De invloed van grote grazers op het ecosysteem deel 1

Grote grazende hoefdieren in natuurterreinen, waar lopen ze niet ? In bijna alle (half) open natuurgebieden in ons land kom je ze tegen, of je dat nou leuk vindt of niet. In het Reestdal loopt een kudde Schotse Hooglanders op Takkenhoogte/Meeuwenveen  en op het Rabbingerveld. Op de heide van dat zelfde Rabbingerveld en De Wildenberg houden kleine kuddes schapen het terrein open. Zonder herder binnen een raster. Wel erg kwetsbaar voor de aanval van een wolf….

Oplettende moeder op het Rabbingerveld

Grote grazende zoogdieren hebben ingrijpende effecten op het landschap. Denk hierbij aan de bodem, de vegetatie, flora en fauna en natuurlijk aan het totale landschap zelf. Het is zinvol om aandacht aan het nut van dit begrazingsbeheer te besteden. Misschien dat je na het lezen met andere ogen naar die indrukwekkende Schotse Hooglander of dat lieve Schoonebeeker schaap gaat kijken. Ze lopen er namelijk niet voor niets. Ook niet onbelangrijk: blijf op afstand.

Grazers en snoeiers

Wel eens gehoord van successie ? Dit is een biologisch proces waarbij vanuit het niets (bijvoorbeeld een zandvlakte) verschillende vegetaties elkaar opvolgen om ten slotte uit te

Zonder grote grazers of vrijwilligers wordt heide bos,

komen tot een soort climaxstadium, dat niet veel meer verandert. Anders gezegd : de ontwikkeling van pioniersvegetatie naar bos. Dit proces komt in ons land overal voor, maar wordt voortdurend door de mens tegengewerkt. Dit wordt natuurbeheer genoemd. Een paar voorbeelden ? Opslag uit de heide verwijderen, sloten uitbaggeren en hooilanden maaien. Zonder ingrijpen wordt alles op den duur  bos.

Het open houden van natuurgebieden ( en dus het tegengaan van successie) kun je heel erg goed overlaten aan grote grazende hoefdieren. Het aardige is, ze doen het allemaal op hun eigen manier en dat zorgt voor variatie in het landschap. We onderscheiden grazers en browsers.

Schotse Hooglanders in hoog gras op Takkenhoogte

De grazers ( Schotse Hooglander, Limousin-rund, schaap) eten vooral gras. De cellen van grassen bestaan voor een deel uit cellulose. Deze stof is moeilijk verteerbaar. Het verteringsstelsel van de mens kan er niets mee, dat van het rund wel. Runderen maken het enzym cellulase aan, dat zorgt voor de afbraak van cellulose. Vier magen en een heel lang darmkanaal zorgen voor de verdere vertering. Runderen grazen met hun tong. Ze slaan de tong om het lange gras heen en werken het dan naar binnen. Omdat grassen ’s winters nauwelijks groeien worden, gaan de grazers over op twijgen, takken en kruiden. In sommige natuurgebieden worden ze in de winter bijgevoerd of verplaatst.

Reeën eten vooral knoppen, jonge blaadjes , kruiden e.d.

De browsers hebben veel meer moeite om cellulose af te breken en kiezen voor ander voedsel dan alleen maar grassen. Reeën bijvoorbeeld zoeken naar voedsel met een lagere concentraties aan vezels. Ze eten vooral kruiden, jonge grassen en twijgen, knoppen en bast. Jonge blaadjes aan bomen en struiken ( nog weinig cellulose) worden ook veel door reewild gegeten. Browsers worden ook wel snoeiers genoemd.

De invloed van grote grazers op de natuur

De meeste natuurliefhebbers snappen wel waarom een natuurgebied is ingerasterd en je over wildroosters moet stappen om het terrein in te komen. Grote beesten lopen daar vrij rond om het gebied open te houden. Wat weinig bezoekers zich realiseren is dat de aanwezigheid van paarden, runderen, schapen, geiten, ja zelf wisenten een grote invloed heeft op het ecosysteem. De volgende acht voorbeedlen maken dit duidelijk.

Altijd lekker zo'n dode boom

 1. Schuren en schillen

Altijd een mooi gezicht: een Schotse Hooglander met jeuk lekker schurend tegen een (vaak dode) boom. Een boom als schuurpaal. Jonge boompjes kunnen door het vegen ombuigen of omknakken. Reebokken gebruiken bomen en struiken om hun bastgewei ( volgroeid gewei met huidlaag) te vegen. Meestal valt de schade dan mee. Jonge bomen kunnen wel dood gaan als ze worden geschild. De bast is erg rijk aan vezels en suikers. Door de bastvaten vervoert de boom suikers van het blad naar de wortels. ( dalende sapstroom). Voor dieren blijkbaar een lekkernij. Schillen kan voor een boom op termijn schade op leveren als de bast helemaal rondom de stam is weggevreten. Het zelfde principe wordt gehanteerd als grote bomen moeten verdwijnen. Ze worden dan door natuurbeheerders geringd. Het duurt even, maar na verloop van tijd gaat de boom dood.

Let als wandelaar in een natuurgebied maar eens op de wat jongere bomen. De door grote grazers aangepakte bomen verraden hun aanwezigheid, ook al zie je ze misschien niet. De invloed van schuren en schillen door grote grazers op het ecosysteem is gering.

Zandplekken op de hei worden vaak door grazers los gekrabd

2. Wroeten en betreden

De grootste wroeter van onze inlandse fauna is het wilde zwijn. Op zoek naar eikels, beukennootjes, wortels enz. wordt de bosbodem volledig omgekeerd. Van paarden is bekend dat ze met hun hoeven de bodem open krabben op zoek naar plantenwortels. Als het wintert en er veel sneeuw ligt ( Sneeuw…Wat is dat?) komt dit voor. Dominante stieren van bijvoorbeeld Galloway runderen maken om soortgenoten te imponeren grote diepe kuilen Stierenkuilen worden ze genoemd. Schotse Hooglanders doen dit ook. Ossen zullen dit machogedrag veel minder of helemaal niet vertonen. ( Tijdens een aflevering van de quiz Twee voor twaalf werd aan de deelnemers gevraagd hoe een gecastreerde stier heet. Ze moesten het even opzoeken….. )

Vaste looppaadjes door de hei

Wat doet dit gewroet met het landschap en de aanwezige flora en fauna ? Best veel.  Omgewroete grond vormt een zaaibed voor allerlei plantensoorten. Kuilen hebben vaak steilranden en een zanderige bodem. Daar profiteren allerlei bijen en grondwespen van. Ze graven holletjes in de kuil of laten zich ’s morgens in het zand opwarmen. Voorwaarde is wel, dat de stier niet elke dag even langskomt om zijn kuil weer te verbouwen. Gelukkig doet ie dat alleen in de bronsttijd.

Op plekken waar grote grazers rond lopen zie je ook vaste looppaadjes. Door intensieve betreding wordt de vegetatie platgetrapt. Voor bepaalde planten niet gunstig, maar voor slangen en hagedissen wel. Op deze wissels liggen ze lekker uit de wind in het zonnetje en kunnen zich snel opwarmen. Vaak zie je ook dat vlinders en sprinkhanen gebruik maken van looppaadjes door de hei.

3. Mest

Paarden, runderen, schapen, ze produceren allemaal urine en mest. De poep van de grote grazers bevat vaak nog veel slecht verteerd materiaal ( vooral van paarden, want die herkauwen niet). Koeienmest verrijkt de bodem sneller dan die van paarden. Mest bevat veel nutriënten ( voedingsstoffen) en heeft een grote invloed op de voedselrijkdom van de bodem. Mest wordt ook gebruikt door insectensoorten die er hun eieren in leggen. Wormen en schimmels breken organisch materiaal af. Wat te denken van de mestkever ?Die eet niet alleen mest, maar begraaft het materiaal ook. De bodem wordt er dankzij dat gesleep en gegraaf humusrijker van.

4. De vegetatie

Op informatiepanelen lees je altijd dat de grote grazers het landschap open moeten houden. Dat is ook hun belangrijkste taak, zonder hun aanwezigheid verandert het gebied stapsgewijs in een bos. Onbedoeld doen de grazers nog meer goed werk. Als je namelijk vaak in hetzelfde terrein komt valt het op dat de grotere herbivoren, Schotse Hooglanders of schapen bijvoorbeeld, vaak op dezelfde plekken foerageren. Dat is wel te verklaren. Door begrazing gaat de vegetatie (grassen ) zich verjongen en nieuwe uitlopers vormen. Deze nieuwe scheuten zitten vol met voedingsstoffen en zijn makkelijker te verteren. Zo ontstaan dan graasweides in een gebied met hogere struwelen. In de winter zullen de dieren op zoek moeten naar andere voedselbronnen. Vaak worden ze dan door beheerders bijgevoerd.

Gevarieerd half open Landschap met struweel, boomgroepen, struiken en grassen

In een natuurgebied worden lang niet alle plekken intensief begraasd. Er zullen ook locaties zijn waar de grazers niet eens (kunnen) komen. Zo ontstaat wel een terrein met

Geiten houden van houtige gewassen

allerlei interessante overgangen, ruigtes, struweel, boomgroepen e.d. Geiten bijvoorbeeld hebben grote voorkeur voor houtige gewassen. Die zijn in te zetten als een gebied vol groeit met bomen en struiken.

