Kwetsbare landschappen in gevaar

Beekdalen zijn kwetsbare landschappen

Vraag een buitenlandse toerist wat hij/zij van het Nederlandse landschap vindt en je hoort dat het zo onvoorstelbaar gevarieerd is. ´Reis door jullie mooie land en je ziet het voortdurend veranderen´, wordt vaak gezegd. Wel eens door Zweden gereden ? Honderden kilometers autoweg met aan weerszijden bos, bos en nog eens bos. Noord-Frankrijk ? Graanvelden tot aan de horizon, er lijkt geen eind aan te komen. Die grote aaneengesloten monotone landschappen hebben we hier niet. Wat we wel bezitten is een

jong duinlandschap

klein land met maar liefst negen verschillende landschapstypen, ( bron: Compendium voor de Leefomgeving) ingedeeld vanuit geografische oogpunt  (bodem en water). Een paar voorbeelden: heuvelland, laagveengebieden, droogmakerijen, zandgebieden, kustzone, enz. De variatie is nog groter als je binnen zo´n landschapstype gaat kijken naar de ontwikkeling van het gebied. De kustzone kent bijvoorbeeld kwelders, duinen en strand. Of neem als voorbeeld de zandgebieden. Daar is de diversiteit aan landschappen nog groter: beekdalen, essen, heide, zandverstuivingen, bossen, enz. Hierover vind je meer op de website Geologie van Nederland.

Veenmossen zijn afhankelijk van regenwater

Onder druk

De vraag is alleen of we die diversiteit in stand kunnen houden. Een aantal (kwetsbare) landschappen staat onder grote druk. Indirect ook de flora en fauna. Dit heeft meerdere oorzaken. Twee belangrijke zijn de klimaatverandering en de energietransitie.

Juli 2019 : lange waterstand bij drempel in de Reest

Klimaatverandering

Twee warme en droge zomers. En daar tussen in een winter (2018/2019) met te weinig neerslag. De maand juli 2019 was de warmste maand ooit gemeten. ‘Puur toeval, er is niets aan de hand. Vroeger had je ook hele droge zomers.’ zal de klimaatontkenner zeggen. We weten inmiddels wel beter. De aarde warmt op. En snel ook. Voor de Nederlandse natuur heeft dat grote gevolgen.Voor beekdalen als het Reestdal is het code rood als deze ontwikkeling doorgaat. De Reest is van oorsprong een veenbeek. Het watertje stroomde ooit door enorme uitgestrekte natte hoogvenen. Van die woeste

Ratelaar voelt zich thuis in nat schraal hooiland

gronden is niets meer over, maar de bodem van het beekdal heeft nog kenmerken van vroeger. Onder de natte hooilanden en moerasbosjes ligt nog steeds een veenpakket. Bij extreem lange periodes van droogte zakt de grondwaterstand en droogt het veen uit. Veen dat opgedroogd is herstelt nooit meer. Bij de afbraak van de veenresten komen allerlei voedingsstoffen vrij waardoor de schrale bodem voedselrijker wordt. In combinatie met droogte is dit funest voor de karakteristieke schrale hooilandflora. ( dotterbloem, echte koekoeksbloem, ratelaar, holpijp e.d.) Als we dit unieke biotoop verliezen heeft dat ook weer gevolgen voor de insectenwereld. En die heeft het al zo moeilijk. Een voorbeeld: de zeldzame vlinder zilveren maan legt haar eitjes op moerasviooltjes. Bij verdroging van het hooiland is het weg viooltje en indirect verdwijnt dan ook de zilveren maan. Planten zijn de bakermat van

Hoogvenen zijn sterk afhankelijk van regenwater

het bestaan van heel veel insectensoorten. Naast natte en schrale hooilanden is ook het voortbestaan van hoogvenen,  trilvenen en natte heide in gevaar. Geïsoleerde hoogveenreservaten als Engbertsdijksvenen zijn van regenwater afhankelijk. Nog een paar droge jaren en de boel is kapot.

Op weg naar duurzame energie

Ten zuiden van Dedemsvaart wordt gebouwd aan het windmolenproject ‘De Veenwieken’. Tien grote windmolens worden neergezet in een open en strak ingericht agrarisch landschap. Weinig mensen zijn er blij mee. Ook al levert een windturbine schone energie, het open landschap is verpest.

Energielandschap : IJsselmeerdijk Noord Oost Polder

Op veel locaties worden zonneparken aangelegd. ‘Zonneparken’ hoe verzin je het. De gemeente Hardenberg maakt het nog bonter:  ‘Als voorwaarden heeft de gemeente dat een zonnepark in de omgeving en het landschap moet passen’ Een zonnepark is bij voorbaat een lelijk geheel en past natuurlijk nooit in een landschap. Het enorme areaal aan dakoppervlak in de gemeente. Is daar onderzoek naar gedaan? Wat opvalt bij bestaande zonneparken is dat ze vrijwel nooit door beplanting zijn begrensd. Zonnepanelen omringd

Meidoornhaag in het Reestdal. Waarom niet rond een zonnepark ?

door een haag van meidoorn en sleedoorn bijvoorbeeld heeft veel voordelen. Goed voor de biodiversiteit en in het landschap vallen de rijen panelen veel minder op. Duur is dit allemaal niet. En de zon kan er makkelijk bij. Waarom doen we dit niet ? Op veel locaties in ons land wordt het landschap gedomineerd door windturbines. De IJsselmeerdijk tussen Urk en Lemmer bijvoorbeeld. Meer dan 80 supergrote turbines bepalen je uitzicht. Energielandschappen: we moeten het maar accepteren. Het levert wel veel landschapspijn op.

Posted in Algemeen, Bescherming | Tagged , , | Leave a comment

Zilveren maan voelt zich thuis in het Reestdal

zilveren maan op nectarplant kattenstaart

Het hooilandje is niet gemaaid. Het gras komt tot kniehoogte, krekels en sprinkhanen springen voor me uit. De oevers van de Reest zijn hier rijk begroeid. De meeste kale jonkers en valerianen zijn uitgebloeid, maar dat gemis wordt ruimschoots goed gemaakt door de bloei van kattenstaart, moerasspirea, wederik, smeerwortel, hennepnetel, moerasandoorn en andere soorten. De randen van het hooiland bestaan uit ruig struweel. Vlinders, hommels, bijen en wespen dartelen van bloem naar bloem. Het is hier moeilijk voor te stellen dat het slecht gaat met de insecten in ons land. In dit vlinderparadijsje langs de Reest ben ik op zoek naar een bijzondere vlinder. Een zeldzame vlinder met een naam die doet denken aan een Indianenopperhoofd uit een slechte western. Geen Witte Veder, Zwarte Havik of Rode Wolk, nee deze vlinder draagt de mooie naam Zilveren Maan.

