Ja hoor, hij is er weer ! De klapekster op Takkenhoogte. Rijdend of wandelend over de Nieuwe Dijk heb je een behoorlijke kans om bovenin een meidoorn of berk deze bijzondere vogel te zien. Vaak op vrij grote afstand, soms ook verrassend dichtbij. Wat is er zo bijzonder aan die klapekster ?
Dertig jaar geleden begon Koos van Zomeren over de natuur te schrijven. Zijn oeuvre is omvangrijk en in erg veel van zijn boeken staan natuur, landschap, flora en fauna centraal. In 2014 verscheen een opvallend boekje: Het verlangen naar de klapekster. De schrijver woont in Arnhem en wandelt heel vaak met de hond door bos en hei. Al gauw is Koos in de
ban van de klapekster. Gedurende vier winters noteert hij alle waarnemingen van klapeksters. En daar blijft het niet bij. Hij zoekt contact met ornithologen en andere vogelaars die allemaal dezelfde passie voor de vogel hebben als hij. Wat maakt een klapekster zo bijzonder ? En hoe komt het dat deze wintergast bij de meeste mensen zo onbekend is ? Een prachtig boekje over deze slimme vogel met een grote persoonlijkheid. Ook ik ben een beetje besmet met het klapekstervirus. Mijn dag is helemaal goed als ik er weer eens één gezien heb. In de omgeving van het Reestdal zijn er kansen genoeg. Je moet een beetje geluk hebben en een goede verrekijker. Van afstand laat de klapekster zich namelijk goed bekijken. Maar de vogels is erg slim en is je altijd te slim af. Zo is ie weg om even later op een andere plek weer op te duiken. In dit artikel vertel ik over één van de meest aansprekende vogels die we in ons land hebben.
klapekster met lange zwarte staat en grijze rug
Eerste kennismaking
De klapekster is geen ekster, maar een klauwier. Klauwieren zijn zangvogels met de eigenschappen van een roofvogel. Broeden doet de klapekster niet meer in ons land, maar overwinteren wel. Het favoriete biotoop is open landschap als duin en heide met ruigte en open plekken. Zit graag in top van struik, boom of op een draad. Dit gedrag maakt de klapekster op grote afstand al zichtbaar. De klapekster heeft drie belangrijke kleuren: grijs, zwart en wit. Erg mooi is de kop. Over de ogen draagt de vogel een ‘Zorromasker’, een zwarte band over de ogen. De rug is grijs, de borst wit, de staart lang en de vleugels relatief kort. Een klapekster herken je ook aan zijn vlucht: golvend en snelle vleugelslagen die afgewisseld worden door glijvluchten met ingetrokken vleugels. De snavel heeft een kort scherp haakje. De poten zijn fors met scherpe nagels , maar het zijn geen klauwen. Een klapekster kan geen prooi met zijn poten vasthouden. Dat moet ie met zijn snavel doen. Het voedsel bestaat uit muizen, kleine vogels, hagedissen en insecten. Net als zijn neef de grauwe klauwier heeft de klapekster de gewoonte om prooien aan scherpe uitsteeksels ( doorns, prikkeldraad) op te hangen.
De grauwe klauwier neemt in mei het biotoop van zijn neef klapekster over.
Lanius Excubitor : De slager die de wacht houdt
Het is altijd leuk om naar de oorsprong van de vogelnaam te kijken. Het etymologisch woordenboek van de Nederlandse Vogelnamen ( Klaas J. Eigenhuis) geeft hierover veel informatie. Eerst de Nederlandse benaming : klapekster. Het woordenboek zegt hierover : ‘een duidelijk voorbeeld van een verkeerd gekozen Nederlandse naam voor een vogelsoort.’ Een tekst uit de 18eeeuw spreekt over ‘klapekster’ en bedoelt dan een ekster (
Uit etymologisch woordenboek vogelnamen
pica pica) die heeft leren praten. Het werkwoord klappen betekent immers praten. In het gezegde ‘Uit de school klappen’ zie je dit terug. Vroeger gebruikte men het spreekwoord ‘Hij klapt als een Aekster’. De naam klapekster is in de loop van de tijd overgegaan op een heel andere niet verwante soort. Een beetje verklaarbaar is het wel, want zowel de ekster als de klapekster zijn bont en hebben een lange staart. Maar daar houdt de gelijkenis dan wel mee op.