 

 

Belangrijk is de verhouding tussen de oppervlakte van het natuurgebied en het aantal grazers. Bij teveel graasdruk neemt de variatie in het terrein sterk af. Dit gaat dan weer ten koste van de biodiversiteit.

Dit is het eerste deel van een artikel over grote grazers  in Nederlandse natuurgebieden. Deel 2 vind je ook op deze website.

Bronnen:

Begrazing in Nederlandse en Vlaamse natuurgebieden door Fokke Erhart e.a.

Eigen ervaringen en waarnemingen

 

Posted in Algemeen | Tagged , , , , , , , | Leave a comment

De invloed van grote grazers op het ecosysteem deel 2

Grote grazende hoefdieren in natuurterreinen, waar lopen ze niet ? In bijna alle (half) open natuurgebieden in ons land kom je ze tegen, of je dat nou leuk vindt of niet.

Deze hoefdieren, of ze nou klein  zijn of groot,  hebben allerlei ingrijpende effecten op het landschap. Denk hierbij aan de bodem, de vegetatie, flora en fauna en natuurlijk aan het totale landschap zelf. In het eerste deel van dit artikel werden al vier effecten besproken. Misschien dat je na het lezen met andere ogen naar die indrukwekkende Schotse Hooglander of dat lieve Schoonebeeker schaap gaat kijken. Ze lopen er namelijk niet voor niets. Ook niet onbelangrijk: blijf op afstand.

5. Invloed op de fauna

Door een gebied banjerende grote dieren als runderen en paarden heeft gevolgen voor andere diersoorten. Positieve en negatieve. Om maar met de positieve te beginnen. Als het landschap door begrazing kleinschalig blijft, met open grasland, open zand, opgaande struwelen en heide die niet dichtgroeit, ( Takkenhoogte is een mooi voorbeeld) ontstaat een biotoop waar de grauwe klauwier voedselaanbod, rustplekken en nestgelegenheid vindt. In de wintermaanden voelt neefje klapekster zich er ook prima thuis. Kleine vogels zoals roodborsttapuit, kneu en geelgors hebben ook voorkeur voor dit landschap. Van de kleine vuurvlinder en de zandhagedis is ook bekend dat ze profiteren van grazers in het gebied. De kleine vuurvlinder houdt van open schrale plekken in graslanden en heidevelden op de zandgronden. De zandhagedis kan zich opwarmen op kort begraasde of zanderige plekken.

Te sterke begrazing in een gebied kan nadelig zijn voor de boompieper.

Er zijn ook negatieve effecten van beheer door begrazing. Misschien zelfs nog wel meer dan positieve. Voor de ongewervelde fauna ( zoals sprinkhanen, spinnen, vlinders loopkevers en mieren) kan begrazing leiden tot een vegetatie die zo kort is, dat overwinteren moeilijk wordt. Vaak is ook de humusrijke strooisellaag te dun.  Door een te sterke graasdruk in een gebied verdwijnen waard- en nectarplanten voor meerdere vlindersoorten, of komen niet meer in bloei. Minder insecten betekent ook minder vogels. Een kudde Schotse Hooglanders kan bedreigend zijn voor bodembroeders als graspieper, veldleeuwerik en nachtzwaluw. Verder kan intensieve begrazing ook een lage muizenstand veroorzaken.

Veel negatieve gevolgen hebben als oorzaak te grote graasdruk. Anders gezegd er lopen te veel grote grazers in het gebied. Dat is misschien wel het lastigste van het beheer, dat je eerst moet uitvogelen hoeveel grazers een gebied aan kan om een soort ecologisch evenwicht te bereiken.

6. De bodem

In een terrein dat intensief begraasd wordt neemt het aantal plekken met een microklimaat toe. Er komt meer licht, het wordt er ’s nachts kouder en ’s zomers overdag soms erg heet. Bovendien droogt de grond sneller uit. Bij hoge graasdruk ontstaat ook verdichting van de bodem. Dat is ongunstig voor planten. Regenwater blijft er lang staan. Dit gebeurt vooral op kleigronden, maar ook op droge zandgrond.

Schapen op de heide van De Wildenberg

In een normale kringloop sterft een plant na de bloei af. Bij de afbraak komen allerlei anorganische stoffen vrij die door de bodem worden opgenomen. Dit proces heet mineralisatie. Dit is een traag proces. Als grazende hoefdieren planten eten, worden deze snel in het darmkanaal verteerd en komen mineralen in mest en urine weer terug in het ecosysteem. De natuurlijke opbouw van een humusrijke bodem wordt dan min of meer verstoord. Op plekken met veel mest wordt de bodem erg voedselrijk. Positief: meer variatie in de bodem ( rijk en arm aan humus).

Erg weinig grazers sterven een natuurlijke dood

Veel grote grazers sterven geen natuurlijke dood. Ze worden na een paar mooie jaren geslacht en hun “diervriendelijke” vlees ( Schotse Hooglanders zijn populair onder de carnivoren) vindt gretig aftrek. Grazers die voor natuurbeheer worden gehouden vallen bij hun dood onder de destructiewet. Ze moeten worden weggehaald. Soms is dat ook praktisch. ( reacties van wandelaars) Toch komt het voor dat een hoefdier op een plek ligt en het kadaver langzaam wordt afgebroken. Daar profiteren heel veel diersoorten van. Bovendien wordt de bodem op die plek rijker aan mineralen.

Zaden met haakjes worden in de vacht van hoefdieren meegenomen.

7. Zaden

Niet het eerste waar je aan denkt als je Galloways, Konikpaarden of Schotse Hooglanders in het landschap ziet struinen, maar grote grazers spelen een rol bij het verspreiden van plantenzaden. Heel veel zaden worden verspreid door de wind, maar niet alle. Die laatste moeten een vernuftig plan hebben om er voor te zorgen dat ze op een plek terecht komen ver van de moederplant. Ze zijn voor het weg waaien te zwaar of te groot of missen vleugeltjes en pluisjes. De oplossing voor dit probleem? Allerlei aanpassingen zoals zaadjes met stekeltjes, haakjes, scherpe tandjes, stijve haren of een slijmlaagje. Zaden hechten zich aan de vacht of de hoeven. Van de grote klit (klis)  bijvoorbeeld is bekend dat de weerhaakjes aan de  zaadbollen makkelijk vast blijven zitten in de vacht van paarden en runderen. Sommige zaden overleven het darmkanaal en worden verspreid via de mest. Voorbeelden van planten die door grazers worden verspreid zijn: distel, wilde peen, weegbree, hennepnetel en grote brandnetel.

8. Effect op het landschap

 De meest ideale situatie in een gebied krijg je als de dichtheid van de hoefdieren is afgestemd op de voedselvoorraad in de winter. De grazers lijden geen honger, bijvoeren is niet of nauwelijks nodig. In het groeiseizoen is er dan in het terrein voedsel in overvloed. De graasdruk is niet te groot met als gevolg dat er ruigtes met hoge en lage vegetatie en opgaande struwelen ontstaan. Bovendien krijgen boomsoorten de kans om zich te vestigen. In de wintermaanden worden veel jonge struikjes, twijgen en ruigtes weer opgegeten. Maar niet alles. Zo ontstaat er een natuurgebied met veel variatie. Beheerders hebben hier mooie woorden voor: dynamisch vegetatiemozaïek.

Half open landschap met braamstruweel

Begrazingsbeheer kan ook helemaal fout gaan. In de Oostvaardersplassen was op een bepaald moment de verhouding tussen het aantal hoefdieren en het voedselaanbod zo uit balans, dat er in de winter massale sterfte optrad onder de runderen, paarden en edelherten. Veel protesten en actie waren het gevolg. Door overbegrazing werd het landschap kaalgevreten. Struiken, bomen, riet, en ruigte, verdwenen uit het landschap, net als veel vogelsoorten. Inmiddels is het beheer aangepast.

Bronnen:

Begrazing in Nederlandse en Vlaamse natuurgebieden door Fokke Erhart e.a.

Eigen ervaringen en waarnemingen

 

 

 

 

Posted in Algemeen | Tagged , , , | Leave a comment

Over hop, bier en slapeloosheid

Hop in een houtwal

Eind augustus en wat later in september realiseer je dat de zomer op zijn eind loopt. De avonden worden korter, het klimaat wordt vochtiger en vaak ruik je de herfst al. Daar worden veel mensen niet vrolijker van. Bermen en graslanden liggen er geel en verdroogd bij, weinig planten bloeien nog, de vogelwereld laat zich niet horen, de eerste blaadjes vallen van de bomen, in de groentetuin wordt de oogst steeds kleiner, wat valt er nog te beleven buiten ?

In de nazomer hangen veel bomen en struiken vol met vruchten en zaden, zoals de sleedoorn.

Het antwoord op deze vraag is kort: genoeg ! Kijk goed om je heen, er groeit en bloeit meer dan je denkt. De heide staat in bloei, steeds meer paddenstoelen laten zich zien, een voorzichtige vogeltrek komt op gang, veel planten hangen vol met (gratis) zaden. Let ook eens op bomen en struiken. Die hangen vaak vol met vruchten. Vaak eetbaar. Bramen, vlierbessen, eikels, appels, pruimen, een land van melk en honing. Een boeiende struik om in deze tijd eens bij stil te staan is de hop.