Paradijsje voor de zilveren maan

 Bloeiende distels

In mei stonden de hooilandjes vol met bloeiende kale jonkers. Dit zijn rijk en lang bloeiende distels. Veel vlinders zijn dol op de lila bloemen, want die zitten vol met nectar. Kale jonkers vind je in natte en matig voedselrijke graslanden. Ze kunnen wel twee meter hoog worden ! Nu we het toch over distels hebben: ga eens kijken bij akkerdistels of

Kale jonkers zijn distels van de voedselarme graslanden

speerdistels. Vaak vind je ze in ruige randen langs wegen of struwelen. Je zult je verbazen over het leven dat je op deze planten aantreft ! Niet alleen dag en nachtvlinders komen op deze fraaie paarse bloemen af. Ook bijen, hommels, sluipwespen en nog vele andere nuttige insecten weten al snel de bloeiende distels te vinden.

 

 

Een zilveren maan langs de Reest

Op een zonnige ochtend in mei fotografeerde ik langs de Reest een kleine vlinder op een kale jonker. Van de locatie wist ik dat er vorig jaar zilveren en manen waren gezien. Was

Prachtig van kleur met veel zwarte stippen en vlekken

dit nu een zilveren maan? Thuis de vlindergids erbij. De zilveren maan hoort bij de familie van parelmoervlinders. En die lijken allemaal erg veel op elkaar ! Ik kom er niet uit. Waar moet ik op letten ? Dankzij de website waarneming.nl krijg ik zekerheid. Het is een zilveren maan ! Joepieeee!!!! Een zilveren maan in het Reestdal ! En die heb ik op de foto. Mijn dag kan niet meer kapot.

 

 

 

Waarom zo bijzonder ?

De zilveren maan is in Nederland een zeldzame vlinder, die maar op een beperkt aantal plekken voorkomt. De vlinder staat op de Rode Lijst als ´bedreigd´. Dat komt omdat het biotoop waarin de vlinder zich thuis voelt op veel locaties verdwenen is. Zilveren manen

moerasviooltje is de waardplant voor de zilveren maan

leven in beekdalen in kleine vochtige graslanden met ruig struweel. Op de plek moeten planten voorkomen waarop ze hun eitjes kunnen leggen (waardplanten). In het Reestdal zijn dat moerasviooltjes. Tijdens de vliegtijd met er een groot aanbod zijn van nectarplanten. Zilveren manen bezoeken graag echte koekoeksbloem en kale jonker en later in de zomer vliegen ze veel op valeriaan en kattenstaart. Allemaal planten die je in vochtige beekdalen aantreft. Meer info over de zilveren maan lees je op de website van de vlinderstichting.

Klein, druk en mooi vlindertje

Inmiddels is de zomer in volle gang. De tweede generatie zilveren manen is actief op zoek naar nectar. Om van de vlinder te genieten hoef je niet veel moeite doen. Ga rustig zitten bij een bloeiende nectarplant ( kattenstaart bijvoorbeeld) en heb een beetje geduld. Al vrij snel fladdert een kleine oranje gekleurde vlinder je gezichtsveld binnen en gaat op een bloem zitten. Als je rustig blijft trekt de vlinder zich niets van je aan en heb je alle tijd om te kijken of mooie foto´s te maken. Het vlindertje werkt aan alle kanten mee. Schuw zijn

Er zijn meer vlinders die op de kale jonker vliegen

de zilveren manen niet, wel druk. De vleugels gaan voortdurend op en neer. Wat zijn ze mooi ! Net als de andere parelmoervlinders trouwens. Prachtig oranje van boven met talloze zwarte vlekken en stippen. Wat ook opvalt is dat de vlinder bij het wegvliegen vaak binnen een paar seconden weer terug komt. Net alsof ie zich bedenkt en toch nog even langer van die heerlijke nectar te genieten.

Herkenning via de onderkant van de vleugels

Herkenning

Hier heb je even tijd voor nodig. Een fladderende atalanta of citroenvlinder kun je tijdens de vlucht wel herkennen. Maar bij deze vlinder ligt dan anders. Pas als de zilveren maan zijn vleugels inklapt kun je aan de onderkant twee belangrijke kenmerken zien: langs de rand van de vleugel zitten witte vlekken die met een zwarte lijn zijn afgegrensd en aan het begin van de vleugel zit een zwarte vlek. Dus neem de tijd en wacht tot je de vlinder van dicht bij kunt zien. Jammer genoeg komen zilveren manen vaak alleen nog maar voor in kwetsbare natuurreservaten waar je niet altijd mag rondkijken. Langs de randen zitten ze gelukkig ook !

Even lekker opwarmen in het gras

Waar vliegen ze rond ?

In Nederland zijn niet veel plekken meer waar je zilveren manen kunt zien. Terschelling heeft een behoorlijke populatie, in de Kop van Overijssel ( Nationaal Park De

Beekdal Elperstroom in midden Drenthe

Wieden/Weeribben), in sommige veenweidegebiedje op de grens tussen Utrecht en Zuid-Holland, in Drenthe op twee locaties ( beekdalen Elperstroom en Reestdal). In totaal wordt het aantal populaties in ons land geschat op ongeveer vijftien.

Posted in Fauna | Tagged , , , , | 1 Comment

Eenzame roggelelie in het korenveld

In de rogge akkers komt de roggelelie nauwelijks meer voor

Ergens in het Reestdal staat een bijzondere plant. Fel oranjegekleurd te midden van duizenden goudgele stengels van de rogge. Wat deze roggelelie zo bijzonder maakt ? Niet het uiterlijk, het is een lelie zoals zoveel andere lelies. Ook niet z´n kleur, hoe mooi oranje die ook is. Nee, het is zijn aanwezigheid. Gewoon het feit dat ie er is. Spontaan opgekomen in een door Het Drentse Landschap ingezaaide es met winterrogge. Vlak bij de bloeiende roggelelie staat er nog één. Uitgebloeid en al half verdord. Twee roggelelies aan de Drentse kant van de Reest. Wat is hier zo bijzonder aan ?

De oranje roggelelie is in de winterrogge een opvallende plant

Zo goed als verdwenen

De roggelelie is in ons land zo goed als verdwenen. Oorzaken? Verdwijnen van de roggeteelt, opkomst van de maïsakker, diep ploegen, kunstmest, verdwijnen van kleinschalige akkerbouw, dat soort dingen. Roggelelies houden van arme grond en dun gezaaide winterrogge. Het is een bolgewas, de bollen zitten vrij diep in de grond, zo´n 15 centimeter. Te diep ploegen, of het inzaaien van een ander gewas en het is gebeurd met de roggelelie. In de jaren ´90 ging men er van uit dat de plant in Nederland niet of nauwelijks meer voor kwam. Dat was in het begin van de vorige eeuw wel anders. Je kunt je het nauwelijks voorstellen, maar in Drenthe bijvoorbeeld werd de lelie gezien als een lastig onkruid. Soms kleurden akkers oranje van de roggelelies.