De klapekster heeft nog een andere naam : de Wachter. Vroeger werd deze volksnaam gebruikt door valkeniers. De naam moet je zien als ‘hij die de wacht houdt, waakzaam is en scherp waarneemt’. ( etymologisch woordenboek Nederlandse vogelnamen) Valkeniers gebruikten de opmerkzaamheid van een gevangen klapekster om wilde roofvogels te ontdekken. Ook wordt beweerd dat Linnaeus de naam Excubitor ( wachter) gebruikte omdat de klapekster andere vogels waarschuwt bij het zien van roofvogels door dan luid te gaan krijsen. Toch wel vreemd, want klapeksters zijn nogal zwijgzaam. Bovendien vangt de klapekster zelf ook andere vogels.
Koos Dijksterhuis in dagblad Trouw over de klapekster
Dan nog even het Latijnse woord Lanius. Dat betekent slager of slachter. Dat is een negatief geladen woord voor zo’n mooie vogel. Heb je wel eens een klapekster in je verrekijker gehad ? Daar kun je alleen maar van genieten. Dan wil je het woord slachter niet horen. Toch moeten we wel realistisch blijven. Hoe mooi de vogel ook is, het is een rover. Kleine vogels, muizen, reptielen en insecten, met een Lanius Excubitor op de uitkijk ben je als heidebewoner je leven niet zeker. En half dood opgeprikt worden in een meidoorn, braam ,of nog erger in het prikkeldraad, is ook geen lolletje.
Wintergast
De klapekster wil niet meer in ons land broeden. Sinds een jaar of twintig moeten we hem in de zomerperiode missen. Het Hulshorsterzand op de Veluwe wordt genoemd als laatste plek waar een broedsel (van drie jongen) uitvloog. Ooit broedden er honderden paren klapeksters in ons land, maar het landschap zag er toen heel anders uit: veel woeste gronden van heide en venen, kleinschalig landschap met veel ruigte en onbenutte hoekjes, veel stille natuur, niet dat nette aangeharkte landschap met hier en daar nog wat natuur, zoals het Nederland van de 21e eeuw. Om zich voort te planten zoeken de klapeksters het liever hoger op, in Zweden, Finland of Polen. In de winter wordt het vinden van prooidieren daar een lastig verhaal en besluiten ze om wat naar het zuiden af te zakken. Gemiddeld blijven zo’n 300 tot 400 klapeksters bij ons in de periode november tot en met maart. Er zijn goede ( 400-600) en slechte ( 150-300) klapeksterjaren. Dit heeft waarschijnlijk te maken met broedresultaten in het noorden. Klapeksters hebben voorkeur voor natuurlijke landschappen als heidevelden, hoogvenen, moerasgebieden, kapvlaktes, zandverstuivingen, duinen en kleinschalig cultuurland.
Klapekster in winterzonnetje
Winterterritorium
De klapekster heeft een eigen territorium. Je ziet de vogels dus vaak in zijn eentje. Soortgenoten jaagt ie weg. Die moeten maar een ander gebied zoeken. In de 1000 ha grote Engbertsdijksvenen ( hoogveengebied bij Kloosterhaar) komen meestal maximaal 5 klapeksters voor.(Twentse Vogelwerkgroep) Onderzoek toonde aan, dat het territorium van een klapekster heel groot is. Het kan variëren van 50 tot 250 ha, soms zelfs nog groter. Binnen dit gebied heeft de klapekster dan een aantal kleinere kernen waar hij actief is en op zoek gaat naar voedsel. Dat verklaart ook het onvoorspelbare gedrag van de vogel. Zie je bijvoorbeeld drie dagen achter elkaar een klapekster op hetzelfde heideterrein, kijk dan niet vreemd op dat hij daarna spoorloos verdwenen is. De klapekster op Takkenhoogte bijvoorbeeld zit een dag later misschien een week op het Nolderveld om daarna de heide van de Wildenberg te bezoeken. En wie weet waar hij allemaal nog zit. Dat wispelturige en geheimzinnige gedrag maakt het moment dat je hem weer ziet altijd bijzonder !