Eenslachtig en tweehuizig

De bloemen van de hop zijn mannelijk of vrouwelijk. De mannelijke bloemen hebben alleen meeldraden, de vrouwelijke een stamper. Veel bloemen hebben zowel mannelijke als vrouwelijke organen (tweeslachtig) maar dat geldt dus niet voor de bloemen van de hop. Die zijn eenslachtig. Je hebt mannelijke hoppen en vrouwelijke hoppen. De hopmannen hangen nu vol met geel/groene pluimen van honderden bloemetjes. De

Bloeiwijze vrouwelijke bloemen hop

hopvrouwen bloeien wat minder opvallend, maar ook op deze plant komen erg veel bloemetjes voor, vaak wat hoger aan de plant. De hop is een tweehuizige plant, omdat de mannelijke en vrouwelijk bloemen op verschillende planten voorkomen. Tweehuizig komt

bron: meneerspoor.nl

veel vaker voor. De hulst is dat bijvoorbeeld ook. Er komen alleen rode bessen aan vrouwelijke hulsten. Het is mogelijk dat je tijdens een wandeling erg veel hop ziet groeien en dat dit allemaal mannetjes  zijn. Andersom kan ook. Wil je straks hopbellen plukken, dan moet je op zoek naar vrouwtjes hoppen. De hopbel groeit namelijk uit de vrouwelijke bloem. Maar daarover later meer…

Bellen en bier

De mannetjes hebben onopvallende stuifmeelbloemen die via de wind de vrouwelijke katjes bevruchten. De bellen die zich hieruit ontwikkelen zijn vaak bevrucht en leveren

Bevruchte hopbellen zijn niet geschikt om bier te brouwen

niet alleen lupuline, maar ook zaden. De bierbrouwer wil geen hopbellen met zaden. Het bier wordt er niet lekker van en schuimt niet. Dus in de hopteelt zie je alleen vrouwelijke hoppen. De stampertjes zijn niet bevrucht, de bellen hebben dan geen zaden.

Lupuline 

Peuter voorzichtig een hopbel open en je vindt aan de voet van de schubben kleine gele bolletjes. Dat is lupuline. Voor de bereiding van bier en andere producten worden de hopbellen gedroogd. Er zijn ook bierbrouwers die gebruik maken van verse hop. De zuren in de lupuline zorgen voor de bittere smaak en het aroma van het bier. De hopteelt kent bittere hoppen en aroma hoppen. Het ene lupuline is het andere niet.

Lupuline in hopbellen

Voor het bereiden van bier worden dus meerdere soorten hop gebruikt. Hopsoorten hebben soms aansprekende namen. Wat te denken van Cascade, Centennial, Magnum en Target ?  De hoeveelheid hop is bij elke biersoort weer anders. Vooral kleine brouwerijen van lokale speciaalbieren gebruiken veel hop. De Limburgse brouwer Gulpener bijvoorbeeld haalt biologische hop en gerst uit de regio en organiseert een groot hopfeest als de plant in september wordt geplukt. Doordat de variatie aan bieren toeneemt, wordt de vraag naar hop groter. Dat is wel eens anders geweest. In de 19e eeuw was de hop als biergewas namelijk nagenoeg verdwenen. De Nederlandse hop had echter geen goede naam. Erg veel verandering is daar nog niet in gekomen, want veel kleine brouwerijen kiezen voor soorten hop uit het buitenland.

Wil je zien hoe hop massaal wordt geteeld, dan moet je (nog) niet in ons land zijn. Nee, dan moet je naar Duitsland. Langs de autobanen in Zuid/Duitsland bijvoorbeeld, zie je naast enorme velden met zonnepanelen ook veel hopplantages.

Bellen en slapen

De hop is een plant van de nazomer. Deze klimmer en woekeraar kun je in het voorjaar en in de zomer ook wel zien, maar in de maanden augustus en september valt de hop op door de geelgroene hopbellen die je in houtwallen en houtsingels aantreft. Een prachtig gezicht ! Van al die slierten hopbellen onder je kussen kun je slaperig worden. Je wordt er in ieder geval rustig en loom van, de juiste stemming om in slaap te vallen. Wel steeds verversen, want de olie die in de hopbellen zit is nogal vluchtig. Een poos geleden, toen de tuinen van A.Vogel nog in Elburg lagen, vertelde een medewerkster tijdens een rondleiding, dat het personeel na het plukken van hopbellen niet direct in de auto mocht stappen. De bedwelmende werking van de hop liet dat niet toe. Surfend op het internet kom je op veel sites tegen wat hier de oorzaak van is : in hopbellen zitten erg veel werkzame stoffen o.a. tegen slapeloosheid. De hop maakt in de hopbellen lupuline aan en dat is de leverancier van al die stoffen. Ze hebben hetzelfde effect als het slaaphormoon melatonine. Van citroenmelisse en valeriaan weten we ook dat ze kunnen zorgen voor een ondersteunend  kalmerend effect als je in slaap wilt komen.

Uitgebloeide hopbellen in november

Bloeien in de nazomer

De hop bloeit. Dat doe ie altijd vrij laat in de zomer. Nee, geen hopbellen, die komen later. Eerst moeten de hop bloeien en pas daarna kunnen de vrouwelijke bloemen uitgroeien tot de overbekende hopbellen. Hoe zit dat eigenlijk met de bloeiwijze van de hop ?

mannelijke bloemen

Mannetje

De stuifmeelkorrels van de mannelijke bloemen worden door de wind verspreid. In grote groen/gele pluimen zie je op een afstand al dat de hop in bloei staat. Honderden bloemetjes zitten in zo’n pluim. Als je ze wat beter gaat bekijken zie je dat ze vijf kroonbladen en vijf meeldraden hebben. Ze bloeien ook niet allemaal tegelijk. In september zul je hier geen hopbellen aantreffen. Het is immers een mannetjeshop.

 

Vrouwelijk bloemen hop

Vrouwtje

Ook deze bloemen hangen in pluimen aan de hop, maar ze vallen wat minder op. Vaak vind je ze ook wat hoger aan de plant. De bloempjes lijken op bolletjes en zijn ook onopvallend lichtgroen. Uit deze bloemen ontstaan de hopbellen. Bestuiving en bevruchting is niet nodig om uit te groeien tot hopbellen. De bierindustrie gebruikt alleen vrouwelijke hopplanten die niet bestoven zijn. Meer info over de bloei van de hop vind je hier. 

 

Woekerende snel groeiende stengels van de hop kunnen verstikkend werken

Lianen in de houtwal

In het Reestdal vind je de hop vooral in houtwallen en houtsingels. Een mooi voorbeeld van zo’n plek is het kerkenpad achter de Reestkerk van Oud-Avereest. Daar wandel je langs de enige kruidachtige slingerplant die we in ons land hebben. De snelgroeiende ruwe stengels werken zich als een wurgslang rondom stammen en takken als lianen in een tropisch regenwoud.

 

Wil je meer weten over deze klimplant ?

Een hop in de tuin. 

Over hop en bier 

De geneeskracht van hop 

Hop is hot 

 

 

 

Posted in Flora | Tagged , , | Leave a comment

Hopman en hopvrouw bloeien apart

De hop bloeit

De hop bloeit. Dat doet ie altijd vrij laat in de zomer.  De bloei begint vaak pas in juli. Nee, geen hopbellen, die komen nog later. Eerst moeten de mannelijke bloemen stuifmeel produceren. De pollen worden door de wind verspreid. Insecten zijn niet zo geïnteresseerd in de bloemen van de hop. Na de bestuiving en bevruchting kunnen de vrouwelijke bloemen uitgroeien tot de overbekende hopbellen. Hoe zit dat eigenlijk met de bloeiwijze van de hop ?

De hop is een erg goede klimplant

Eenslachtig en tweehuizig

De bloemen van de hop zijn mannelijk of vrouwelijk. De mannelijke bloemen hebben alleen meeldraden, de vrouwelijke een stamper. Veel bloemen hebben zowel mannelijke als vrouwelijke organen (tweeslachtig) maar dat geldt dus niet voor de bloemen van de hop. Die zijn eenslachtig. Je hebt mannelijke hoppen en vrouwelijke hoppen. De hopmannen hangen vol met geel/groene pluimen van honderden bloemetjes. De hopvrouwen bloeien wat minder opvallend, maar ook op deze plant komen erg veel bloemetjes voor, vaak wat hoger aan de plant. De hop is een tweehuizige plant, omdat de mannelijke en vrouwelijk bloemen op verschillende planten voorkomen. Tweehuizig komt veel vaker voor. De hulst is dat bijvoorbeeld ook. Er komen alleen rode bessen aan vrouwelijke hulsten. Het is mogelijk dat je tijdens een wandeling erg veel hop ziet groeien en dat dit allemaal mannetjes  zijn. Dan kun je lang zoeken naar hopbellen!  Andersom kan ook. Wil je straks hopbellen plukken, dan moet je op zoek naar vrouwtjes hoppen. De hopbel groeit namelijk uit de vrouwelijke bloem.

