Het jachtige bestaan van speenkruid

De gele sterretjes van het speenkruid geven een  echt voorjaarsgevoel. Net als het geluid van baltsende kieviten of de eerste zonnewarmte op je gezicht. De groene tapijten met blaadjes zijn in de nawinter al zichtbaar, maar in maart/april moet het gebeuren. Dan moeten de plantjes groeien, bloeien en zaad vormen. Voedingsstoffen moeten worden aangemaakt en opgeslagen in de knolletjes (speentjes) voor het volgend jaar. Haast is geboden! Als bomen en struiken in blad komen is het speenkruidfeestje weer voorbij. De bloemetjes verdwijnen, de groene blaadjes vergelen en na een poosje verdwijnt het speenkruid van het toneel. Om weer opgevolgd te worden door andere bodembedekkers, die goed schaduw kunnen verdragen. Het lijkt erop dat speenkruid steeds eerder gaat bloeien. De meeste foto’s maakte ik in april. Inmiddels zien we steeds vaker al in maart hele tapijten met geel bloeiende speenkruidplantjes.

speenkruid bloei

Speentjes

Speenkruid is familie van de boterbloem. Het plantje voelt zich thuis op vochtige vaak open plaatsen, tuinen, bosranden maar het groeit ook langs sloten en beken. De knalgele bloemetjes vallen erg op en worden door veel insecten bezocht. Speenkruid is een van de vroegst bloeiende planten die we in ons land hebben, net als het klein hoefblad. Bij donker weer en regen sluiten de bloemetjes zich. Om er echt van te genieten moet je dus mooi zonnig weer hebben. Speenkruid dankt zijn naam aan de speenvormige knolletjes, die je kunt zien als je de plant uitgraaft.

Knolletjes van speenkruid zorgen voor de voortplanting

Vitaminerijk

Bij hoge temperaturen komt speenkruid als een donderslag bij heldere hemel.  Op schaduwrijke plekken komt het later en minder tot bloei en kun je er nog weken van genieten. Als het voorjaar maar niet te warm is. Het speenkruidfeest duurt dan maar kort.  Het is de moeite waard om eens een polletje uit te graven. Je komt dan kleine wortelknolletjes tegen. Ze lijken op speentjes. Daarmee is ook de naam van het plantje verklaard. In het Duits wordt het plantje Scharbockskraut (scheurbuikkruid). Zeelieden die aan de gebrekziekte scheurbuik (scorbut) leden konden hun vitamine C  tekorten aanvullen door de jonge plantjes van speenkruid te eten. Tenminste, als ze het land hadden gehaald, want op zee speenkruid eten gaat niet lukken

Makkelijk verspreid 

Speenkruid plant zich voornamelijk ongeslachtelijk voort. dus geen gedoe met stuifmeel en eicellen en zo, maar met knolletjes. Als het plantje is uitgebloeid ontstaan in de bladoksels van de onderste blaadjes kleine knolletjes. Laat zo’n speen  los van de plant, dan vormt het worteltjes en ontwikkelt zich tot een nieuwe plant. Is het speenkruid in je tuin ooit begonnen als een klein plantje en heeft het zich in de afgelopen jaren sterk vermeerderd, dan zijn al die speenkruidplantjes klonen van de eerste. Bij gerommel in de tuingrond ( spitten, schoffelen, open krabben) doe je als tuinder zelf ongemerkt mee met het vermeerderen van speenkruid. In een volgend jaar kan het plantje dan op allerlei onverwachte plekken opkomen. Niet erg, het is een verrijking van je tuin.

speenkruid langs de slootkant

Voedselrijke grond 

Als je wilt weten of de bodem voedselrijk of voedselarm is, kijk dan naar de planten. De aanwezigheid van bepaalde soorten vertellen je het verhaal. Van brandnetels is bekend dat ze zich thuis voelen op humusrijke en stikstofrijke grond. Dat geldt ook voor de braam. En de klaproos en het fluitenkruid.  Deze planten worden indicatorplanten genoemd, ze geven info over de kwaliteit van de bodem. Speenkruid doet dit ook. Op hele arme grond zal je de gele sterretjes niet gauw aantreffen, de voorkeur van het plantje ligt op plekken met vochtige humusrijke bodem. Op arme zandgronden komt ie maar weinig voor.