Voedsel
Klapekster met prooi
De klapekster is een opportunist en eet prooidieren die het meest in zijn biotoop voorkomen. Op droge heiden en stuifzanden worden vaak mestkevers gevangen, in nattere gebieden zoals hoogvenen zijn dat vooral muizen. In het vroege voorjaar, de meeste klapeksters vertrekken pas in april, staan veel levendbarende hagedissen op het menu. In hoogvenen, zoals de Engbertsdijksvenen worden ook heikikkers gegeten. Kleine zangvogels zoals mezen en vinken worden ook gegeten. Zoals eerder vermeld is een klapekster niet goed in staat om prooi in zijn poten mee te nemen. Dat moet ie met zijn snavel doen. Het haakje aan zijn snavel zal hem daarbij helpen. Meestal wordt een prooi snel op gegeten. Op koude winterdagen heeft de vogel veel energie nodig. Men heeft ontdekt dat in de namiddag, vlak voor de avond valt, grotere prooien (muizen) worden gegeten. Zo’n lekker hapje kan dan ook uit de ‘voorraadkast’ komen. Net als neefje grauwe klauwier legt de klapekster vaak een voorraadje aan van prooien die hij op scherpe takken of doorns spietst.
Archemermaten: in de winter de klapekster ,in de zomer de grauwe klauwier
Om een idee te geven wat een klapekster zoal naar binnen werkt volgt hier een fragment uit het boekje ‘Het verlangen naar klapekster’ Koos van Zomeren. Het gaat over het gedrag van één klapekster in het Gooi waargenomen op 28 maart in 2012 : ….’de van der Poels ( onderzoekers) hebben van de ochtend tot de avond hun klapekster in de gaten gehouden, speciaal om wat hij teweeg bracht in de plaatselijke populatie levendbarende hagedissen. Hij bleek de dag te beginnen met het verorberen van twee gehangen hagedissen van de vorige dag. In vervolg daarop werden er die dag in totaal 18 gevangen, waarvan er 13 direct of na kortere tijd werden opgegeten. Vijf beesten bleven
Een klapekster pakt ook nogal eens een winterkoning
dus hangen voor later.’ In het tijdschrift Ravon plaatsten Paul en Loes van der Poel een artikel over het foerageergedrag van klapeksters. In de winter van 2009/2010 werden de gespietste of geklemde prooien van één klapekster geteld. De oogst was erg indrukwekkend: 35 insecten ( veel kevers), 26 zoogdieren ( muizensoorten), 40 vogels ( winterkoning, mees en roodborst), 38 reptielen ( levendbarende hagedissen). Doorgaans worden de prooien op een vaste plek verwerkt : laten we het maar de slachtplaats van Lanius Excubitor noemen. We weten precies wat klapeksters eten dankzij braakbalonderzoek. Braakballen worden gevonden onder slaapbomen.
Klapeksterbiotoop in Engbertsdijksvenen
Biotoop
Eerst maar even een paar voorbeelden landschappen waar je de klapekster niet gauw zult aantreffen : in bossen en het agrarische landschap. Een klapekster die in ons land de winter doorbrengt heeft namelijk een paar noten op zijn zang. Het landschap moet open
klapeksters houden niet van heide die vergrast
zijn, liefst een beetje glooiend met hier en daar een boom of struik. ( als uitkijkpost en slaapboom) De vegetatie moet kort zijn met open plekken. Heide bijvoorbeeld moet niet te nat en zeker niet te hoog. Heide die sterk aan het vergassen is of bedekt met hoge en dichte planten van struikheide is bij klapeksters niet populair. Net als geplagde heide. Daar is ook niets eetbaars te vinden. Voor het vangen van kevers, muizen en hagedissen heb je open ruimtes nodig. Een onderzoek op de Veluwe kwam met een verrassende conclusie. Klapeksters houden ook van ruige akkers. Ze vangen er veel muizen.
Is er nog toekomst voor de klapekster in ons drukke landje ?