De bloemen van de mannetjes hop

Mannelijke bloemen

De stuifmeelkorrels van de mannelijke bloemen worden door de wind verspreid. In grote groen/gele pluimen zie je op een afstand al dat de hop in bloei staat. Honderden bloemetjes zitten in zo’n pluim. Elke bloem heeft een eigen steeltje. Als je ze wat beter gaat bekijken zie je dat ze vijf kroonbladen en vijf meeldraden hebben. Ze bloeien ook niet allemaal tegelijk.

vrouwelijke bloem van de hop

Vrouwelijke bloemen

Ook deze bloemen hangen in pluimen aan de hop, maar ze vallen wat minder op. Vaak vind je ze ook wat hoger aan de plant. De bloemetjes lijken op bolletjes en zijn ook onopvallend lichtgroen. Net als bij de hopmannen is de bloeiwijze pluimvormig. Het vruchtbeginsel is bovenstandig. De stamper heeft stempels die duidelijk zichtbaar uitsteken. Deze stempels vangen de stuifmeelkorrels  op. Dan moet er natuurlijk wel ergens een mannetjeshop in de buurt staan. Op de schutbladen zitten twee gele, geurende klieren en ze groeien na de bloei sterk uit en zijn dan doorschijnend bleekgroen  Dat worden de  hopbellen. Als de rijpe bellen uiteenvallen kunnen de schutbladeren de zaden op de wind verspreiden. Bestuiving en bevruchting is niet nodig om uit te groeien tot hopbellen. De bierindustrie gebruikt alleen vrouwelijke hopplanten die niet bestoven zijn.

De hop is één van de waardplanten van de gehakkelde aurelia

Ecologie 

Veel planten zijn echte insectentrekkers, maar van de hop kun je dat niet zeggen. De bloemen zijn voor zweefvliegen, bijen en vlinders niet aantrekkelijk. Arm aan nectar en stuifmeel. Als waardplant kan de hop wel een rol vervullen in het leven van de rupsen van vlinders, zoals de gehakkelde aurelia, hoewel deze mooi vlinder vooral eitjes legt op grote brandnetels. Er is één (nacht)vlinder met de hop in de naam. Dat is de hopwortelboorder. Op de website van de Vlinderstichting staat een overzicht van vlinders die (soms) de hop gebruiken als waardplant.

Posted in Flora | Tagged , , , , , , | Leave a comment

De giftige schoonheid van de bolderik

Bloeiende bolderik tussen het graan

Update 27 juni  2025

Bolderik ? Veel mensen kennen deze plant niet. Is ook niet vreemd, want de bolderik staat in Nederland op de Rode Lijst en dat zegt genoeg.  Officieel is de bolderik een zeldzame plant. In zijn natuurlijke biotoop, de graanakker, is de plant vrijwel verdwenen toen de graanboeren overgingen op `geschoond` zaaigoed. Het laatst was deze akkerbloem nog te vinden in zuidelijk Limburg.  Door zaaizaadselectie verdween een opvallende plant uit de graanakkers. Of toch niet ?

De bolderik is viltig behaard

Comeback 

De laatste jaren is de bolderik namelijk bezig met een comeback. Weliswaar wat gekunsteld, maar toch. Spontaan zal de bolderik, net als zijn maatjes korenbloem en klaproos, veel moeite hebben om in de graanakker voor wat kleur te zorgen. We kunnen deze akkerkruiden echter wel een handje helpen. In akkerranden en natuurakkers ( vaak in beheer van natuurorganisaties) worden bloemenmengsels gezaaid die o.a. zaden van de bolderik bevatten. Er zijn steeds meer websites waar je tegen een redelijke vergoeding een zakje bolderikzaden kunt kopen. Zo krijgen we deze mooie opvallende bloemen terug in de akker. Tijdens een wandeling door het Reestdal kom je natuurakkers en akkerranden tegen met daarin bloeiende bolderik. De meeste bloemrijke akkerranden vind je in de omgeving van Oud-Avereest. Langs het fietspad van de Meppelerweg bijvoorbeeld, of tijdens een wandeling over de es van Den Westerhuis.

Bolderik in de winterrogge

Bloemen van diep roze tot paarsrood 

De bolderik is een prachtige plant om te zien. Je herkent hem aan de onvertakte, rechtopstaande bloeistengel en smalle bladeren met een spitse top.  De stengel is viltig behaard en kan soms wel een lengte hebben van één meter. En dan natuurlijk daar bovenop die prachtige lila bloem ! Beter gezegd van  diep roze tot paarsrood. Erg mooi is de kelk. De lange spitse kelkblaadjes steken een heel eind buiten de bloem uit. De bloemen wordt bezocht door dagvlinders en andere insecten. Bloeitijd juni/juli. In sommige delen van ons land wordt de plant ook korenroosje genoemd.

Minpuntje

Maar zoals wel vaker het geval is… schoonheid kan verraderlijk zijn. De bolderik heeft de naam giftig te zijn. Niet zozeer de bloem, dan wel de zaden. Bij het oogsten van de graankorrels gingen  vroeger de zaadjes van de akkerbloemen mee. Ook die van de bolderik. Dat leverde narigheid op :  meelvergiftiging , een probleem dat we tegenwoordig niet meer kennen. Het graan werd/wordt geschoond , vaak door chemische bestrijding.

Zaden oogsten gaat makkelijk bij de bolderik

Zelf zaad winnen.

Veel leuker dan kopen is het zelf oogsten van bolderikzaden. Dat is helemaal niet moeilijk. Als de plant is uitgebloeid vallen de bruine doosvruchten op. Als je die voorzichtig open peutert zie je de zwarte ronde zaadjes al zitten. Je schudt ze er makkelijk uit. Na de oogst heb je twee mogelijkheden. Je zaait ze op een geschikte plek in de nazomer/vroege herfst of na de winter in het voorjaar.  Allebei kan natuurlijk ook. Zaaien in het najaar betekent een vroege bloei in het jaar daar op. Bolderik heeft een korte kiemkracht, de kleine plantjes die in het najaar zijn opgekomen zijn winterhard.

Kies voor inheemse en biologische zaadmengsels

In veel winkels liggen ze: zakjes met bijenbloemen. Erg geschikt voor een overhoekje in de (groente)tuin. Het zaaigoed levert ook vaak een mooi kleurrijk resultaat op. Vaak zitten in die mengsels zaden die niet afkomstig zijn van onze inheemse flora en/of behandeld zijn met chemische stoffen.  Dat levert voor insecten een probleem op. Ze kennen de plant niet ze kunnen er niets mee, of het gif tast hun hormoonhuishouding aan. De beste mengsels zijn samengesteld uit zaden van biologisch geteelde inheemse wilde planten, afkomstig uit onze eigen flora waar insecten al eeuwen lang een relatie mee hebben. De Vlinderstichting waarschuwt voortdurend voor  ‘çarnavalsmengsels’ en komt met het advies om te kiezen voor inheemse flora.

Teelt van inheemse kruiden bij Cruydthoeck

Op haar website besteedt ook het biologische bedrijf Cruydthoeck hier aandacht aan. In sommige “verkeerde’ mengsels komt de Oosterse bolderik voor. Deze herken je door kelkbladen die niet buiten de kroonbladen uitsteken en door zwarte punten op de kroonbladen. De kleur is blauw.

Betrouwbare mengsels met inheemse akkerplanten koop je o.a. bij :

Cruydthoeck

De Bolster

Bolderik met ganzenbloemen in de natuurakker
Posted in Flora | Tagged , , , , | 2 Comments

Beekdal van De Slokkert: pareltje in Noord-Drenthe

Het beekje De Slokkert meandert bescheiden door het herstelde beekdal

Niet alleen het Reestdal is mooi: beekdal van de Slokkert

Het Reestdal is prachtig, daar is iedereen het wel over eens. Maar er zijn meer beekdalpareltjes in Noord- en Oost-Nederland. Wel eens gehoord van De Slokkert ? Niet bepaald het meest bekende beekje in Drenthe, maar wel een beekdallandschap dat het bezoeken meer dan waard is. Wandelaars van de streekwandelpaden Drenthepad en Stellingenpad moeten dit mooie stukje Drenthe wel kennen, want de routes lopen er dwars doorheen. Het beekje De Slokkert stroomt in het noordwesten van de provincie, om wat preciezer te zijn, het beekdal ligt tussen Norg en Veenhuizen. Midden in een uniek en goed bewaard esdorpenlandschap.

