. Broeden op hoogspanningsmasten, schoorstenen of paalnesten, uitkijken vanaf lantarenpalen en zoeken naar voedsel  achter de machine aan als de boer het gras maait.

Niet alle ooievaars trekken 

Tijdens de jaarlijks wintertelling in januari 2019 werden meer dan 500 ooievaars in ons land geteld. Iets meer dan 100 werden waargenomen in het Reestdal. Oudere ooievaars bleven altijd al vaak hangen, omdat ze gewend waren om gevoerd te worden. De jonge ooievaars trekken bijna allemaal naar het zuiden. In zachte winters eten de blijvers vaak wormen, muizen en mollen . Of worden nog bijgevoerd.

Niet meer op de Rode Lijst 

In 2009 werd de ooievaar van de Rode Lijst gehaald.  ( lijst met bedreigde vogelsoorten) Inmiddels vliegen er in het broedseizoen rond de 2000 ooievaars in ons land. Dat is een ander getal dan de twintig die we in de jaren´60 nog hadden. Toen was het zien van een ooievaar een bijzondere  gebeurtenis !   In 1969 startte een herintroductieprogramma . Er kwamen 12 ooievaarsbuitenstations door het hele land. Moederstation ´Het Liesvelt´bij Groot Ammers fokte en verzorgde ooievaars in gevangenschap. Een deel van die ooievaars werd vervolgens uitgezet bij buitenstations, waar het voeren en verzorgen langzaam werd afgebouwd. Uiteindelijk moesten de ooievaars  zich zonder mensenhulp zien te redden. Zo ver zijn we nu al een poosje. Een aantal stations is nu gesloten. De anderen zijn nog open om ooievaars te blijven volgen en om informatie te verzamelen.

Link naar het artikel. 

artikel uit Trouw vrijdag 1 maart 2019

Posted in Fauna | Leave a comment

Pollenfabriek zwarte els houdt van natte plekken

De zwarte els produceert enorme hoeveelheden stuifmeel

Silhouet takken zwarte els in de winter

Als één boom in de wintermaanden makkelijk te herkennen is, dan is het wel de zwarte els. Het silhouet wordt namelijk bepaald door de aanwezigheid van honderden zwarte elzenproppen, de vrouwelijke katjes van vorig jaar. En als je wat dichterbij komt vallen de paars gekleurde knoppen op.

 

 

Eenhuizig

Elzen zijn eenhuizig. Dat wil zeggen, dat de boom mannelijke én vrouwelijke bloemen

mannelijke meeldraadkatjes zwarte els

draagt. De bloemen worden katjes genoemd. Het zijn windbloemen en ze vallen niet echt op. Lekker ruiken doen ze ook al niet, insecten vliegen er aan voorbij. De mannelijke katjes, lange gele “snottebellen” , produceren enorme hoeveelheden stuifmeel. Schud aan een elzentak met rijpe meeldraadkatjes en je ziet het. Wolken geel poeder vliegt je om de oren. De vrouwelijk bloemen (stamperkatjes) vallen helemaal niet op. Het zijn ovaalronde

Stuifmeel op de schubben van de vrouwelijke elzenkatjes

rode knopjes die uit kleine schubben bestaan. Het stuifmeel van de meeldraadkatjes moet tussen deze schubben terechtkomen. Als de stamperkatjes bestoven en bevrucht zijn veranderen ze in groene kegeltjes. Het jaar erop zijn ze rijp en bruin/zwart van kleur. Ze worden dan elzenproppen genoemd.

 

Stuifmeel

In de plantenwereld wordt stuifmeel op verschillende manieren verspreid. Insecten doen

Pollenkorrels zwarte els ( bron : www.vcbio.science.ru.nl )

dit, de wind natuurlijk en er zijn ook planten die de pollen via het water kwijt raken. De zwarte els is een windbloeier. Net als de berk en de hazelaar. De bloei komt vroeg als de boom nog niet in het blad staat. Logisch, de wind moet de katjes goed kunnen bereiken. Typische kenmerken van windbloeiers zijn verder de vrij onopvallende bloei, enorme stuifmeelproductie, geen of heel weinig nectar, relatief lichte pollenkorrels.