Alleen in kleinschalig landschap met extensief akkerbeheer heeft de roggelelie misschien nog een kans

Akkerbloemen tussen de winterrogge

Kwetsbaar bolgewas

Roggelelies kunnen tot 90 centimeter groot worden en bloeien van half juni tot half juli. Ze houden van arme grond en kunnen niet goed tegen droogte. De grote opvallende bloemen zijn oranje van kleur en vallen in een goudgele roggeakker meteen op. Je loopt er niet gauw aan voorbij. Boven de bol vormt de plant aan de stengel broedbollen. Tijdens het ondiepe ploegen raakten die broedbollen los en worden verder in de akker verspreid.  De ´moederbol´ blijft dan gespaard. Als een akker dan het jaar daarop braak komt te liggen, krijgen de nieuwe bollen de kans om zich te ontwikkelen en neemt het aantal bloeiende roggelies in de akker toe. Moderne landbouw en zware machines passen niet bij kwetsbare bolgewassen als de roggelelie. Diep ploegen is funest. Zware bemesting en gewasbescherming doen de rest. Nee, de roggelelie is niet een plant die zich thuis voelt in de moderne agrarische bedrijfsvoering. Hij moet het hebben van kleine akkertjes, die nog op een kleinschalige ouderwetse manier beheerd worden. Een organisatie die dat op kleine essen in het Reestdal doet is Het Drentse Landschap.

Actieplan gericht op herstel roggelelie

Afgelopen woensdag 3 juli 2019 vertelde Bertil Zoer van Het Drentse Landschap voor RTV Drenthe, dat de organisatie gaat proberen om de roggelelie, waarvan er dus nu maar twee in het Reestdal staan weer terug te brengen in het landschap´Honderd jaar geleden stonden er duizenden bloemen per veld, nu staan in heel Drenthe nog maar twee bloemen die hier op natuurlijke wijze zijn uitgekomen´

Om de populatie weer te laten groeien is een actieplan opgezet door Het Drentse Landschap, terreinbeheerders, Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer. Er wordt onderzocht waarom het aantal roggelelies niet toeneemt en welke omstandigheden er nodig zijn om het de bloem naar de zin te maken. Met mogelijke subsidies van onder andere de provincie en een crowdfundingsactie hoopt Het Drentse Landschap de bloem over 10 jaar weer volop terug te zien op akkers in het Reestdal en daarbuiten.

Omgeving Govelin Duitsland

Je moet er voor naar Duitsland

Om meer dan twee roggelelies in een graanakker te zien bloeien moet je in juni/juli naar Duitsland. Zo´n 100 km ten zuidoosten van Hamburg ligt Govelin. Daar woont het echtpaar Bergmann dat op een kleinschalige manier is blijven boeren. In hun roggeakkers staan de roggelelies nog bij bosjes te bloeien. Liefhebbers en plantendeskundigen uit Nederland komen er regelmatig kijken. De Bergmanns worden in hun omgeving als ouderwetse boeren neergezet, maar bewijzen gewoon dat landbouw en natuur heel goed te combineren is.

Braakligging kan voor roggelies gunstig zijn

Indicatorsoort

De aanwezigheid van roggelelies zegt ook iets over het lokale ecosysteem. Komt de roggelelie in het landschap voor, dan gonst het er ook van insecten, merk je ook al gauw dat de akkervogels niet verdwenen zijn en kleuren de bermen bont en blauw. Dit ecosysteem rond de oeroude akker, zoals we dat in ons land honderd jaar geleden nog op zoveel plekken kenden, het is er helaas nauwelijks meer. Je moet er voor naar natuurreservaten. Organisaties als Het Drentse Landschap en Landschap Overijssel zaaien ieder jaar op kleine essen (akkers) in het Reestdal winterrogge in. De akkers worden beheerd als vroeger. Een zesjarige cyclus, waarin de es een jaar braak ligt, geen gewasbeschermingsmiddelen, zo nu en dan een beetje stalmest en niet te diep ploegen. Hier zou het dan moeten gebeuren ! Wat Het Drents Landschap, samen met andere organisaties gaat doen om de oranje tinten weer terug in de rogge te krijgen is nog niet helemaal duidelijk. De kans , dat het een lastig proces wordt is groot. Een experiment van Staatsbosbeheer in het dal van de Drentsche Aa liep op een teleurstelling uit. Misschien dat het in het Reestdal wel wil lukken.

 

 

Posted in Akkerbouw, Flora, kleinschalig landschap, Vroeger en nu | Tagged | Leave a comment

Bloeiende akkerkruiden net als vroeger

Bloemrijke esrand met duizendblad en korenbloem

Locatie: langs het graspad tussen de begraafplaats van Oud-Avereest en Den Westerhuis.

Inmiddels hebben veel wandelaars dit plekje al ontdekt en wordt er naar hartenlust gefotografeerd.  Je loopt hier tussen de granen en korenbloemen. Vooral de randen zijn bijzonder kleurrijk. De granen zijn in lange stroken ingezaaid.  Spelt werd ingezaaid in het najaar 2018 en in april van dit jaar gebeurde dit met haver, boekweit, zomertarwe en zomergerst. Aan de andere kant van het graspad staat winterrogge, vorig najaar oktober ingezaaid door Landschap Overijssel.

klaproos tussen de korenbloemen

Spelt is in het Reestdal een moeilijk gewas. Je moet in de strook goed zoeken, want dit graan wordt overheerst door duizenden bloeiende korenbloemen! Is ook prima ! De andere granen doen het goed.  Het is erg leuk om de ontwikkeling van de gewassen te volgen. De braakliggende akker naast het project is een grote bloemenzee.  Op de paneeltjes vind je de nodige info.

Posted in Akkerbouw | Leave a comment

Vogelparadijs op de Drentse flanken van het Reestdal

Vogelaar Henri Timmer komt al jaren op Takkenhoogte

Op een paar kilometer (loop)afstand van infocentrum De Wheem in Oud-Avereest beheert Het Drentse Landschap de unieke natuur van Meeuwenveen/Takkenhoogte, Wildenberg, het Nolderveld en Rabbinge. Veel (natte) heide, maar ook bosjes, braamstruwelen, water, moeras, rietkragen en oude bomen. Niet voor niets zegt de organisatie dat de uitgezette wandelroute door dit gebied een van hun mooiste routes is. Vroeger was het allemaal

Struweel van braam en brem

woeste grond, levensgevaarlijk nat veenmoeras, waar je alleen kwam als je daar een heel goede reden voor had. Het Drentse Landschap doet veel moeite om deze reservaten zoveel mogelijk te verbinden. Ga staan op de uitkijkbult van Takkenhoogte en je zult zien, dat dit al aardig is gelukt. Vrijwilligers binnen het Drentse Landschap volgen de vogelstand al jaren op de voet. Ze zijn niet de enigen.