Rond 1900 kronkelde De Slokkert nog door een ongeschonden beekdal ten noorden van de kolonie Veenhuizen. (bron: Grote historische Atlas van Drenthe)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Normalisatie van de beek

Jarenlang meanderde het beekje de Slokkert door een landschap met hooilandjes aan weerszijden van het loopje. Hooilandjes die misschien maar één of twee keer gemaaid konden worden, want het beekdal was kletsnat. Hét probleem van al die Drentse beekdalen: in natte zomers kon je niet maaien of het hooi dreef weg. In de twintigste eeuw ( vooral na de Tweede Wereldoorlog)  maakte de landbouw in ons land een enorme

Hoog water in de zomer : Reestdal augustus 2015

ontwikkeling door. Onder het credo “Nooit meer honger !” werd kleinschalig een vies woord. Begrippen als ruilverkaveling en mechanisatie waren hot. Agrariërs moesten onderdeel worden van een groot plan: Nederland op weg naar een grootschalige moderne industriële landbouw. Een belangrijk onderdeel in dit proces was waterbeheer. Beekdalen waren lastige plekken voor boeren. Vaak wateroverlast, dus het afvoeren van overtollig water en het herinrichten van het landschap werd gezien als een voorwaarde om beter te kunnen boeren. Gevolg: Veel beken werden gekanaliseerd, kregen stuwen en/of gemalen. Alles moest onder controle !  Normalisatie van de beek werd het proces genoemd, een veel te positief woord voor het vernielen van een waardevol beekdallandschap. Het beekje de Slokkert moest er in de jaren ’60 ook aan geloven. Het kronkelende loopje veranderde in een rechte waterafvoerende sloot…….. Dit gebeurde ook met talrijke andere loopjes /diepjes ( Drentse benaming voor beek) in het noorden en oosten van ons land. Het mag een wonder heten dat de beekjes in het dal van de Drentsche Aa en natuurlijk ook de Reest min of meer ongeschonden de twintigste eeuw zijn doorgekomen.

Coulisselandschap in beekdal De Slokkert: vroeger ontstaan door aanleg van houtwallen

Beekherstel

Het beekje De Slokkert is onderdeel van een veel groter beekdalsysteem, het  loopje vormt de bovenloop van het Peizerdiep. Net als de Reest is de Slokkert van oorsprong een veenbeek. Ontstaan in kletsnatte hoogveenmoerassen ( het Fochteloërveen is hiervan nog een restant) en overtollig water afvoerend via het Reitdiep naar zee. Nu is het een

De grauwe klauwier profiteert van het herstel van het beekdal

regenrivier en “ontspringt” bij Veenhuizen. In 1997 besloot de Provincie om het complete beekdalsysteem Peizerdiep te herstellen. Een hele klus. Eind 2021 was het beekdal van De Slokkert officieel klaar voor de toekomst. De rechtgetrokken beek kreeg voor een groot deel haar oude loop weer terug. De rechte Slokkert werd op een aantal plekken gedempt, nieuwe meanders werden gegraven. Sloten werden verondiept of dichtgegooid. Het water wordt door deze maatregelen veel beter vastgehouden. Bovendien gaat het grondwaterpeil hierdoor stijgen en kan  verdroging van natuur worden tegengegaan. Nieuwe kansen voor flora en fauna in dit beekdal!

Opmerkelijke vondst

Bodemschatten

Tijdens de herstelwerkzaamheden werden in de bodem een paar interessante vondsten gedaan. In 2012 drie bommen van1000 pond uit de Tweede Wereldoorlog, maar nog veel interessanter was de ontdekking van een houten pad uit de Steentijd. Het pad zou meer dan vierduizend jaar oud zijn en is gebruikt om vanuit de hogere dekzandruggen  het natte beekdal te kunnen oversteken.

 

Coulisselandschap 

Het beekdal is vlak, je krijgt als wandelaar prachtige uitzichten op een landschap dat vrijwel nergens horizonvervuiling kent. De beek zelf zie je nauwelijks, die kronkelt lekker

Ondanks allerlei maatregelen lijdt natuur onder klimaatverandering, zoals deze droogstaande sloot met waterweegbree.

anoniem door het landschap. Erg mooi zijn de oude houtwallen die haaks staan op de (oude) loop van de beek. Houtwallen werden vroeger aangelegd als veekering of begrenzing van eigendom. Bij het opwerpen van de wal ontstonden aan weerszijden kleine slootjes die het water afvoerden naar de beek. Zo ontstond vroeger een coulisselandschap, dat hier erg mooi te zien is. In de natte graslandjes ertussen grazen runderen. Deze graasmachines worden vooral in het middenstuk van het beekdal  (Tempelstukken) ingezet bij het  beheer. Dit winterharde Lakenvelders en Galloways kunnen erg goed tegen natte omstandigheden. Bepaalde planten laten ze met rust. Het landschap zal door de aanwezigheid gaan veranderen. Door de begrazing ontstaan plaatselijk grote verschillen in vegetatie. Vogels als paapje, watersnip en geelgors profiteren ervan. Grote grazers maken de grond los en duwen allerlei zaden in de grond. Dat betekent kansen voor bosontwikkeling. Natuurmonumenten streeft in het beekdal naar 30% bos.

Het herstelde beekdal van De Slokkert ingeklemd tussen het grootschalige cultuurlandschap tussen Veenhuizen en Norg. (bron: Google Earth)

Wandelen

Zoals eerder opgemerkt lopen twee lange wandelroutes door een groot deel van het beekdal, maar online vind je verschillende rondwandelingen rond Norg, Westervelde of Veenhuizen die het mooie beekdal van De Slokkert aandoen. Het is genieten in dit goed bewaard gebleven esdorpenlandschap met karakteristieke esdorpen, oude essen (akkers), bossen en beekdalen.

Wandeling van Natuurmonumenten vanuit Norg 

Uitzicht op de hooilandjes in het beekdal. De Slokkert zelf krijg je niet te zien.

Posted in Andere beekdalen | Tagged , , , | Leave a comment

De opmars van de roodborsttapuit

Karakteristieke houding van een mannetje roodborsttapuit: op de uitkijk

Nog niet eens zo lang geleden ( eind jaren ’90) ) was het ontdekken van een roodborsttapuit een ornithologisch hoogtepunt. Excursies konden niet meer kapot. De “oh “s ! en  ” en “ah”s ! en opmerkingen als “Wat mooi, die heb ik nog nooit gezien! ” waren dan niet van de lucht. Het klopte ook wel, want een roodborsttapuit was in die tijd geen algemene vogel ( nu nog niet, maar er zijn er wel veel meer.  Achteruitgang van het biotoop leek de toen belangrijkste oorzaak . Maar zie…. na 2005 gebeurt er iets heel bijzonders. De roodborsttapuit maakt een enorme inhaalslag. Reacties in het veld zijn nu ook anders. “Kijk, daar zit er ook al weer één!” hoor je vaker dan eerder genoemde kreten. Het aantal broedparen wordt nu geschat op rond de 15.000. Zeven keer het aantal paartjes van de jaren ’90. Toch wel weer eens lekker om het over een vogel te hebben die het geweldig doet. Het is niet allemaal kommer en kwel in de avifauna van ons land. Blijft de vraag over…. hoe is dat broedsucces te verklaren ?

 

Toename ruige vegetatie in bepaalde terreinen

Roodborsttapuiten profiteren van ecologisch bermbeheer, natuurakkers , struweel, begrazing , beekherstel en natuurontwikkelingsprojecten, waarbij landbouwgrond wordt omgezet in open of natte natuur. Het landschap verandert dan in een biotoop met veel ruige vegetatie met hier en daar een boom of struik. En dat is nu net wat de roodborsttapuit graag wil: een uitkijkpost over een vlak landschap met veel insecten. Vroeger kwamen de vogels  vooral op de heide voor, maar tegenwoordig vind je ze ook in ruig grasland,  in de duinen en op verpauperde bedrijventerreinen, in waterbergingsgebieden en in het kleinschalig boerenland.

Roodborsttapuit vrouwtje

Het Reestdal heeft meerdere plekjes waar de roodborsttapuit zich thuis voelt. De struwelen op de heide van Takkenhoogte bijvoorbeeld of langs ruige slootjes van de natte hooilanden. Als er maar uitzicht is. En voedsel natuurlijk. Vergeet ook de klimaatverandering niet. Zachte winters zorgen voor een vroege start van het broedseizoen. Steeds vaker wordt gezien dat een paartje roodborsttapuit niet twee, maar drie broedsels voortbrengt. De wintermaanden brengen de roodborsttapuiten door in Noord-Afrika, Spanje en Frankrijk. Er zijn ook paartjes die hier blijven, maar dat zijn er veel minder.

Biotoop roodborsttapuit: struweel en struikjes met uitzicht over open terrein

Gunstig: van grasland of productiebos naar heide 

In veel natuurgebieden vindt of vond boskap plaats. Landschap Overijssel bijvoorbeeld kapte op de Lemelerberg tientallen hectares monotoon naaldbos om een ( half )open heidelandschap te creëren. Met succes ! Die 150 hectare kaalslag vormen samen een groot oppervlak, maar veel bossen met een grotere biodiversiteit zijn gewoon blijven staan. De metamorfose van de Lemelerberg is inmiddels afgerond en moeder natuur krijgt alle ruimte. De biodiversiteit op de Lemelerberg is er enorm op vooruitgaan en bijzondere vogels als nachtzwaluw, grauwe klauwier, boomleeuwerik en natuurlijk de roodborsttapuit profiteren hier duidelijk van. Allemaal vogels die zich in het (half) open landschap goed thuis voelen.