Het oppervlak van de pollenkorrels bij de zwarte els is lichtgolvend met goed zichtbare, kleine uitsteekseltjes die soms ribbels lijken te vormen. De kleur van het pollen is lichtgeel.  (bron : www.vcbio.science.ru )

 Knoppen

Aan het blad herkent men de boom. Dat is waar, maar vergeet de knoppen niet. Er zijn veel bomen en struiken met karakteristieke knoppen. Denk maar aan de paardenkastanje met zijn kleverige grote bruine knoppen of de zwarte knoppen van de es. De eironde elzenknoppen zijn prachtig paars van kleur en ze staan op kleine steeltjes. Vooral in de maanden februari en maart, net voordat ze openbarsten, zijn ze goed te zien.

Hout

Het hout van de zwarte els is niet erg duurzaam, daar is het te zacht voor. Onder water en afgesloten van zuurstof is elzenhout wel in staat om lang goed te blijven. Het heeft ook een bijzonder eigenschap. Als het hout in aanraking komt met de buitenlucht verandert het sterk van kleur. Het blanke hout krijgt dan een oranjerode kleur. De oorzaak van die kleurverandering is niet helemaal duidelijk. Er wordt beweerd dat koolmonoxide de oorzaak hier van is. De rode kleur van gezaagd elzenhout heeft altijd tot de verbeelding van de mens gesproken, want er zijn vele sagen en legendes over gemaakt. Bijgeloof viert hier hoogtij. Zo zou een bloedende els een kwade geest herbergen. Tijdens de Middeleeuwen was het kappen van elzen in Ierland verboden.

Zwarte els op een mooie esrand bij Rabbinge

Elzensingels en moerasbosjes

Moerasbos

In het Reestdal tref je op verschillende locaties elzensingels aan. Vaak langs sloten of langs graslanden en akkers. Vroeger werden elzensingels geplant als windsingels of om er brandhout of geriefhout uit te halen. In dat geval werden de elzen tot op de grond afgezet. Dat gebeurde om de acht tot tien jaar. Na het omzagen groeiden de elzen dan weer opnieuw uit. Zwarte elzen tref je ook in kleine natte bosperceeltjes aan. Moerasbosjes kwamen vroeger veel voor op de flanken van een beekdal.

Elzensingellandschap als erfgoed

Een gebied, waar je mooie elzensingels kunt zien is de omgeving van Staphorst en Rouveen. Toen dit gebied nog niet door ruilverkavelingen was verknald stonden hier duizenden elzen. Kilometers lange singels bepaalden het landschap. Daar is veel van verdwenen. Gelukkig ziet men nu de waarde van dit oude cultuurlandschap in. De Vereniging Nederlands Cultuurlandschap ziet dit landschap zelfs het liefst op de lijst van de Unesco.  In 2010 startte een project van de Provincie Overijssel i.s.m. netwerkbeheerder Tennet, de gemeente Staphorst en andere organisaties om het oude cultuurlandschap in de omgeving van Rouveen (o.a. langs de A28) een beetje de glans te geven van vroeger. Uiteindelijk moet zo’n 50 kilometer aan elzensingels worden hersteld of geplant. Tennet speelt hierin een rol als “goedmaker”, omdat een hoogspanningskabel die het Reestdal doorkruist niet werd verwijderd.

Meer lezen ? 

Een boeiend artikel over windbestuiving

Over de drie manieren waarop stuifmeel wordt verspreid

Informatie over de zwarte els op website Flora van Nederland

Last van pollenallergie ?  Kijk op de Hooikoortsradar voor de meest actuele info.

Over elzensingels in ons land

 

 

Posted in Flora | Tagged , , | 1 Comment

Wintertelling ooievaars : rondje Reestdal

Dagblad Trouw opende maandagmorgen 14 januari 2019 een column met ´Is er sprake van winter met 108 ooievaars in het Reestdal?´ Het was niet alleen deze krant. De

ooievaarstelling dagblad trouw 14 januari 2019

jaarlijkse wintertelling van onze Nederlandse ooievaarspopulatie krijgt ieder jaar veel aandacht in de media. Zelfs het NOS- journaal besteedde er zondagavond  aandacht aan. De telling wordt door vrijwilligers gedaan. De organisatie is in handen van STORK. Dit is een organisatie bestaande uit vrijwilligers die zich belangeloos inzetten voor de ooievaars in ons land.