Takkenhoogte/Meeuwenveen/Wildenberg wordt ook regelmatig bezocht door

Torenvalk. Foto Henri Timmer

enthousiaste vogelaars, die het leuk vinden om hun waarnemingen met anderen te delen. Eén van hen is Henri Timmer uit Balkbrug. Misschien is Henri wel de meest ervaren waarnemer, want vanaf de ontwikkeling van het reservaat Takkenhoogte, eind jaren’90, loopt Henri hier al met zijn kijker en aantekenboekje rond. Inmiddels staat de teller op iets meer dan 160 (!) soorten. Ik spreek Henri op de rand tussen het Meeuwenveen en Takkenhoogte. We hebben vanaf die plek een schitterend uitzicht op de hei.

Henri, we zitten hier op Takkenhoogte, een vogelrijk gebied , wat is het bijzondere van Takkenhoogte ?

Boompieper. Foto HenriTimmer

‘Dat is de grote verscheidenheid in biotopen. Hier voor ons zie je water, heide, er staan bomen en struiken, maar ook kale vlaktes. Voor iedere vogel is er wel wat. De kneu bijvoorbeeld voelt zicht thuis in  de open vlakte, maar de merel zie je daar niet, die houdt meer van bomen. Boven het water en de heide vliegen veel insecten en daar komen de zwaluwen op af, je ziet ze hier veel. Hier komen ook veel libellen voor, dus zie je hier ook de boomvalk vliegen. Veel verschillende biotopen betekent ook veel verschillende vogels.’

Het kwartaalblad van Het Drentse Landschap nummer 95 (september 2017) besteedde een artikel over ‘ Vogels van de Reest’. In het totale gebied van 300 ha komen jaarlijks rond de 70 soorten tot broeden, waaronder acht Rode lijstsoorten. De transitie van mais- en aardappelland naar (nieuwe) natuur blijkt hier dus erg succesvol.

Henri noteert alle waarnemingen

Je kunt je het nauwelijks voorstellen, maar dit was nog niet zo lang geleden boerenland. Blijkbaar kun je in korte tijd een vogelparadijs creëren.

‘Ja, zo rond 2000 is hier zo’n 60 centimeter bemeste grond weggehaald. Toen was hier erg veel zand en modder. Je zag hier toen allerlei steltlopers, maar toen alles begroeid raakte verdwenen die ook weer. Zo zie je, dat als een biotoop verandert bepaald vogels verdwijnen, maar andere juist komen. Ik kwam  hier al naar vogels kijken toen de machines nog bezig waren om het gebied in te richten. Je zag hier toen de kleine plevier. Die zie je hier nu niet meer. Ik vind het wel mooi als een gebied voortdurend verandert. Mensen moeten niet te veel ingrijpen, laat de natuur maar haar gang gaan. Ik kom hier nu zo’n twintig jaar en op mijn vaste rondje

Koekoek. Foto Henri Timmer

Takkenhoogte/Meeuwenveen, Wildenberg en Spookmeertje heb ik tot nu iets meer dan 160 soorten gezien. Ik zie dat als één gebied. Je komt erg veel verschillende soorten landschappen tegen. Al mijn gegevens zet ik op waarneming.nl Ik vind het zelf erg leuk om een lijstje van waargenomen vogels bij te houden. Op een aantal websites kun je mijn waarnemingen ook wel vinden.’

Met welke vogels heb je wat ? Ik kan me voorstellen dat je ook soorten hebt, waar je elke keer weer enthousiast van wordt.

 ‘Ja, die zijn er wel. De ijsvogel bijvoorbeeld, die heb ik al heel vaak gezien, maar dat blijft

Klapekster in de winter. Foto Henri Timmer

mooi. En dan het steenuiltje natuurlijk. Ik ben coördinator van een steenuilenwerkgroep en controleer kasten en ring de jongen. Ik heb hier wel eens een goudvink op een besneeuwde tak gezien. In de winterzon. Dat vergeet je nooit weer. We zitten nu op deze plek te praten, maar op de achtergrond hoor je de koekoek en de wielewaal. Er ook vliegt hier ook van alles voorbij, kneutje, grasmus, geelgors.’

Je merkt tegenwoordig wel, dat het kijken naar vogels en vogelfotografie een beetje door de massa wordt opgepakt. Kun je mij uitleggen wat het mooie aan vogels kijken is ?

‘Het gaat niet alleen om de vogels, maar ook om de natuur. Bij mij in de buurt weet iedereen wel dat ik vogelaar ben. Ze vragen me steeds vaker als ze een vogel hebben gezien die ze niet kennen. Ik vind het leuk om mijn hobby met mensen te delen en ze enthousiast te maken voor vogels. Een mooi voorbeeld was mijn ontdekking afgelopen winter van een Humes bladkoning, bijna 50 meter van mijn huis. Toen zijn er meer dan 140 vogelaars uit alle delen van Nederland naar Balkbrug gekomen. Dan praat je met mensen die je van de website waarneming.nl alleen van naam kent. Daar komt dan een gezicht bij. Mooi om ervaringen en vogelnieuwtjes uit te wisselen, leuke gesprekken gehad. Ik vond het prachtig ! Allemaal mensen met dezelfde passie.’

Dit deel van het Reestdal is een prachtig gebied om naar vogels te kijken,

Kramsvogel. Foto Henri Timmer.

maar kom je ook op andere ‘hotspots’? Heb je favoriete plekken?

‘Ik ga vaak naar het Lauwersmeer. Daar probeer je dan steeds nieuwe plekken te ontdekken. Het Zuidlaardermeer is ook zo’n gebied. De Vreugderijkerwaard bij Zwolle, het Staphorsterveld , prachtige vogelrijke gebieden. De nieuwe bypass van de IJssel bij Kampen is ook schitterend mooi. Het is allemaal natte natuur. Daar zie je vogels die wij hier niet hebben. Al die soorten steltlopertjes en eendensoorten, die kom je in onze regio niet tegen. Het landschap verandert voortdurend. Een gebied bijvoorbeeld dat gegraven is voor waterberging trekt in het begin heel veel steltlopers. Maar dan komt het riet en dan verdwijnen ze weer en komen er andere vogels voor terug. Vogels veranderen met het landschap mee. Die dynamiek is erg mooi om te zien.’

Vaak zie je vogelaars sjouwen, volgehangen met zware, lange telekanonnen, allemaal op zoek naar die ene opname, of gewoon lekker genietend van het buitenzijn met het idee ‘ik zie wel wat er op mijn pad komt ‘. Zeulend met apparatuur zul je Henri niet tegenkomen. De bescheiden camera die hij bij zich heeft verdwijnt in het niet bij die van vele anderen, maar dat wil niet zeggen dat de foto’s, die hij maakt niet mooi zijn. De vogelfoto’s bij dit artikel zijn van Henri’s hand en dat zegt genoeg. Misschien is hij wel wat te bescheiden…..

Graspieper. Foto Henri Timmer

Je noteert altijd je waarnemingen, maar je maakt ook vaak foto’s.