Fotograferen 

Speenkruid is erg fotogeniek. Ze groeien vlak boven de grond, dicht bij elkaar en de bloemen steken mooi boven de groen bladeren uit. Natuurfotograaf Wim Verhagen zegt er dit over: “Ik vind dit met name zo’n leuk plantje omdat ze zo veelzijdig is. Ik bedoel daarmee te zeggen dat er veel verschillende composities mogelijk zijn. Frontaal van bovenaf is het eenvoudigst. Voor andere composities is het zoeken naar het juiste standpunt. Vaak zul je plat op de buik moeten, of gebruik moeten maken van een hoekzoeker.”  Met je telefoon maak je al prachtige foto’s van speenkruid, vooral als de plant massaal staat te bloeien. Heb je nog een “echte” camera, misschien ook nog met een macrolens ? Dan liggen al die bloeiende gele sterretjes al op je te wachten ! Ga door de knieën, of op je buik en je maakt de mooiste foto’s ! Nog een tip: Wacht het moment af dat de zon even achter een wolk verdwijnt of scherm op een andere manier het harde directe zonlicht af. Anders blijft er van dat mooie botergeel niet veel over.

Meer weten over speenkruid ? 

Flora van Nederland geeft veel info.

Speenkruid middel tegen aambeien ?

Speenkruid en andere voorjaarsbloeiers fotograferen

 

Posted in Flora | Tagged , | 2 Comments

De moeizame comeback van de Jeneverbes

Jeneverbessen op klein heideveld in de bossen van Rabbinge Reestdal

Het Reestdal is niet rijk aan jeneverbessen, maar ze staan er wel. Niet in grote aantallen zoals op de Lemelerberg (Overijssel) of in het Mantingerzand (Drenthe), maar in bescheiden groepjes of helemaal alleen op kleine heideveldjes en op open plekken in bossen. Jeneverbessen zijn noeste, grillige, vaak stokoude en langzaam groeiende bomen, zorgen in het landschap voor een mystieke sfeer, produceren geneeskrachtige stoffen, worden gebruikt in oude gerechten en nog veel meer. Er zijn genoeg redenen om de Juniperus communis op deze website de aandacht te geven die deze naaldboom van het kale zanderige landschap verdient.

Niet alle jeneverbessen staan er goed bij

Alarmerend onderzoek

Grote paniek in 2004 onder botanici en natuurliefhebbers. Het gaat slecht met de jeneverbes ! Het Wageningse onderzoeksinstituut Alterra komt na onderzoek met het rapport “Jeneverbes in verdrukking” . Kort samengevat : door vergrijzing stort de populatie jeneverbessen in. Jeneverbessen verouderen alleen maar en van voortplanting is niet of nauwelijks sprake. De oorzaken zijn talrijk: schaduwvorming door concurrerende boomsoorten, gebrek aan open stuifzand door vergrassing en mosvorming, verzuurde en te stikstofrijke grond om de belangrijkste maar te noemen. Pure verwaarlozing eigenlijk……

Op de bres….

De publicatie van het onderzoek raakt bij jeneverbes-minnend Nederland ( zie zandgronden in het midden en oosten van ons land) een gevoelige snaar. Dit kan niet en mag niet ! Wat is bijvoorbeeld Drenthe zonder palmbos, damberen en waogholt ? (streeknamen) Wat is hei en stuifzand zonder witte wieven ? Een catastrofe is het ! De reactie komt snel. Niet alleen vanuit kringen van bezorgde natuurliefhebbers, ook vanuit de wetenschap. Eind 2004 al wordt in Drenthe het Jeneverbesgilde opgericht met als doelstelling alles in het werk te stellen om de jeneverbes, die beschouwd wordt als Drentse folklore, van de ondergang te redden.