Eerst aan de Overijsselse kant

Zondagmiddag rijden we in een kalm tempo het hele Reestdal door. Verrekijkers en camera met telelens aan boord. Eerst via de Overijsselse kant, van Noord Stegeren richting De Paardelanden en Schrapveen. Dan naar Balkbrug en Oud- Avereest. Via Groot Oever naar IJhorst en Halfweg. Geen ooievaar te zien. Was ook wel te verwachten. Het ooievaarsparadijs moet dan immers nog komen: de natte hooilanden achter ooievaarsstation De Lokkerij. Daar staan altijd groepen ooievaars. Soms heel dicht bij de

Ooievaars eten veel regenwormen

Lankhorsterweg, vaak veel verder het land in. Zoals nu. Twee groepen zien we. Ze staan in Drenthe op een afstand van een paar honderd meter. Een aantal erg dicht bij elkaar. Erg gezellig, maar moeilijk te tellen! Door de kijker, nauwelijks stil te houden door de straffe wind, lukt het redelijk. Een groep van 18 en meer naar rechts staan er ongeveer 75. Een wilgenbosje staat in de weg. Staan er nog ooievaars achter ? Iets verder door rijden. Ik maak een paar foto´s.  Maar hebben we ze allemaal ? Verderop, in de graslanden achter het ziekenhuis van Meppel is het leeg.

Achter De Lokkerij 

We slaan rechtsaf  de Reestweg in. De hooilanden zijn hier nat. Hopelijk herstelt de grondwaterstand zich in de komende maanden. Geen grote zwartwitte vogels met een rode snavel in zicht. Weer terug naar de Lankhorsterweg en kijken of er achter het ziekenhuis van Meppel nog wat te tellen is. Nee dus. We passeren de witte brug over de Reest en rijden Drenthe in.  Langs de A28 richting Rogat.  Na de Hessenweg slaan we de Schiphorsterweg in.  Ook hier geen ooievaars. Ook niet bovenop een lantarenpaal. Dat doen ze blijkbaar het liefst in de mooie maanden van het jaar. Toch nog even bij De Lokkerij kijken. Het is er heel stil en verlaten.  De groepen  die we vanaf de Lankhorsterweg hebben gezien staan hier vlakbij. Misschien dat ze vanaf deze locatie beter te tellen zijn. In de grijze lucht vliegt een tiental ooievaars aan. Achter het reigersbosje komen ze aan de grond. Voorzichtig loop ik naar achteren, langs het bosje. In het hooiland staat een hele grote groep ooievaars. En een aantal blauwe reigers. Het lijkt erop of ze nu allemaal bij elkaar staan. En ook nog in een lang lint, niet te dicht bij elkaar. Door de verrekijker tel ik er snel iets meer dan 100. Ik maak vier foto´s die ik thuis op de computer kan combineren tot een soort panoramafoto.  Dan weer snel terug naar de auto.

Reestdal is een geschikt ooievaarsbiotoop

Klapekster ?

Via De Wijk richting De Stapel. Rechtsaf over de Stapelerweg richting de Bloemberg. Daar slaan we links af richting De Pieperij. Nergens een ooievaar te bekennen. Een mooi ritje is het wel. Het landschap rond de Reest verveelt nooit. Ook zo´n mooi weggetje: de Nieuwe Dijk. We passeren de heidevelden van Takkenhoogte en Wildenberg. Even stoppen en met de kijker turen over de de vlakke heide . Ooievaars op de heide ? Nee, ik kijk even of ie er zit: de klapekster. Vanmiddag niet. Maar vorige week wel ! Een klapekster zien is voor een vogelaar een ´wauw-moment´. Via Den Oosterhuis en De Mulderij komen we weer in Dedemsvaart.

Panoramafoto 

Thuis kijk ik naar de panoramafoto van de groep ooievaars. In alle rust kan ik ze goed tellen. Het zijn er 108. Opvallend is het vrij grote aantal niet geringde exemplaren die er tussen staan. Ik geef de telling door aan STORK en mail een paar foto´s. Wim van Nee is er blij mee. De groep in het Reestdal blijkt de grootste groep te zijn in deze wintertelling. Voor ons is dat geen verrassing. Dat is namelijk al jaren zo. De media pakken de eerste uitslagen direct op. Het getal van 108 kom ik later in kranten en op websites overal tegen. Toch leuk.

Een deel van de panoramafoto

Meer info 

Wil je meer weten over ooievaars die hier ´s winters blijven, kijk dan op de volgende websites. Die geven veel info over ooievaars die niet naar het zuiden trekken.