‘Ik ben geen fotograaf, maar ik heb wel een lichtgewicht camera waar ik heel erg blij mee ben. Ik maak altijd toevalstreffers. Ik ga niet met zo’n zware telelens heel lang op een bepaalde plek zitten, ik fotografeer wat ik voor de lens krijg. Ik heb niet alle soorten die ik gezien heb ook gefotografeerd, maar in de loop van de jaren heb ik toch al een behoorlijk verzameling opgebouwd.’

Roodborsttapuit. Foto Henri Timmer.

Wat is het leuke aan vogels ? Dat ze kunnen vliegen ?

‘Ook. Maar ze kunnen erg mooi zingen en hebben vaak prachtige kleuren. Dat geluid van zo’n koekoek  en de wielewaal, dat is toch geweldig om te horen ? En dat ze in het voorjaar terug komen. Elk jaar weer. Hoe meer ik van vogels kom te weten, hoe nieuwsgieriger ik word. Neem nou zo’n koekoeksjong. Komt helemaal alleen uit een nest en moet ook in z’n eentje naar Afrika vliegen. Of die oeverzwaluwen in de wand hier op Takkenhoogte. Elk jaar komen ze  terug. Die kleine details vind ik prachtig.’

Bloeiende heide op Takkenhoogte

Toekomst is veelbelovend

Er zijn vogels die meer doen dan alleen maar vliegen en voedsel zoeken. Die hebben namelijk een boodschap. Ze hebben wat te vertellen. Hun aanwezigheid zegt namelijk iets over de kwaliteit van het gebied. Over de variatie in het landschap bijvoorbeeld, of over de grootte van de biodiversiteit. Neem de grauwe klauwier of de boomvalk. Beide vogels voelen zich in dit deel van het Reestdal thuis. Dat zegt veel. Het zijn kieskeurige vogels die niet met minder genoegen nemen. De lat ligt hoog .Het voedselaanbod moet gevarieerd of hoog zijn, het landschap moet precies passen bij hun wensen. Vogels als rode wouw, tapuit, paapje, blauwe kiekendief en klapekster worden regelmatig korte of langere tijd gezien. Het toont de grote schoonheid en rijkdom op deze Drentse flanken van het Reestdal aan. De natuur zal zich hier blijven ontwikkelen. Vogelsoorten zullen komen en ze zullen gaan. Vogelaars als Henri zullen zich in dit unieke landschap blijven verbazen en verwonderen. En zij niet alleen.

Op de website heidehuisje.nl vind je een lijst van alle soorten die Henri en andere vogelaars in de afgelopen jaren op Takkenhoogte hebben gezien.

https://www.heidehuisje.nl/waarnemingen-vanaf-het-erf/

 

 

Posted in De mooiste plekjes, Fauna, Interviews | Tagged , | Leave a comment

Geelgors: de kanarie van oost Nederland

Geelgors zie je vaak laag bij de grond

Persoonlijk vind ik het een van de mooiste zangvogels die we hebben. Wel eens een knalgeel mannetje geelgors in een boomtop zien zingen, in het zonlicht met een blauwe hemel als achtergrond ? Dat vergeet je niet zo gauw. Bovendien is het liedje dat ie zingt een lust voor het oor. Er zijn mensen die beweren, dat het melodietje veel weg heeft van het begin van Beethovens 5e symfonie, maar dat moet je wel erg veel fantasie hebben. En natuurlijk het meesterwerk van de componist kennen.  In het Reestdal gaat het best goed met de geelgors. Dat is wel eens anders geweest.

Houtwal,struweel en open plekken : geelgorsbiotoop

Geelgors houdt van randen, bomenrijen en heggen

Halverwege de vorige eeuw kwam de geelgors in vrijwel heel Nederland voor. Dat is al een poosje niet meer het geval. Vanaf de jaren ´70 verdween op veel plekken het landschap waar de geelgors zich thuis voelt. Dat biotoop bestaat namelijk uit kleinschalig boerenland met veel houtwallen, bomenrijen, heggen, bosjes, struikgewas, solitaire bomen, zandwegen en heidevelden. Dit type landschap komt voor in Drenthe, zuidoost Groningen, Veluwe, Twente ,de Achterhoek, het oostelijk deel van Brabant en Limburg. De hoge zandgronden

Bron: Sovon- Vogelatlas van Nederland

dus. Tussen 1975 en 2000 verdween de geelgors uit het westen van Nederland en het leek erop dat veel geelgorzen, net als veel mensen uit de randstad, kozen voor een leventje op het boerenland in het veel stillere oosten. Dankzij onderzoek en monitoring door Sovon weten we inmiddels dat vooral Drenthe en het zuidoosten van de provincie Groningen de  geelgorsparadijzen van Nederland zijn.

Waarom vooral naar Drenthe ? 

Natuurlijk kent ook de provincie Drenthe gebieden met intensieve landbouw, stadsuitbreiding, aanleg van nieuwe bedrijventerreinen, enz. Daarin onderscheidt deze provincie zich niet van andere windstreken in ons land. Maar er is ook een andere ontwikkeling gaande: natuurherstel. Op veel locaties werd boerenland omgezet in

Bron: Sovon vogelatlas van Nederland

(nieuwe) natuur. Neem het Reestdal als voorbeeld. Het natuurreservaat Takkenhoogte is rijk aan geelgorzen, maar was voor 1998 nog gewoon agrarisch grond waarop mais en aardappelen werden verbouwd. Op het aangrenzende Rabbingerveld maakte grasland plaats voor heide, houtsingels en struwelen. Op veel plekken in Drenthe werden oude lopen van beken hersteld en landschapselementen als houtwallen en meidoornhagen geplant. De laatste jaren worden ook steeds vaker natuurakkers ingezaaid. ´s Winters vinden zaadeters als geelgors, putter en vink hier voedsel.

Geelgors op zoek naar voedsel

Over winterakkers en ruige overhoekjes 

Je kunt veel doen om het landschap geelgorsvriendelijk te maken. Het leuke is, dat je hiermee niet alleen de geelgors helpt, maar indirect ook andere vogels, vlinders en kleine insecten. Heb je wat ruimte om je huis en gebruik je lang niet alle grond ? Laat een deel van je tuin verruigen, of zaai het in met granen en boekweit. ´s Zomers een prachtig

Ruige akkerranden leveren vogels veel voedsel

gezicht, in de wintermaanden voedselbron voor vogels. In het Reestdal kom je plekken tegen met granen, die in de nazomer niet worden geoogst. Of akkerranden die zijn ingezaaid met allerlei eenjarige kruiden. Ook deze randen blijven in de wintermaanden staan. Wat veel effect heeft zijn brede ruige randen van grasland en akkers . Als deze stroken grenzen aan heggen,bosjes of houtwallen creëer je een geweldig biotoop voor geelgorzen. Ruige overhoekjes trekken ook veel vogels. We moeten dan nog wel van het idee af, dat elke vierkante meter in ons land nuttig en economische moet worden besteed.