Mantingerzand

De operatie “Op de bres voor de jeneverbes” maakt veel mensen enthousiast. Er komen brigades die verspreid over de provincie beheersmaatregelen nemen om de populatie te redden. Opslag van bomen en struiken rondom jeneverbesstruweel wordt weggehaald, er wordt geplagd, omliggende vegetatie gemaaid, met kalk gestrooid en nog meer en dat alles om de biotische en abiotische omstandigheden voor jeneverbessen te verbeteren. Al vrij snel komt men tot de conclusie dat de conditie van de Drentse jeneverbessen niet zo rampzalig is als in 2004 genoemd. Meevaller dus. Alleen….. de voortplanting, dat is nog wel een dingetje.

Niet alle jeneverbessen staan er goed bij

Nog geen hosanna…

Het vrij maken van jeneverbessen is een noodzaak, de bomen hebben veel licht nodig. Maar het in stand houden van een soort is pas mogelijk als er ook sprake is van voortplanting, van zaailingen die op een gunstige plek kunnen ontkiemen. Juist dat proces van ontkieming blijkt een probleem. Van 2018 tot 2021 doet Rik Veldhuis ( namens de Rijks Universiteit Groningen) onderzoek naar het gebrek aan verjonging bij jeneverbessen in ons land. In verhouding tot andere Europese landen blijkt de kwaliteit van de Nederlandse bessen erg slecht. ( Net als bij de kwaliteit van ons oppervlaktewater en de biodiversiteit zijn we ook hier de slechtste leerling van de Europese klas. Gelukkig draait de economie als een tierelier en daar gaat het tenslotte om. De rest is louter bijzaak….)  Rik probeert achter de oorzaken te komen. Hij onderzoekt het effect van stikstofdepositie en vraagt zich ook af welke rol bepaalde schimmels hebben op de conditie van de jeneverbes en dus ook op de bessen en zaailingen. Ben je geïnteresseerd in de resultaten en aanbevelingen van dit onderzoek, klik dan hier.

Open zandplekken zijn voor de voortplanting van de jeneverbes van groot belang

Populaire boom

De jeneverbes mag in ons land rekenen op een warme belangstelling. Dat is geen wonder, want het is een bijzondere boom. En nog inheems ook. Aan het eind van de laatste ijstijd, zo’n 12000 jaar geleden staan ze al in het kale Drentse land. Periodes van bloei en achteruitgang volgen elkaar op. Na de Middeleeuwen, dus zo rond 1500 wordt het gebruik van de heide intensiever ( grazende schaapskuddes) en ontstaan grote zandverstuivingen. Daar hebben de jeneverbessen jaren op staan te wachten!  Ruimte, licht en zand, wat wil je nog meer ? Deze voor jeneverbessen gunstige situatie duurt eeuwen. Tot rond 1900. De landbouw wordt moderner, en grootschaliger, kunstmest komt in de plaats van schapenmest, schaapskuddes verdwijnen als sneeuw voor de zon. Stuifzanden raken begroeid, heide en zandverstuivingen worden in cultuur gebracht. Gelukkig blijven er nog wat stukjes jeneverbesnatuur over en wordt de waarde ervan ingezien. Dankzij natuurorganisaties worden ze nu gekoesterd en verantwoord beheerd.

De bessen zitten niet aan elke boom

Al heel lang weten we dat jeneverbessen olie bevatten die je kunt gebruiken om een alcoholische drank wat meer smaak te geven. Jenever wordt gemaakt van graan en dus niet van jeneverbessen. Dat zijn slechts smaakversterkers. Gekneusde bessen in

Jeneverbessen zijn geen bessen, maar kleine kegels

vleesgerechten of in de zuurkool, het moet heel erg lekker zijn. Maar er is meer. Jeneverbesolie staat bekend als een afdoend middel tegen allerlei kwalen, zoals problemen met de urinewegen, hoofdpijn of ontstoken tandvlees. Mocht je bessen gaan plukken, ze zijn rijp in september/oktober. De bessen zitten alleen aan de vrouwelijke bomen. Jeneverbessen zijn namelijk tweehuizig, de mannelijke bomen produceren stuifmeel, de vrouwelijke worden bestoven en bevrucht. Het duurt twee jaar voordat je een rijpe (blauwe) bes kunt plukken. Trouwens …..het is  helemaal geen bes, de vrucht bestaat uit schubben. Het is een kegel.