STORK,  de organisator van de wintertelling. 

Interview met Els en Frits Koopman, oprichters van de Lokkerij 

SOVON : over overwinterende ooievaars 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Posted in Fauna | Tagged , | Leave a comment

Is er nog toekomst voor de gewone es ?

Essen langs het kerkenpad

De es voelt zich thuis in het Reestdal. Veel wandelaars kennen de indrukwekkende essenstoven langs het kerkenpad achter de Reestkerk van Oud-Avereest. Met hun knoestige wortels, je kunt je nek er wel over breken, schreeuwen ze om aandacht. En dat mag ook wel, want het gaat niet goed met de essen in ons land. Een schimmel bedreigt hun bestaan. Gelukkig is er hoop…….

Essen aan de rand van het hooiland

Favoriete plekken

De gewone es is een heel kritische boom. Het liefst staat ie op zuurstofrijke vochtige plekken met een vruchtbare kalkrijke bodem. Het grondwater moet in beweging zijn. De boom is nogal gevoelig voor droogte en luchtvervuiling.

Langs wegen en lanen

Essen vind je langs wegen, lanen, in houtwallen en (beekbegeleidende) bossen. Vroeger werden essen ook als grensbomen geplant op de hoeken van erven en langs sloten en singels. In de provincie Flevoland komen de meeste (nog jonge) essenbossen voor.

Tak es met karakteristieke zwarte knoppen

Zwarte knoppen

In de wintermaanden kun je essen gemakkelijk herkennen aan de takken. Die staan vaak schuin omhoog gekruld. Er is geen enkele andere boom in ons land met zulke opvallende knoppen. Die zijn namelijk dofzwart en staan altijd tegenover elkaar. De eindknop is groter dan de zijknoppen. Pas laat in het voorjaar komen ze uit. De bladeren vallen al vroeg in de herfst en het duurt in het voorjaar ook nog wel even voordat de boom volledig in blad staat. Een es is dus het grootste deel van het jaar kaal. De boom kan erg hoog worden, maar de kruin blijft altijd erg open. Essen laten daardoor veel licht door.

Bloei

De bloei is opmerkelijk. Voordat de knoppen uitkomen ontwikkelen zich de bloemen.

bloeiwijze es

Eerst ontstaan rode fluwelen knoppen waaruit de pluimvormige bloemen komen. Meestal hebben de bloemen een stamper en twee meeldraden, maar ze kunnen ook alleen meeldraden hebben, of alleen een stamper. Bloemen met een stamper veranderen na bestuiving en bevruchting in bossen langwerpige vruchtjes ( een soort nootjes) met vleugeltjes. Vaak hangen deze trossen de hele winter in de boom, ook al zo´n typisch essen-kenmerk.

Geriefhout

Essen werden vroeger net als eiken gebruikt als geriefhout. Een afgezette es loopt namelijk erg mooi uit en krijgt dan veel kaarsrechte takken. Na een jaar of vijf kun je hier mooie gereedschapsstelen van maken. Essenhout blijft lang goed en het is hard, taai en een beetje buigzaam. Houten onderdelen van gymnastiektoestellen, zoals de leggers van de brug zijn ook vaak van essenhout gemaakt. In de huishouding werd het hout ook gebruikt, er werden schotels en borden van gedraaid.

Essenstoven

Essenstoven

Een es die vlak boven de grond is afgezet loopt in meerdere stammen weer uit. Jaren later geven die dikke stammen de boom een grillig karakter. Deze speciale vorm wordt een essenstoof genoemd. Er zijn meer boomsoorten die tot stoven kunnen uitgroeien. Elzen en eiken doen dit ook. In het Reest-  en Vechtdal kom je vaak hakhoutbosjes tegen. Je herkent ze aan de bomen. Die zijn vroeger regelmatig afgezet kregen daardoor een grillige vorm. Oude en verwaarloosde hakhoutbosjes zijn natuurreservaatjes op zich. De liefhebber van schimmels, mossen en korstmossen zal zich hier niet vervelen