Mooi uitzichtpunt boven in een sparretje

Prachtige vogel 

Een mannetje roodborsttapuit in de verrekijker, zingend bovenin een eenzame struik, je wordt er alleen maar vrolijk van. Wat een schoonheid! Zijn zwarte rug, de roodoranje buik en witte hals, wat een prachtige vogel! Het vrouwtje mag er ook zijn. Iets minder gekleurd, maar opvallend genoeg. Roodborsttapuiten zijn ook erg voorspelbaar in gedrag. Dan weer genietend van het uitzicht vanuit een struik, dan weer verdwijnend op zoek naar voedsel. Maar altijd weer terug naar die uitkijkpost. Neem de tijd (en afstand) en blijf er een poosje naar kijken. Je wordt absoluut beloond. Je kunt ze vooral vanuit de auto goed bekijken. Een betere schuilhut is er niet. Rijdend over de Nieuwe  Dijk tussen de heide van De Wildenberg en Takkenhoogte zie je ze vaak al op een struikje zitten. De aanwezigheid van roodborsttapuit ( maar ook grauwe klauwier) in een gebied zegt veel over de goede ecologische kwaliteit van het terrein.

paapje

Paapje

Typische “uitkijkvogels” die oh zo graag vanaf een topje van een struik of boom op de heide te vinden zijn? Denk dan aan kneu, grauwe klauwier, graspieper, of geelgors. Die lijken helemaal niet op een roodborsttapuit, ze zijn makkelijk te determineren. Er is echter één soort, die je misschien met een roodborsttapuit zou kunnen verwisselen. Dat is het paapje.  Inmiddels behoorlijk kwetsbaar met maar 300 broedparen in Nederland. De paapjesmannetjes hebben net als de roodborsttapuit een oranje borst en veel zwart wit op de kop. Je moet vooral letten op de witte streep. Bij roodborsttapuiten zie ie in de hals, bij paapjes ook wel, maar die hebben nog een duidelijk herkenbare brede witte oogstreep. Maar lastig blijft het. Paapjes worden incidenteel in het Reestdal gezien, vaak op zoek naar grotere terreinen als het Dwingelderveld. Bijgaande foto maakte ik op Takkenhoogte. Het was geen blijvertje.

tapuit

Tapuit 

Er is nog een vogel met een link naar de roodborsttapuit. Dat is de tapuit. Zonder rode borst, maar wel weer zwart/wit op de kop. Alleen…de tapuit is groter dan het paapje en de roodborsttapuit. Het gaat niet goed met deze soort. We hebben in ons land nog maar rond de 350 broedparen. Ze broeden in konijnenholen, vaak in de duinen, maar ook op heide en stuifzanden. Het Aekingerzand in het Drents-Friese Woud wordt in het broedseizoen gedeeltelijk afgezet om broedende tapuiten niet te verstoren. In het Reestdal zien we de tapuit vooral als doortrekker.

Meer weten over de roodborsttapuit?

Info van de Vogelbescherming 

Zo herken je de roodborsttapuit 

 

 

 

Posted in Bescherming, Fauna | Tagged , , , , , | 1 Comment

De mierzoete meidoorn bloeit

bloeiende meidoorn op Rabbinge Reestdal

De meidoorn maakt al eeuwen deel uit van ons cultuurlandschap. Het mes snijdt bij deze boom aan twee kanten. Vaak geplant door de mens vanwege zijn stekels en ondoordringbaar netwerk van irritante takken, aan de andere kant is de meidoorn van groot belang in het ecosysteem van het oude boerenland. Vogels bijvoorbeeld zijn er gek op. Tussen al die takken en irritante dorens kan je niets gebeuren !  In ons land zijn veel meidoornhagen verdwenen, maar de laatste tijd lees je steeds vaker over plannen om meidoornhagen en houtwallen terug te brengen in het landschap. 

Een wirwar van dode stekelige takken. Probeer daar maar eens doorheen te komen.

De meidoorn houdt van alles tegen 

Heggen of hagen bestaan in ons land vaak uit struiken als meidoorn, sleedoorn, vlier, Gelderse roos, braam e.d. Vroeger deden ze dienst als perceelscheiding en/of als veekering. Nu zien we een meidoornhaag als cultureel erfgoed. Zelfs in de tijd van de Romeinen speelde de meidoorn al een belangrijke rol. De Kelten gebruikten de stekelige hagen om de vijandelijke Romeinse legioenen tegen te houden.  Diezelfde Kelten, maar ook de Germanen zagen de meidoorn als een heilige boom.  Meidoorns werden geplant rondom heilige stenen en kapelletjes.

Vrijwilligers van het Drentse Landschap planten een esrand in met o.a. meidoorn, sleedoorn en Gelderse roos.

In de afgelopen eeuw zijn in ons land en zeker ook in het Reestdal veel hagen verloren gegaan. Dat heeft alles te maken met de komst van het prikkeldraad. Gelukkig worden de laatste jaren op veel plaatsen houtwallen, houtsingels en hagen in oude glorie hersteld. Dit gebeurt door de provinciale landschappen, maar ook door particulieren die oog hebben voor het oude cultuurlandschap.

De grauwe klauwier broedt graag in dicht struweel van meidoorn of braam

Linten in het landschap

Hagen zijn in het landschap erg waardevol. Natuurlijk zijn ze gewoon mooi om te zien, maar er is meer. Voor vogels en zoogdieren geven ze veel gelegenheid om te schuilen en te nestelen. Er is ook veel voedsel te vinden. Veel zoogdieren, amfibieën en vlinders gebruiken deze “linten in het landschap” als een verbindingsweg. De das doet dat bijvoorbeeld, en voor vleermuizen zijn ze belangrijk voor het ontvangen van de echo’s. De bloemen van de meidoorn verspreiden zo’n opvallende geur dat je wel heel erg verkouden moet zijn om dat niet waar te nemen. De mierzoete geur van de witte bloesem trekt veel

grote dansvlieg op zoek naar nectar en stuifmeel

insecten als wespen, bijen en vliegen.  Honderden kilometers hagen zijn in ons land verdwenen. Toen de landbouw in ons land zich explosief ontwikkelde en steeds intensiever en grootschaliger werd, verdwenen de oude kleinschalige landschappen en daarmee de karakteristieke  flora en fauna.  Hagen, houtwallen, ruige hoekjes  werden weggeschoven. Wat terug kwam was een rechtlijnig en op productiegericht landschap. Het was overigens niet alleen de landbouw die in dit proces een rol speelde. Voor de aanleg van woonwijken, bedrijventerreinen en uitbreiding van het wegennet moesten/moeten vaak landschapselementen wijken.

Meidoornhaag in bloei

Gaat de aanleg van hagen de achteruitgang van onze biodiversiteit stoppen ?

In België is de regering van Wallonië bezig met een plan om vierduizend kilometer aan hagen weer terug in het landschap te brengen. “Goed voor het klimaat, de biodiversiteit, tegen stikstof en fijnstof “, zo redeneert men. Het is natuurlijk ook gewoon een mooi gezicht. Veel Waalse boeren en particulieren reageren enthousiast en hebben subsidie aangevraagd om zo snel mogelijk met de aanplant te beginnen. We hebben het hier niet over een strak geschoren meidoornhaagje, maar over hagen die de ruimte krijgen. En Nederland dan ?  Provinciale Landschappen doen al veel op dit gebied en ook andere organisaties zijn goed bezig, maar als het aan Jaap Dirkmaat van de Vereniging Nederlands  Cultuurlandschap ligt moet er veel meer gebeuren. En dat is lastig, want ook hier speelt geld een rol. De VNC kwam twaalf jaar geleden al met een  ambitieus plan om door de aanleg van duizenden kilometers houtwallen en hagen de biodiversiteit in het Nederlandse agrarische landschap te redden met een jaarlijkse subsidie van 600 miljoen euro uit een landschapsfonds. “Boeren willen marktconform voor het onderhoud betaald krijgen en willen de grond die onder een houtwal of haag ligt ook vergoed hebben.”  In de crisisjaren rond 2008 werd het plan door staatssecretaris Henk Bleker de nek omgedraaid. Nu brengt  de vereniging van Jaap Dirkmaat het plan kleinschalig in praktijk in de Ooijpolder bij Nijmegen. Laten we hopen dat dit de opmaat is naar meer……….

Meidoorn met bloemen in de knop

Ondoordringbaar

De meidoorn is erg geschikt voor het vormen van een heg. Hij groeit snel, kan erg goed tegen snoeien, is dicht en ondoordringbaar vanwege zijn doornen. Juist hierdoor was de boom vroeger geschikt als veekering. De meidoorn kan wel 7 meter hoog worden. De bladeren zijn drielobbig en hebben een gezaagde bladrand. De bloemen openen zich in mei. In oktober hangt de boom vol met rode appelvruchten. Deze ovale bessen zijn rijk aan vitamine C.  Je kunt ze eten, maar of ze lekker zijn…….. In ieder geval lusten de vogels er wel pap van. Vinken, spreeuwen, kramsvogels en koperwieken ze zijn er dol op en zonder het te weten verspreiden ze de zaden.

Reest met meidoornhaag op de achtergrond

 

In het Reestdal kun je op meerdere plekken meidoornhagen vinden. Vaak staan meidoorns met andere struiken zoals sleedoorn en vlier in houtsingels en houtwallen.

De bloem heeft een stamper met één stijl.