Witte wieven in de mist

Wandeling in de mist

Als grillig gevormde jeneverbessen in groepjes bij elkaar staan (dat is vaak zo) en jij bent gezegend met een grote fantasie en een klein beetje bijgeloof, dan is dat bij nevel en mist de ideale combinatie voor een partijtje huiveren in het open veld. Maak bij mist of in de nevels een wandeling door het Drentse Mantingerzand, of over de Lemelerberg en je snapt direct waarom men in nacht en ontij niet graag op de hei komt. Juist in maanlichte nachten als de nevel en de mistflarden over de struiken zweven, komen ze te voorschijn : de witte wieven, de heksen, de toverkollen van de stille vlakte. Zoek ze gewoon eens op, je zult ze zien en ervan genieten !

Lemelerberg

 

Meer weten over de jeneverbes ? 

De website van het jeneverbesgilde vertelt je alles over deze boom

Over de biologie van de jeneverbes : Flora van Nederland 

Over de jeneverbes en gezondheid : hunebedcentrum

Over vrijwilligers van een jeneverbesbrigade die jonge jeneverbesboompjes planten RTV Drenthe

Jonge jeneverbessen op de Springenberg - Vroege Vogels 7 januari 2024

 

 

 

 

Posted in Flora | Tagged , , | Leave a comment

Oude hulstbossen

Hulstbomen in het Mantingerbos

Nee, je mag er niet rondstruinen. Er lopen ook geen paden door dit bos. En dat is maar goed ook, want het 47 ha tellende Mantingerbos ( Midden Drenthe) is het oudste bos van ons land. Verwacht hier geen grote oeroude woudreuzen, het is geen Pools Bialowieza, het bijzondere van dit bos is de bodem. Dit bos is één van de weinige plekken waar nog het oerbos, het prehistorische bos, onderzocht kan worden omdat de bodem niet is aangetast. Vanaf de weg loop ik toch even een paar meter het bos in. Even maar, om wat sfeer te proeven en een paar foto’s te maken. Wat al gauw opvalt is de hoeveelheid hulstbomen die hier staan. Waarom juist hier en waardoor ontbreken ze vaak in andere bossen ?

Mantingerbos

Leeggeschraapt

Hoogleraar Landschapsgeschiedenis Theo Spek, bekend geworden door zijn boek “Het Drentse esdorpenlandschap”, zegt er in een interview het volgende van : ” Het is nauwelijks voor te stellen, maar Drenthe is vroeger leeggeschraapt. Bosbodems verdwenen in de potstal om, vermengd met mest, op de es te belanden voor de vruchtbaarheid van de akkers. Pas toen het strooisel op was, raakte het steken van heideplaggen in zwang. Ondertussen groeide de bevolking en nam de veestapel toe. Het plaggen en de schapenhoeven werden het landschap te veel, zoals blijkt uit zandverstuivingen als het Mantingerzand. ,,Iedereen denkt dat Drenthe rond 1900 een uiterst gevarieerd landschap had, maar in wezen was het kaalgevreten. Rond 1600 was het vele malen mooier, daarvan ben ik overtuigd.” Dat de bodem van dit stukje Drenthe met rust gelaten werd had een oorzaak. “Dat komt omdat deze streek extreem dunbevolkt was, er waren alternatieven om als strooisel te gebruiken. Bovendien was het hier vaak kletsnat”, legt Spek uit. Voor landschapshistorici is de bodem van enorme waarde. ,,Dankzij stuifmeel dat we in de bodem aantreffen, weten we bijvoorbeeld dat hier in de prehistorie hulst en grote muur groeide, toen werd deze grond al gebruikt voor beweiding.” 