De monumentale es van Dwarsgracht

De es van Dwarsgracht

De oudste en dikste es van Overijssel kom je tegen als je een wandeling door het mooie en vaak stille Dwarsgracht (De Wieden) maakt. Waarschijnlijk is de boom geplant rond 1820. Vanaf dat moment heeft de boom op een relatief klein oppervlak groeiruimte moeten maken, het water van Dwarsgracht staat namelijk niet ver onder het maaiveld. Om ruimte te creëren heeft de boom de grond omhoog geduwd, waardoor het nu lijkt alsof de boom op een heuvel staat. De woning die er achter staat kreeg een toepasselijke naam: Essenbelt. (Bron: website Bomenbieb)

levensboom in het bovenlicht

De es als levensboom

In het bovenlicht (raam boven de deur) van oude boerderijen valt de levensboom op. Een machtige boom reikt met zijn takken naar de hemel, stevig geworteld in de aarde met de stam als verbinding. Veel culturen kennen deze levensboom. Bij de Germanen heette de boom Yggdrasil en stelt het de es voor, hoewel er ook mensen zijn die beweren dat het een taxus is. De boom is pure symboliek. De wortels hebben contact met de onderwereld. De takken reiken naar de hemel. De boom is de bemiddelaar tussen goden en mensen. Maar het is meer dan dat. Voor de boeren die het land bewerkten is de boom ook het symbool voor de kringloop van de seizoenen. Het nieuwe leven in de lente, de oogsten in de zomer, vruchten en verval in de herfst en de rust tijdens de winter.

artikel Trouw 21 december 2018

Essentaksterfte

Langs wegen zijn de laatste paar jaar veel essen weggehaald. Net als in de bossen van Flevoland, de provincie met de grootste essenpopulatie van ons land. Oorzaak ? Het essenvlieskelkje, een schimmel die op dode gevallen takken groeit. De sporen van het zwammetje worden met de wind verspreid en infecteren de boom. Bladeren en takken sterven dan af. Als dat ook met de stam gebeurt is het einde verhaal. Er zijn essen die de ziekte zouden kunnen overleven, maar uit voorzorg toch worden gekapt. Veel gemeenten gaan serieus om met hun zorgplicht en nemen geen risico. Tegen de essentaksterfte is niets te doen, maar onderzoek van de Wageningen Universiteit biedt wel hoop.

Voor nog meer info over essentakziekte  klik je hier

Onderzoek naar resistentie

Een proef met 1100 geënte bomen ( onderstammetjes) op een veldje in het Drentse Peize maakte duidelijk dat er altijd bomen zijn die meer weerstand hebben. In het artikel ´Redding voor de es is nabij´ in dagblad Trouw van 21 december 2018 vertelt onderzoeker Jelle Hiemstra: ´We lieten stukjes hout infecteren met de schimmel. Vervolgens sneden we de bast open, staken er een besmet stukje hout tussen en draaiden er tape omheen. Zo wisten we zeker dat de proefbomen besmet raakten.´ En wat gebeurde er? Veel van de besmette essen werden ziek, maar er waren ook exemplaren die minder gevoelig bleken voor de schimmel. Bosbeheerders willen echter geen cultivars, maar de inheemse gewone es. En dan liefs een resistente boom. Een andere onderzoeker, Paul Copini van het CGN- WUR schakelde het publiek in. Sinds 2017 konden mensen die tussen aangetaste essen ook gezonde bomen zagen staan dit op een website melden. Medewerkers gingen dan kijken, sneden gezonde takken af en zetten die dan op onderstammen van de gewone es. Zo kreeg Copini 200 sterke varianten van de gewone es als basis voor verder onderzoek. Op een aantal proefveldjes zijn gezonde essen geplant om te kijken wat er in de komende jaren gebeurt.

Gelderingensteeg is een oud kerkenpad

Gelderingensteeg

Op een aantal locaties in ons land komen heel oude hakhoutbomen voor. Bijzonder oud essenhakhout is te vinden vlak bij Steenwijkerwold. Daar loopt een oud zandpad met de

informatiepaneel over historie Gelderingensteeg

naam Gelderingensteeg. Langs dit eeuwenoude pad vind je essenstoven van meer dan 500 jaar oud!  Zo mooi en zo oud zijn de essen langs het kerkenpad van Oud-Avereest niet. Om de grilligheid en mystiek te krijgen van eeuwenoud hakhout zul je de bomen regelmatig moeten afzetten en vooral veel geduld hebben. “Boompje groot, plantertje dood “ gaat voor deze bomen zeker op.

Posted in Flora, Natuur | Tagged , , , , , | 2 Comments