Eenstijlige meidoorn 

Vaak lees je over éénstijlige en tweestijlige meidoorns. Wat wil dat zeggen ? Het vrouwelijk deel van een bloem heet de stamper. Dit orgaan bestaat uit een stempel ( de landingsplaats voor de stuifmeelkorrels), een stijl ( soort verbindingsbuisje) en het vruchtbeginsel. ( hierin liggen de eicellen ) De meidoorn die je in het landschap tegenkomt is vaak de éénstijlige. Op de foto is dat goed te zien. De tweestijlige meidoorn komt veel minder voor.

Wel even wennen zo´n afgezette haag

Onderhoud is is nodig

Snoeien doet groeien. Voor een meidoornhaag gaat dit gezegde zeker op.  Om een haag mooi dicht te houden moet deze om de vijf, zes jaar worden gesnoeid. En dan bedoelen we ook echt gesnoeid. De struiken worden afgezet tot vlak boven de grond. Het snoeien van meidoorn is soms vervelend werk. De takken zitten vol verraderlijke doorns en zitten vaak in elkaar verward. Bij het snoeien is een beschermende bril en stevige werkhandschoenen absolute noodzaak. Ondanks deze bescherming kom je er niet zonder schrammen van af. Meters lange takken van de braam maken het er ook niet prettiger op. In Drenthe wordt de meidoorn ook wel kribbelhegge genoemd. Ondanks deze schaduwkanten is  het snoeien natuurlijk best leuk werk, je ziet tenminste resultaat.

Cultuurshock

Aan dat resultaat moet je wel wennen, want een gesnoeide haag doet je zeer aan de ogen. Alles is weg! Een complete cultuurshock is het! Jammer voor de heggenmus, merel en kneu die misschien in de haag hadden willen broeden. Of voor de kleine zoogdieren, zoals de bosmuis, de veldmuis en de egel die er hadden willen schuilen. Toch is het snoeien van heggen en hagen noodzakelijk om een oud cultuurlandschap in stand te houden. De haag komt weer erg mooi terug !

Vrijwilligers zetten meidoornhaag af

Vrijwilligers doen nu het werk van de vroegere boeren

Vroeger deden de boeren het, nu zijn het vrijwilligers die deze klussen doen. In het Reestdal wordt de laatste jaren gelukkig steeds vaker meidoorn aangeplant. Het is een struik die in een beekdal thuishoort. Het nut van hagen en heggen is groot

kneu

- ze bieden nest- en schuilgelegenheid voor vogels en zoogdieren
- het zijn verbindingswegen voor zoogdieren, amfibieën en vlinders
- ze verhogen de aantrekkelijkheid van het landschap
- het zijn cultuurhistorische elementen die we graag willen behouden

Vlechten

Heggenvlechten is een eeuwenoud boerenambacht bedoeld om heggen en houtwallen ondoordringbaar te maken. Ondoordringbaar voor wild en vee om te voorkomen dat ze de akkers niet kaal zouden vreten. Het werd ook, maar pas veel later, gedaan om koeien en schapen in de wei te houden. Bij het vlechten worden stammen en takken ingekapt (soms ook geleid, gebogen of geknikt) en daarna bijna horizontaal neergelegd en door elkaar gevlochten. Meestal deed men dit met doornstruiken. Zo ontstaat er een ondoordringbare

foto : vroege vogels bnn-vara

barrière. Vrijwel overal in Europa werden vroeger heggen en houtwallen gevlochten. Met de introductie van het prikkeldraad 100 jaar geleden, is het heggenvlechten snel de rug toe gekeerd. Maar dit ambachtelijk vlechten  komt terug. Zo worden overal in ons land cursussen gegeven. Heggenvlechten is in 2015 op de Nationale Inventaris Immaterieel Erfgoed  geplaatst.

Meer lezen over de meidoorn?

Plantaardigheden 

Flora van Nederland 

Mens en gezondheid 

Geheugen van Drenthe 

Posted in Flora, kleinschalig landschap | Tagged , , , | 2 Comments

Alle paardenbloemen hetzelfde ? Vergeet het maar !

April /mei zijn de maanden van de paardenbloem

In april en mei kleuren de graslanden geel van de paardenbloemen. Niet de hooilandjes langs de Reest, die bodem is veel te schraal en ook niet de zwaar bemeste graslanden van de agrarische industrie, nee het zijn vaak de landjes met een niet al te voedselrijke bodem. Planten van de gulden middenweg. De zuurgraad mag ook niet te hoog zijn en van hele natte grond houden paardenbloemen ook al niet. Het alternatief voor een bezoekje aan de Keukenhof of de bloembollenvelden in de NOP ? Je vindt de gele verwondering  om de hoek. Neem de benenwagen of stap op de fiets en geniet van al dat massale geel. Veel mensen zien de paardenbloem als een on-kruid, als een weinig bijzondere plant, ze lopen er aan voorbij en kennen de bijzondere eigenschappen van deze composiet niet. Ze moesten eens weten………….

Geneeskrachtig

Gelukkig hebben we in dit land bij klachten allemaal de huisarts en de apotheker achter de hand. Dat was vroeger wel anders. De apotheek heette natuur. Voor het bestrijden van

De paardenbloem is een composiet. Opgebouwd uit allemaal lintbloempjes.

allerlei kwaaltjes zocht je buiten in het veld of in het bos naar geneeskrachtige planten. Hekserij of kwakzalverij ? Nee hoor, gewoon een kwestie van kennis en ervaring en het doorgeven er van. Inmiddels zijn we veel van die kennis kwijt of lachen we erom. Wie weet nog dat het sap uit de stinkende gouwe helpt tegen wratten ? Dat een gekneusd blaadje van de smalle weegbree verzachtend werkt bij een muggenbult of wespensteek ?  Weinig mensen weten dat een veld vol paardenbloemen eigenlijk een eeuwenoud medisch handboek is  dat je kunt gebruiken bij leverkwalen, nierziekten, problemen met de galblaas en een moeilijke spijsvertering. Uitwendig kan een preparaat helpen bij eczeem en zweren. De werkende stoffen haalde men uit de wortels en het melkwitte sap, dat in de holle stengel zit. Meer weten over de geneeskracht van de paardenbloem ?

Eetbaar 

Wel eens sla bereid van jonge paardenbloemblaadjes ? Er zijn mensen die dat in deze tijd doen en zeggen dat het heerlijk en gezond  is en een beetje naar andijvie smaakt. Het wordt ook wel molsla genoemd.  Toch is niet de mens de grootste paardenbloem consument. Dat zijn de reeën, hazen en konijnen. Die zijn dol op de verse bladeren. “Konijnenbladeren” worden ze ook wel genoemd.

De lange penwortel van de paardenbloem

Stressbestendig 

Paardenbloemen raken niet zo gauw in paniek. Dat komt door hun sterke overlevingsdrang. Neem als voorbeeld een gemiddeld gazon. Daar vind je al gauw de bladrozetten van de paardenbloem. Daar zijn de meeste “gazonniers”  niet blij mee. In de eerste plaats concurreert de plant het gras weg en het is natuurlijk ook geen gezicht. Dus de maaimachine erover ! Wat blijkt al gauw ? De paardenbloem geniet van al dat geweld. Maaien of vertrappen, de plant lacht erom. Het enige wat effect zou kunnen hebben is het uitsteken van de lange penwortel. Maar vaak blijft toch nog een stukje wortel in de bodem zitten en een poosje later… ja hoor, daar ie ie weer ! Een doorzetter is het. Niet klein te krijgen!

tekening wortelstelsel paardenbloem

Een penwortel van meer dan 2 meter ! 

Haar leven lang was wetenschapper Lore Kutschera (1917-2008) bezig met het uitgraven van wortelstelsels. Dat veldwerk bestond vooral uit eindeloos en voorzichtig graven. Dag in, dag uit. Zo’n beetje alle gewassen en bomen wilde ze aan het licht brengen, van orchidee tot maisplant, van spar tot brandnetel. De wortelstelsels werden allemaal getekend door tekenaar-professor Erwin Lichtenegger (1928-2004). allemaal ware kunststukjes ! Bij het zien van de tekening van de paardenbloem val je bijna van verbazing achterover…. de penwortel kan een lengte hebben van meer dan twee meter ! Paardenbloemen uit het gazon steken? Lijkt dus vrij zinloos, de wortel groeit gewoon vrolijk verder. De unieke collectie van ruim duizend tekeningen is door de WUR gedigitaliseerd en online gezet.

Alle nakomelingen zijn klonen van elkaar 

Paardenbloemen in het noorden en westen van Europa doen niet aan seks. De zaadjes  (hangend aan een pluisje) zijn ontstaan zonder het samensmelten van een eicel met een stuifmeelkorrel. De moederplant heeft ze zonder mannelijke bemoeienis gevormd en al die zaadjes die bij miljarden de lucht in worden geblazen hebben dus allemaal de eigenschappen van moeders.  In de biologie heet dit verschijnsel apomixie. Het zijn vaderloze nakomelingen. Identiek aan elkaar. Klonen worden ze genoemd. Het is moeilijk profileren in de paardenbloemwereld. Saaie samenleving eigenlijk.