Hulstbosje achter De Havixhorst

Oude bosbodems 

In jonge bossen zul je hulstbomen nog niet of nauwelijks aantreffen. Deze groenblijvende struik/boom moet je zoeken op plekken met een wat oudere bosbodem. In beekdalen, zoals het Reestdal, vind je ze in oude houtwallen of hakhoutbosjes. Als je vanaf de parkeerplaats naast De Havixhorst richting het ooievaarsbuitenstation De Lokkerij loopt,

Hulst in oude houtwal in beekdal Oude Diep

kom je door een bosje met een grote hulstpopulatie. Vooral ‘s winters vallen ze op ! In Drenthe staan de grootste hulsten in oude bossen als het Asser Bos en het Norgerholt. En natuurlijk in het Mantingerbos. Het Kinholtbos aan de rand van Hoogeveen is ook een mooi voorbeeld van een oud bosrestant uit het verleden. Je kunt je nauwelijks voorstellen, dat dit bos zich vroeger uitstrekte van Fluitenberg tot aan Kalenberg in de Weeribben ! Dat er in Drenthe zoveel hulstbomen voorkomen ( soms zijn ze meer dan 10 meter hoog) heeft alles te maken met het voorkomen van keileem in de bodem. Als een hulst zou kunnen praten zou hij je vertellen dat ie zich heel prettig voelt op een beetje zure, vochtige leemachtige grond. Zo’n bodem is typisch voor Drenthe.  Eiken-Hulstbossen kwamen erg veel voor. Helaas is er nog maar weinig van over.

Hulst in hakhoutbosje op Rabbinge Reestdal

 Tweehuizig 

De hulst staat het hele jaar een beetje anoniem in het bos door te groeien. Veel mensen vinden het een onsympathieke boom vanwege de stugge getande bladeren en lopen er met een boogje omheen. In de maand december echter, verandert deze antipathie in een tijdelijke populariteit. Dat komt dan natuurlijk door de takken met die prachtige rode bessen. Leuk voor in de kerstversiering ! Groenkwekerijen verdienen er goed aan en in het bos zal ook wel illegaal geknipt worden. Mocht je in de tuin een hulst willen neerzetten om in de toekomst op dit terrein zelfvoorzienend te worden, verdiep je dan wel even in de biologie van deze groenblijver. De hulst is namelijk tweehuizig, dat wil zeggen dat je mannelijke en vrouwelijke hulsten hebt. Aan mannelijke hulsten komen geen bessen, die leveren in het voorjaar alleen maar stuifmeel. Laat die maar in het tuincentrum staan….

Posted in Fauna | Tagged , | Leave a comment

Gevormd bewaard en door de tijd……..

Benedenloop Reest Meppel

In opdracht van Het Drentse Landschap en Landschap Overijssel heeft het Kenniscentrum Landschap van de Rijksuniversiteit Groningen van het Reestdal een landschapsbiografie gemaakt. De beide provinciale landschappen gaan een gezamenlijke landschapsvisie op het unieke Reestdal ontwikkelen en dit document met als titel  “Historisch- landschapsecologisch onderzoek Reestdal ” moet het uitgangspunt van het verhaal worden, waarin het beheer in de toekomst van natuur, cultuurhistorie, recreatie en landbouw centraal staat.

Omdat het 116 tellend document misschien niet voor iedereen interessant is ( hoewel, Dagblad Tubantia: “Biografie van het Reestdal leest als een spannend boek”) is er ook een prachtige brochure ( Gevormd bewaard door de tijd) uitgegeven. Die kun je downloaden via deze QR-code. Met dank aan Het Drentse Landschap.