Ja, er zijn positieve ontwikkelingen. Ook negatieve trouwens. Eerst naar de goede kant van de zaak. Om het klapeksters naar de zin te maken is het herstellen van grotere heide- en hoogvenen nodig. Landschap Overijssel bijvoorbeeld is momenteel op de Lemelerberg en bij Beerze bezig grote oppervlakten aan bos om te zetten naar heide. Dat betekent dat er
bos maakt plaats voor heide op de Lemelerberg
meer leefruimte voor de klapekster komt. Het zal nog wel wat jaren duren voordat deze gebieden zo verruigd en gevarieerd zijn dat er genoeg voedselaanbod is, maar het zijn stappen op de goede weg. Grote grazers op de heide, zoals koeien en schapen, zorgen voor meer mestkevers . Bovendien komt er meer variatie in het landschap en neemt de biodiversiteit (lees : meer voedselaanbod zoals muizen en kleine zangvogels ) toe. De aanleg van natuur- en wildakkers en bloemrijke akkerranden is ook gunstig. De akkers worden niet geoogst en trekken in de winter veel muizen en vogels aan. Kan gunstig
Grote grazers zorgen indirect voor meer mestkevers
uitpakken voor overwinterende klapeksters, zeker als deze akkers aan de randen van heidevelden liggen. Nadelig voor klapeksters is de toename van onrust in overwinteringsgebieden. In sommige terreinen is de recreatiedruk groot en wordt de klapekster gedwongen om zich te verplaatsen. Een mo0i voorbeeld was in de winter van 2020/2021 de coronadrukte. Op Takkenhoogte liet de klapekster zich niet zien. Over het algemeen laten klapeksters zich op afstand goed bekijken, maar vaak gaan ze toch op de vlucht. De achteruitgang van insecten kan ook negatief uitpakken. We weten dat de vogels veel kevers eten. Wat voor invloed dit heeft op het menu van de klapekster moeten we nog maar afwachten.
Struin met je verrekijker de vlakte af en let op de toppen van bomen en struiken
Hoe ontdek je een klapekster ?
Weet wel waar je aan begint als je op zoek gaat naar je eerste klapekster. De kans bestaat dat je bij het ontdekken van je eerste exemplaar voorgoed ‘verloren’ bent. Titels van verslagen en boeken als ‘In de ban van de klapekster’ of ‘Het verlangen naar klapekster’ zeggen genoeg. Er zijn vogelaars die niet meer normaal een heide kunnen bezoeken. Ze móeten met de kijker de vlakte afturen op zoek naar de ene vogel in de top van een boom of struik. Als je eenmaal door hebt hoe een typisch klapekstergebied er uit ziet, wordt de kans op een ontmoeting groter. In het Reestdal kun je een klapekster dus tegenkomen op de heide van Takkenhoogte, Meeuwenveen en De Wildenberg. Waarschijnlijk ook in de Vledders, maar daar mag je niet komen. Net als de Archemermaten langs de Regge bij de stuw van Archem. Ook niet toegankelijk, maar wel een mooi klapeksterbiotooop. Gelukkig kun je vanaf de randen vaak de terreinen goed overzien. Ik heb klapeksters waargenomen in de Engbertsdijksvenen, op het Dwingelderveld en op Takkenhoogte. In de Junner Koelanden is de kans op een ontmoeting ook groot. Kijk op de website www.waarneming.nl Daar vind je actuele waarnemingen van klapeksters.
Neef grauwe klauwier broedt wel in ons land
Waarom broedt ie hier niet meer ?
Het antwoord op deze vraag is lastig te geven. De grauwe klauwier, qua gedrag en voedselkeuze lijkend op zijn neef klapekster, broedt wel in ons land. Sterker nog, het gaat steeds beter met deze vogel. Hij voelt zich thuis in typische klapeksterbiotopen, houdt ook van open terrein met veel variatie en struwelen. Eet ook insecten, muizen, reptielen, vogels, dus klapekster : wat let je ? In 1999 de laatste klapekster broedende klapekster in ons land , een come-back van deze prachtige vogel zou erg mooi zijn.
Gebruikte bronnen :
Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen – Klaas J.Eigenhuis
Vogels van Europa- Lars Jonsson
Het verlangen naar klapekster- Koos van Zomeren
Vogelatlas van Nederland -Sovon uitgave 2018
Kwartaalblad 67 Het Drentse Landschap
Eigen waarnemingen
Informatieve links :
Over aantallen en andere cijfers van Sovon
- Algemene informatie over de klapekster van Vogelbescherming
- Youri in de ban van de klapekster op YouTube
- artikel natuurfotografie met prachtige foto’s en een mooi verhaal