De zaadjes hebben bijna allemaal de eigenschappen van de moederplant

Echter….  soms, heel soms vindt er toch een samensmelting van een stuifmeelkorrel en een eicel plaats. Het zaadje dat daaruit ontstaat is dan toch net weer iets anders. De plant die daaruit ontstaat is nog steeds een “gewone “paardenbloem, maar de echte doorgewinterde  paardenbloemkenner ziet het kleine verschil. Het kan de insnijding van de bladrand zijn, de kleur van het blad, de vorm van de steel e.d. Zo weten we nu dat in een bloemrijk weiland meer dan 60 microsoorten paardenbloemen voorkomen. Het aantal voor heel Nederland wordt geschat op 250 !

Meer weten ? De website Taraxacum Nederland weet er alles van.

De gele kwikstaart kleurt leuk bij het geel van de paardenbloem

Invloed vanuit het milieu

De variatie in paardenbloemen is ook groot omdat de milieufactoren per plant verschillend kunnen zijn. Denk hierbij aan de voedselrijkdom ( of armoede) van de bodem, concurrentie van andere planten, grondwaterstand e.d. Vergelijk maar eens een paardenbloem uit een voedselarm landje met die uit een matig bemest weiland  De eerste heeft veel smallere en dieper ingesneden bladen, en een kleiner bloemhoofdje. Ook de omwindselblaadjes, die als een kraag onder de het gele bloemhoofdje staan, zijn anders van vorm en kleur.

Kleine parachuutjes

Nog even over al die miljarden pluisjes die na de bloei van onze paardenbloemen de lucht in worden geblazen. Naturalis heeft er een mooie poster over gemaakt. De meeste zaden komen, ondanks hun mooie parachute, niet verder dan tien meter, maar een afstand van drie kilometer is ook waargenomen.

 

Het gaat niet erg goed 

Vanaf de laatste zondag in april 2020 wordt de “Dag van de paardenbloem” georganiseerd. Doel : meer aandacht is nodig voor deze plant, want ze komen in het boerenland en bermen steeds minder voor. Groene weilanden vol gele paardenbloemen (en lila pinksterbloemen), je ziet ze steeds minder.

paardenbloemen trekken veel insecten

Relatie tussen weidevogels en paardenbloemen. 

Paardenbloemen zijn belangrijk voor vlinders, wilde bijen, zweefvliegen en andere insecten. De bloemen leveren nectar en stuifmeel.  Een van de oorzaken van de achteruitgang van weidevogels is het ontbreken van eiwitrijk voedsel voor de jonge nestvlieders. Insecten dus. In bemest grasland verdwijnen de paardenbloem, de pinksterbloem en andere kruiden. Hetzelfde gebeurt in bermen die veel te vroeg en ook  veel te vaak worden gemaaid.  Voor jonge kieviten, grutto’s en scholeksters die zelfstandig hun voedsel moeten zien te vinden is er in het boerenland dus te weinig aanbod aan kleine beestjes waarmee ze hun maag moeten vullen. Ze verzwakken en gaan dood. Vaak wordt de schuld van het weidevogeldrama in ons land gelegd bij het eind van de voedselketen ( vos, kraai, ooievaar) en wordt er niet gekeken naar de problemen aan de basis van het ecosysteem: het ontbreken van kruiden in het grasland.

Een paar fototips : 

Fotografeer bloeiende planten bij voorkeur als het bewolkt is. Of gebruik je eigen    schaduw.

Ga door de knieën of ga liggen en fotografeer op bloemhoogte. 

Zorg voor een rustige achtergrond als je de bloem van dichtbij fotografeert.

Neem de tijd.

Meer info over paardenbloem en natuurfotografie.

 

Posted in Flora | Tagged , | 1 Comment

Als de sleedoorn bloeit, is de winter echt voorbij

De sleedoorn is de eerste struik die na de winter uitbundig en opvallend bloeit. Honderden kleine witte bloemen vind je aan deze struik ( of is het een boom? ).De sleedoorn bloeit voordat de bladeren verschijnen. Wandelen of fietsend door het kleinschalig landschap vallen de sleedoorns direct op. Je ziet ze in bosranden, bosjes, houtsingels, in grote tuinen ( bij oude boerderijen), langs snelwegen, enz. Na de bloei kiest de sleedoorn ervoor om als anonieme struik door te gaan. Opvallen doet ie dan niet meer.

Sleedoorn heeft puntige doorns

Haag

Net als de meidoorn werd deze struik vroeger geplant in hagen, die moesten dienen als veekering of om een eigen stukje grond af te palen. In boerenhagen werden ook soorten als hazelaar en hondsroos geplant. Zo’n gemengde haag werd dan ondoordringbaar. Daar zorgden de lastige doornachtige takken van meidoorn en sleedoorn wel voor. De komst van prikkeldraad maakte deze groene afrasteringen overbodig. Honderden kilometers aan sleedoorn- en meidoornhagen verdwenen. Zoals zoveel…… Gelukkig wordt tegenwoordig op erg veel locaties in ons land bosplantsoen geplant. Daar zit bijna standaard de sleedoorn bij. De ontwikkeling van hagen, houtsingels en vogelbosjes heeft een andere functie dan vroeger. Nu gaat het om biodiversiteit en klimaat.

Wacht niet op de overheid……….neem zelf initiatief

Bovenstaande opmerking past helemaal bij de Stichting Hoopheggen. Deze organisatie bestaat sinds 2020 en is opgericht door groene professionals die vrijwillig het heft in eigen hand hebben genomen om overal in ons land heggen en hagen te planten. “Wij hebben als doel om hierbij zoveel mogelijk mensen uit te nodigen om te doen en hoopvol te zijn in plaats van somber aan de zijlijn te staan.. Wij planten zoveel mogelijk heggen met zoveel mogelijk mensen! “ Dit blijkt geen grootspraak. Op de website lees je dat sinds 2019 meer dan 800 vrijwilligers al meer dan 45.000 meter aan heggen hebben aangeplant. Dat is meer dan 45 km ! Dat is natuurlijk een fractie van de meer dan 200.000 km (!) aan heggen en hagen die de afgelopen 100 jaar in het boerenlandschap zijn verdwenen, maar toch. Een nieuw en hoopvol begin. Daar word je vrolijk van. Zo  werd op 9 maart 2024 ergens op de flanken van het Reestdal door vrijwilligers van Hoopheggen meer dan 200 meter heg aangeplant. Natuurlijk met inheemse bomen/struiken zoals meidoorn en sleedoorn.

Uitbundige bloei van de sleedoorn

Opnieuw aangeplant

Vrijwilligers van Het Drentse Landschap planten een esrand in.

Voor vogels is een haag met een grote variatie aan struiken belangrijk. Er kan veilig inworden genesteld. In de nazomer barst het er van allerlei eetbare vruchten en zaden. Tegenwoordig planten organisaties als Landschap Overijssel en Het Drents Landschap houtsingels of bosjes, vaak op plekken waar ze ooit hebben gestaan. Het plantgoed bestaat dan uit typische inheemse bomen en struiken als bijvoorbeeld  Gelderse roos, hondsroos, hazelaar, eik, meidoorn, sleedoorn en vogelkers. De sleedoorn bloeit in maart/april. De

bloem sleedoorn

witte bloemen staan vaak in groepjes bij elkaar. Ze hebben vijf kroonbladen. De sleedoorn laat zich mooi fotograferen tegen een strak blauwe lucht. Het contrast tussen de witte bloemen en de blauwe lucht is dan een lust voor het oog. In het vroege voorjaar valt de sleedoorn gauw op. Er is geen inheemse boom, die op hetzelfde moment net zo mooi bloeit als de sleedoorn. De meidoorn bloeit later. Bloeiende krentenbomen zijn ook wit, maar het wit van de sleedoorn is intenser.

 

Eitje sleedoornpage foto: Vroege Vogels

Sleedoornpage

De sleedoornpage is in ons land een zeldzame vlinder, die een sleedoorn  zoekt om er eitjes op te leggen. De vlinder heeft het moeilijk omdat veel landschapselementen als houtwallen, houtsingels en heggen verdwenen zijn. De eitjes worden in de oksel van een tak gelegd. In april komen ze uit. De rupsen eten de blaadjes die dan uitkomen. Er zijn vlinderwerkgroepen die in de winter op zoek gaan naar eitjes in sleedoornstruweel. De vindplaatsen worden dan gemarkeerd. Bij het onderhoud van een houtwal weten de beheerders dan precies welke takken ze niet moeten snoeien. Het is een erg secuur werkje dat zoeken , want de eitje meten slechts 1 tot 2 millimeter !

sleedoorn in houtwal

Stuifmeel en nectar

Als je bij een bloeiende sleedoorn gaat staan valt al heel snel het gezoem van insecten op. Het is er ( bij zonnig weer) een drukte van belang. Hongerige hommels, bijen, zweefvliegen en vlinders , na de winter is er eindelijk weer voedsel, vliegen onrustig van bloem naar bloem op zoek naar zoete nectar en eiwitrijk stuifmeel. Bij dagpauwogen en gehakkelde aurelia’s is de sleedoorn erg populair. Dat is ook geen wonder, want deze vlinders komen uit hun winterslaap en hebben honger.

Dagpauwogen zie je vaak op bloeiende sleedoorns

 

Meer weten over de sleedoorn ?

Over sleedoorn en gebruik 

Sleedoorn als onderdeel van onze flora 

Fotograferen van sleedoorn 

 

 

Posted in Flora | Tagged , , , | 1 Comment