De geelgorsmannetjes zijn veel geler dan de vrouwtjes

Standvogel 

Geelgorzen blijven in ons land. Het aantal broedparen ligt rond de 25.000, waarvan de meeste dus in het (noord) oosten van ons land. In de winter zoeken de geelgorzen elkaar op. In soms grote groepen struinen ze akkers en velden af op zoek naar voedsel. Akkerranden met niet geoogst graan zijn populaire plekken. In de buurt van het Drentse Norg werden in zo´n rand op een winterse dag eens meer dan 1000 geelgorzen geteld. Op zich al knap, want geelgorzen op de grond zijn vaak moeilijk te zien. Zaden eten doen geelgorzen vooral in de winter, opgroeiende jongen worden gevoerd met ongewervelden als insecten en spinnen. Het nestje is niet meer dan een kommetje van gras en het wordt gebouwd in een heg of struik, vaak vlak boven de grond. Een tweede broedsel is heel normaal in geelgorskringen.

Meer lezen ?

Vogelbescherming  over de geelgors 

Over geelgorzen en winterakkers

Een geelgors is net een hamster

Geelgorsvriendelijke beheer 

Wintervoedselveldjes in Groningen 

 

 

 

 

 

Posted in Fauna | Tagged , , | Leave a comment

De waterviolier staat graag in slootjes met kwel

Waterviolier in slootje op landgoed De Havixhorst

In het late voorjaar kleuren slootjes wit van de massaal bloeiende waterviolieren. Toch zul je dit mooie plantje niet op veel plekken aantreffen, want Hottonia palustris heeft nogal wat noten op zijn zang. Zijn voorkeur gaat uit naar ondiep, zoet en niet te voedselrijk water. Het moet ook rijk aan CO2 zijn, want de bladeren die zich onder water bevinden hebben dit koolzuurgas nodig bij de fotosynthese, het proces waarbij glucose en zuurstof

De bloeistengel van de waterviolier

wordt aangemaakt.. In stilstaand water is het Co2 gehalte meestal aan de lage kant, behalve op plekken waar kwelwater naar boven komt. Kwel is vaak zuurstofarm, maar rijk aan koolstofdioxide. Kwel passeert namelijk veenresten in afbraak en bij dit proces komt CO2 vrij. Waterviolier wordt een kwelindicator genoemd, hieronder verstaan we een plant die aangeeft dat op de betreffende locatie sprake is van de aanwezigheid van kwel. Andere bekende kwelliefhebbers zijn wateraardbei, waterdrieblad en holpijp. Waterviolier wordt ook wel als zuurstofplant voor vijvers verkocht.

Bloeistengel

Opvallend aan de waterviolier is de bladloze bloemsteel die ver boven het water uitsteekt. De bladeren bevinden zich onder water. De bloemsteel wordt door de bladeren in balans gehouden. De vijftalige bloemen staan in kransen die boven elkaar staan. Ze zijn een beetje naar boven gericht. De bloemkroon is lichtlila tot wit van kleur. De bloemen maken nectar aan en trekken veel bijen zweefvliegen. Een sloot vol met waterviolier is een prachtig gezicht!

Ook holpijp is een indicator voor kwel

 

Posted in Flora | Tagged , | Leave a comment

De grasmus kreeg een verkeerde naam.

Zingende grasmus

In Friesland noemen deze vogel ’Hagekrûper’. Dat is een goed gekozen naam, want de grasmus houdt van half open terreinen met veel (braam)struweel. Deze haag of hegkruiper doet namelijk niets liever dan struinen door dicht struikgewas. Gras, daar heeft ie niets mee en een mus is het ook al niet. De grasmus heeft een neefje die erg veel op hem lijkt: de braamsluiper. Die naam klopt wel, want braamsluipers laten zich niet vaak zien. Altijd maar druk, druk, druk tussen een wirwar van takken en bladeren. De geoefende vogelaar weet dat je naar de pootjes moet kijken om die twee uit elkaar te houden. De grasmus heeft roze pootjes en die van de braamsluiper zijn donkerder. En dan de zang natuurlijk. Die is ook verschillend.

Grasmussen voelen zich thuis in dicht struikgewas en half open terrein

Ga ergens zitten en geniet

Je hoeft niet veel moeite te doen om een grasmus te zien, want Nederland zit er vol van. Het aantal broedparen ligt ergens tussen de 100.000 en 200.000.

Als je van vogels wilt genieten, zoek je een geschikt plekje met een goed uitzicht op veel struweel, je gaat erbij zitten en wacht. Je wordt vrijwel altijd beloond. Soms duurt het even, maar al gauw gaat de vogelwereld zijn eigen gang. Vogels vliegen langs en over je heen, of gaan zo maar verrassend dicht bij je in een boom of struik zitten. Je ontdekt ook al gauw dat er vogels zijn die steeds in de buurt van hetzelfde struikje of boompje blijven. Als je dat hebt ontdekt, begint het echt leuk te worden. Je gaat dan al gauw zien dat het gedrag van een vogel vaste patronen heeft.

Verticaal de lucht in

Zo hoorde ik een poosje terug een vogel een kort melodietje zingen. Steeds weer opnieuw. Maar zien, ho maar. Dus wat doe je dan ? Op de plaats rust. Verrekijker en camera in de aanslag. Al gauw liet de zanger zich zien. In de top van een kleine berk. Prachtige grijze kruin, roestbruine vleugels, lange staart en een witte keel. Een grasmus ! Nee, geen

roodborsttapuit zit vaak op hetzelfde struikje

braamsluiper, die gaat niet boven in een boom zitten zingen. Steeds weer vloog de grasmus op, verticaal de lucht in om daarna weer snel af te dalen in dezelfde boom. Of in een struikje iets verder weg. Afstand nog geen tien meter. Ik kon moeiteloos een paar mooie foto’s maken. Erg voorspelbaar gedrag. De fitis doet dit ook. Vaak zingend vanuit hetzelfde boompje. Weg vliegen en altijd weer terugkomen. De grauwe klauwier en de roodborsttapuit, ook van die heerlijk voorspelbare vogels. Maar let wel, je krijgt dit gedrag alleen te zien als je geduld hebt en blijft observeren. Gewoon eens proberen!

Half open landschap met veel struweel, het ideale grasmus biotoop

Meer weten over de grasmus ? 