Posted in De Reest, landschapselementen, Vroeger en nu | Leave a comment

De Vledders en Leijer hooilanden: unieke natuur in ontwikkeling

Op laarzen door de kletsnatte Vledders

Begin september 2023  trok ecoloog Jacob van der Weele ( Landschap Overijssel) met iets meer dan 20 leden van natuurwerkgroep de Reest  de natte graslanden van de Vedders en Leijer hooilanden in. Dat werd een bijzondere rondleiding door nieuwe natte natuur. Ik mocht er bij zijn. Het gebied is niet toegankelijk, je mag er alleen onder begeleiding in. In de ruim twee uur durende excursie vertelde Jacob over de geschiedenis van het gebied, over de werkzaamheden tijdens het natuurherstel, de opmerkelijke ontwikkeling van flora en fauna en over de belangrijke rol die het grondwater in het terrein speelt. Hieronder het verslag van zijn enthousiaste verhaal.

Jacob heeft veel te vertellen

Wat LO betreft maakt dit gebied onderdeel uit van het Reestdal. In 2021 is dit voormalig landbouwgebied door waterschap WDOD en Landschap Overijssel getransformeerd tot een nat moeras. De kans op het slagen van natuurherstel is in dit gebied groot. De Vledders en Leijer hooilanden zijn van oudsher twee gebieden. In de Middeleeuwen al werd het ene (westkant) beheerd en bewerkt  vanuit Staphorst, het andere ( oostkant)  stond vooral onder invloed van  IJhorst. Twee verschillende werelden, zeker wat religie betreft. Ieder gebied had zijn eigen historie en verkaveling.

Natte kom

Het gebied is helemaal omsloten door zandduinen. Deze zijn ontstaan in het holoceen, na de laatste ijstijd toen enorme hoeveelheden zand door winden zijn verplaatst. Als een soort

Kaartje WDOD uit 2018

hoefijzer wordt dit gebied door meer dan twee meter hoge dekzandruggen omsloten. Zo ontstond hier een soort natte kom, een moeras met de ontwikkeling van veen. Rond 3000 v. Christus werd het klimaat warmer en ging de ontwikkeling van venen steeds sneller. Hier in de kern van dit gebied is vroeger het meeste veen gevormd. Er ligt zeker nu nog zo’n anderhalve meter veen in de ondergrond. Lopend naar de randen van het terrein kom je op het zand, maar als je het gebied in loopt ga je merken dat de grond een beetje mee gaat veren. Dan weet je dat je op het veen zit. Dat veen heeft erg bepaald welke vegetatie hier ging groeien, zeker toen de invloed van de mens nog niet zo groot was.

Greppeltjes

Rond 1300 hadden de boeren door dat je hier goed hooi vandaan kon halen. Door de aanwezigheid van grondwater gaf het hooi extra mineralen en daar bleek het vee dol op te zijn. Je kon hier een keer per jaar, met een beetje geluk twee keer per jaar hooien. Rond 1350 is de Streitenvaart gegraven, waarschijnlijk toen niet meer dan een klein slootje. Haaks op de vaart werden kleine greppeltjes gegraven en werd het water naar de Reest afgevoerd. We zien dit gebied als een zijdal van het Reestdal, maar echt onderdeel van het beekdal is het niet, al is het hydrologische gezien wel verbonden met de Reest. In de vroege Middeleeuwen was het hier kletsnat. Een veenmoeras was het met allerlei zeggensoorten en het moet rijk aan vogels geweest zijn. In de loop van de honderden jaren is het gebied steeds verder ontwikkeld. Talloze greppeltjes werden gegraven. Omdat het beheer niet veel veranderde zijn die patronen uit rond de 15e  eeuw nog steeds te zien en dat is best uniek.