Er zijn websites en blogs die veel info geven over de grasmus. Hier een paar voorbeelden:

Vogelbescherming over de grasmus

Sovon over de grasmus

Filmpje : Herken de grasmus 

Een mus die geen mus is… leuk verhaal 

 

 

Posted in Fauna | Tagged , | 2 Comments

Op bezoek bij Vogel Trek Station De Smidse Linde

Koolmees in het net

Judith haalt een koolmees uit het net. Voorzichtig belandt het vogeltje in een linnen zakje. Hij ( of is het een zij ?) blijkt geringd. Judith leest het nummer af en ik mag het nummer noteren. Mocht je denken dat bij de koolmees het mannetje en het vrouwtje niet van elkaar te onderscheiden zijn, dan heb je het mis. Judith : ´Het mannetje heeft zwart over zijn

Vleugelveren geven info over leeftijd

hele gele buik en bij het vrouwtje stopt het zwart ter hoogte van de poten. Als je goed oplet kun je het ook makkelijk zien. De zwarte strook is bij het vrouwtje ook smaller. Koolmezen kunnen vrij oud worden, de oudste gemeten koolmees was veertien jaar, maar de meeste mezen worden niet eens een jaar .Ik ben op bezoek bij vogelringstation De Smidse. Locatie : Vuile Riete, bovenloop van het Reestdal. Als het station in bedrijf is staat een aantal mistnetten in de tuin en zit Judith Schmidt binnen klaar om vastgevlogen vogels zo voorzichtig mogelijk uit het net te halen. De gevangen vogel wordt dan in een linnen zakje gedaan en meegenomen naar binnen voor onderzoek.

Onderzoek

Bij elke gevangen vogel wordt gekeken naar het vetgehalte. Dat gebeurt door de veren op de buik weg te blazen. Is de huid rood, dan is er geen vet aanwezig. Is de kleur van de huid geel dan wel. Gewogen worden de vogels ook. Ze gaan dan even op de kop in een soort dwangbuisje op de weegschaal. Wegvliegen is zo onmogelijk. Wat overigens opvalt is de rust waarin alles gebeurt. Het is net alsof de vogel weet dat Judith veel ervaring met deze ingrepen heeft en dat er niets kan gebeuren. De koolmees weegt 17 gram. Ook naar de

Even het buisje in om te worden gewogen

leeftijd van de vogel wordt gekeken. Daar komt veel kennis en ervaring bij aan te aan te pas. Opmerkelijk is ook hoe simpel Judith de vogels vastpakt. Zoals nu een geelgors. Het lijkt wel alsof hier een bepaald techniek wordt gebruikt. ‘Dat noemen we de ringersgreep. Als je hem bij zijn pootje pakt gaat ie fladderen. De kop zit tussen de vingers en de vleugels liggen in de hand. Zo blijft de vogel rustig.’ Zo’n geelgors heel dichtbij, voor een vogelaar is dat fascinerend. Een geelgors zingend in de top van een boom op een afstand van 20 meter is al geweldig, maar dit is wel heel apart. We kijken naar de snavel. Toch niet zo stevig als je misschien bij een gors zou verwachten. Een dikke kegelsnavel heeft ie niet. ‘De ondersnavel bij de geelgors is breder dan de bovensnavel. Toch kan ie heel goed zaden eten. Met het grootste gemak maakt hij maiskorrels kapot. Geelgorzen zijn hele rustige vogels. Als ze ontsnappen duiken ze weg, ze verstoppen zich. We hebben er al eens in de krantenbak teruggevonden. Daar hebben we heel lang naar gezocht’. Deze geelgors is al een keer geringd. Een terugvangst heet dat. Ik mag het nummer noteren. Dan kijken eens goed naar de kop. Mannetjes hebben meer geel op de kop. Judith kijkt naar de vleugelveren en ziet dat het hier gaat  om een jonge vogel van vorig jaar. Voor een buitenstaander lijkt dat bepaling van de leeftijd een lastige klus, waarbij veel kennis en ervaring nodig is. Rui, kleur, vorm en lengte van veren zijn belangrijke bronnen voor leeftijdsbepaling. Maar niet alleen de veren.

Prachtige vogel, die geelgors

Hoe kom je aan die kennis ?

‘Zorgen dat je goede vogelboeken hebt. Daar haal je bijvoorbeeld alle vinkachtigen uit. Die hebben dezelfde kenmerken waar je op moet letten. Bij de mezen net zo. Door veel te oefenen leer je van heel veel vogels waar je naar moet kijken. Zo leer je dat je een roodborst in de bek moet kijken om achter de leeftijd te komen. Bij karekieten is dat ook het geval. Bepaald kleuren aan de bek vertellen iets over de leeftijd. Als je bepaalde soorten vaak in de handen hebt, dan weet je het op een bepaald moment wel’.  

 

Voorzichtig haalt Judith de vogel uit het net

Hoe lang bestaat ringstation De Smidse ?

‘Ik ben een keer op bezoek geweest in een vogelringstation bij Hasselt. Dat vond ik heel interessant en leuk om te zien wat daar gebeurde. Het leek me erg boeiend om dat vangen en ringen van vogels ook te leren. In 2011 ben ik met mijn opleiding begonnen in De Kooi bij Henk Luten. Mijn eerste vogel die ikzelf ving was een tjiftjaf in 2012.  In 2013 examen heb in de Scherenwelle bij Joop van Ardenne examen gedaan. In 2013 ben ik gestart met mijn eigen VRS. In dat zelfde jaar ben ik thuis begonnen met het CES project. CES staat voor Constant Effort Site. Dit betekent dat je vogels vangt met een constante en zelfde netopstelling, dat de locatie gedurende een aantal jaren niet verandert. Het project loopt in achttien landen. In Nederland doen 48 locaties mee en VRS De Smidse is het enige station in Drenthe. Ik heb ook een aantal jaren geringd op het station Schiermonnikoog en daar veel ervaring opgedaan. Erg veel soorten vogels in de handen gehad. Vooral rietvogels. En goudhaantjes ! Op elk station vang je weer andere vogels. Niet iedereen mag zo maar een ringstation beginnen. Daar moet je dus een vergunning voor hebben.’

Draaihals ( foto Teo Schmidt)

Bijzondere vangsten

Je zou haast denken, dat een ringstation in de Vuile Riete een saaie plek moet zijn in vergelijking met een toplocatie als Schiermonnikoog. Vergis je niet ! Ook Judith krijgt de mooiste soorten in haar netten. Vandaag misschien even niet, op deze morgen hangen vier soorten in het net, namelijk koolmees, pimpelmees, groenling en geelgors. In de periode 2013-2019 werden er rond de 50 (!) soorten gevangen en geringd. Meer dan 7800 vogels ! Echtgenoot Teo staat meestal paraat om een nieuwe soort op de foto vast te leggen. Bijzondere vangsten genoeg : appelvink, goudvink, kleine barmsijs, ijsvogel en het absolute hoogtepunt tot nu toe in de geschiedenis van De Smidse : een draaihals ! De meest gevangen vogel is de koolmees. Meer dan 2300 keer moest Judith deze meesjes voorzichtig uit het net halen. Opgemerkt moet worden, dat er koolmezen bij zijn, die meerdere malen gevangen zijn. Bij andere vogels komt dit ook voor. Allemaal vogels met een kort geheugen ? Of heeft Judith in de vogelwereld een eigen fanclub ? Of zal het toch dat net zijn, bijna onzichtbaar opgehangen in een tuin waar het zo goed toeven is. Voor dat je weet hang je immers weer.

Geelgors in de ringersgreep,krijgt ring.

Wat maakt de locatie van jouw ringstation zo bijzonder ?

‘De ligging. We zitten hier op de Vuile Riete op een kruispunt van groen. Bosjes en singels, precies dat landschap waar vogels verblijven. Ze verplaatsen zich ook via die groene doorgangen. Verder hebben we onze tuin vogelvriendelijk ingericht. Struiken, water, ruige hoekjes, vogels voelen zich er thuis en vinden er ook voedsel. Ik plaats meerdere netten in de tuin. Ze worden mistnetten genoemd, ze zijn erg fijnmazig, vogels zien ze niet en vliegen er in. Als ze vast komen te zitten haal ik ze er heel voorzichtig uit. Ik heb ooit op een dag 107 vogels in de netten gehad. Dat was wel heel bijzonder. En een blauwe reiger. Ook bijzonder, maar daar had ik Teo bij nodig om hem weer uit het net te halen.’

Kijken naar het vetgehalte op de buik

Doe je dit omdat je het een leuke hobby is, of is dit ook zinvol werk ?

‘Natuurlijk vind ik het erg leuk om te doen, maar het is vooral zinvol. Alle gegevens van al die vogelringstations komen terecht in een grote database bij het Vogeltrekstation. Zo komen we steeds meer te weten over al die trekvogels die naar Afrika trekken. Met een heleboel soorten gaat het niet goed. Het wordt voor trekvogels steeds moeilijker om droge gebieden te overbruggen. De achteruitgang van de insecten komt daar dan nog bij.’

Wat kunnen we hier in ons land doen om het landschap voor vogels aantrekkelijker te maken ?

‘Het aangeharkte en nette landschap is voor vogels niet aantrekkelijk. De bermen worden te vaak gemaaid, we halen zogenaamd voor de verkeersveiligheid ook nog eens struiken tussen bomen weg, er zijn bijna geen verruigde overhoekjes meer. Houtsingels verdwijnen, noem maar op. We moeten hiermee ophouden en het landschap weer herstellen. Het zal ook gunstig voor de insecten zijn.’

Ringstations in Nederland

Als mensen meer willen weten over jouw ringstation, kunnen ze dan ergens terecht.

‘Op de website www.trektellen.nl worden voortdurende vogeltellingen en geringde vogels gemeld. Op een kaartje van Nederland zie je bijvoorbeeld waar alle Vogel Ring Stations liggen. De gegevens van mijn station vind je er ook.’

Vogel Trek Station De Smidse

Posted in Fauna, Interviews | Tagged , | 2 Comments

Moeilijke vogels … tot ze gaan zingen

Graspieper of boompieper ?

Tuinfluiter,braamsluiper, fitis, grasmus, fluiter en tjiftjaf. Dat is moeilijk spul. Vogeltjes die vreselijk moeilijk uit elkaar te houden zijn. Het zijn dan de details waar je op moet letten. De kleur van de pootjes bijvoorbeeld of de wenkbrauwstreep. Soms is het om dol van te worden. Braamsluiper en grasmus lijken op elkaar en hebben voorkeur voor hetzelfde biotoop (dicht struweel). Allebei struinen ze door het dichte struikgewas en laten

De grasmus heeft oranje poten

zich niet al te vaak zien. Roodborst en koolmees, ja dat is een makkie. Maar die familie bruine en grijze fladderaars, dat is een ander verhaal. Gelukkig is er een oplossing voor dit probleem. Dat is de zang. Zodra het mannetje ( want die macho´s zingen, vrouwtjes laten zich nauwelijks horen) zijn snavel open doet worden de verschillen tussen het moeilijke vogelvolkje groot. Nadeeltje :  het grootste deel van het jaar zingen ze niet, of ze zijn er niet. Je moet in de maanden april en mei naar buiten om de concerten te horen. Een mooi voorbeeld van twee vogels die vooral door hun zang makkelijk te onderscheiden zijn, zijn de tjiftjaf en de fitis.

tjif tjaf

Tjiftjaf

Net als de koekoek dankt dit vogeltje zijn naam aan het geluid dat ie maakt. De kievit en de grutto horen ook bij dit groepje. De witsterblauwborst doet hier natuurlijk niet mee. Die roept heel wat anders. De tjiftjaf wordt in Duitsland Zilp-Zalp genoemd. Misschien is dat een betere benaming, want het geluid van dit onrustige vogeltje doet meer Duits dan Nederlands aan. Veel mensen kennen de tjiftjaf niet , maar het geluid wel. Dat komt omdat de tjiftjaf overal voorkomt waar bomen en struiken zijn. Niet alleen in bossen dus, maar ook in tuinen.

Klik hier voor het geluid van de tjiftjaf 

De tjiftjaf is erg onrustig. Het lijkt een vogeltje met ADHD, zit vrijwel nooit stil en vliegt van hot naar her. Het is een talrijke broedvogel. De pootjes zijn donker net als de snavel.  Wat ook  opvalt is de beige wenkbrauwstreep, hoewel deze minder duidelijk is dan bij de fitis. Het is een van de eerste vogels die in het voorjaar van zich laat horen. Het aantal broedparen in ons land wordt geschat op rond de 500.000. De tjiftjaf doet het goed. Dat komt o.a. door verstedelijking van voorheen open agrarische gebieden. Dat klinkt gek, maar is wel logisch. Bij de aanleg van stadsuitbreiding worden groenstroken, parkjes en tuinen aangelegd. Daar voelt een tjiftjaf zich al  snel thuis.

fitis

De fitis

Ze lijken wel heel erg op elkaar, fitis en tjiftjaf. Een beetje kritisch kijken en je ziet wat verschilletjes. De wenkbrauwstreep is wat langer en duidelijker dan bij de tjiftjaf, de snavel is lichter en wat langer. Vaak ook wat geler op de buik. Maar alle twijfels vallen weg als je de fitis hoort zingen ! Een liedje van heldere tonen, die hoog beginnen en dan dalen.  Je wordt er een beetje melancholiek van.

De fitis zingt vaak vanuit de top van een boom of struik

Klik hier voor het geluid van de fitis.

Fitissen zijn veel rustiger dan hun neefje de tjiftjaf. Het is vaak mogelijk om rustig naar een zingende fitis te kijken op een meter of tien ( soms zelfs minder) afstand. Hij laat zich graag bewonderen, vliegt even weg en komt dan weer in dezelfde boom of struik terug. Als je het geluid kent, blijkt dat houtwallen, heideterreinen, bosaanplant e.d. vol zitten met fitissen.  Het aantal broedparen in ons land wordt geschat op rond de 200.000. Onderzoek wees uit dat fitissen tijdens hun verblijf in Afrika lijden onder de droogte in grote woestijngebieden als de Sahara.

Bronnen:

Sovon vogelatlas van Nederland

Zakgids vogels van Nederland en België

Eigen waarnemingen

 

 

 

Posted in Fauna, Geen rubriek | Tagged , | Leave a comment