Vledders en Leijer hooianden rond 1900 omgeven door veen en bos

Intensieve landbouw

Na de tweede wereldoorlog was het  credo “Nooit meer honger” Veel land werd geschikt gemaakt voor grootschalige landbouw. Dat gebeurde hier ook. Begin jaren ’60 werd de Streitenvaart verbreed en verdiept en zijn veel sloten verder uitgegraven. Net als het Westerhuizingerveld werden de Vledders en de Leijer Hooilanden ingericht voor de landbouw. Dat trok heel lang veel soorten weidevogels, zoals de grutto, wulp, tureluur en

Intensief gebruik van grasland: bemesten en vaak maaien

kievit. Maar de graslanden werden steeds intensiever beheerd. Het land werd met gier bemest, de grondwaterstand werd verlaagd, het veen droogde uit, ging verteren en er kwamen voedingsstoffen vrij. Grassen gingen daar heel hard op groeien en de langzaam groeiende bloeiende planten verdwenen uit het landschap. De graslanden konden veel vaker worden gemaaid dan vroeger. Het gevolg voor de natuur laat zich raden. De soortenrijke vegetatie en weidevogels verdwenen. Vanaf de jaren ’60 gingen de natuurwaarden alleen nog maar achteruit. Op een paar plekjes was de situatie nog natuurlijk zoals vroeger, de rest van de Vledders en Leijer Hooilanden bestond uit intensief gebruikt cultuurlandschap.

In 2021 was de puzzel klaar.

Langzaam wordt puzzel groter

Het hele gebied heeft een oppervlakte van 180 ha. De bosranden vormen de grens van het gebied. Midden jaren ’70 kwam  de overheid tot de conclusie dat we in Nederland de natuur beter moeten beschermen. Natuurbeleidsplannen waren er toen niet of nauwelijks. Steeds vaker werden hier stukjes grond aangekocht als kleine puzzelstukjes die ooit moesten zorgen voor één geheel. Vooral vanaf de jaren’90 kwam er steeds meer land beschikbaar. Rond 2000 gebeurde dat met een boerderij  met 60 ha grond. Vanuit de provincie wilde men van deze landbouwgronden natuur maken. De aankoop was een belangrijke stap, maar liefst een derde van de totale oppervlakte van het gebied. De puzzel werd steeds completer. Deze ontwikkeling ging door en op een zeker moment was 80% van het gebied natuurgrond. Tijdens de landinrichting Staphorst ( vanaf 2015) ) kwamen de laatste hectares vrij voor natuurontwikkeling.

Op veel plekken is het er kletsnat

Andere waterhuishouding

Toen was het moment daar om wat met de waterhuishouding te doen. Samen met het waterschap WDOD en de provincie is Landschap Overijssel gaan kijken welke mogelijkheden er waren om de verdroging en vermesting van de bodem tegen te gaan. Het gebied bleek inderdaad veel te droog. In de wintermaanden kon het nog best nat zijn, maar in het grootste deel van het jaar voerden al die greppeltjes en de Streitenvaart veel te veel water af. Wat nu ? Alle watergangen dempen en van het gebied een groot moeras maken en kijken wat er gebeurt ? Dat was het waterschap te gortig, dat zou voor overlast gaan zorgen, dus dat kon niet. Toen zijn we een paar stapjes terug gegaan. De kleine slootjes en greppeltjes hebben we minder diep gemaakt of gedempt en de Streitenvaart die centraal door het gebied loopt hebben we minder diep gemaakt, zo ongeveer het niveau van voor 1960. We hopen nu dat het hier veel natter wordt en de achteruitgang van het veen wordt gestopt, dat vogels en planten weer gebruik kunnen maken van het grondwater.

Kieviten houden van plas dras en kwamen weer terug

Niet alleen de kieviten komen terug

Dat water neemt onderweg naar boven voor planten belangrijke mineralen mee en dat levert een bijzondere flora op. We hebben op een aantal plaatsen de voedselrijke bodem afgeplagd. Als een soort kaasschaaf hebben we de verzuurde en verdroogde bodemlaag er afgehaald. Je houdt dan een bodem over waar nog zaden in zitten en het grondwater kan zijn werk doen. In 2021 is 55 ha van dit gebied geplagd en er is zo’n drie en halve kilometer

De wulp voelt zich thuis in De Vledders

aan sloten en greppels verondiept of gedempt. Dat leidde in de winter tot kletsnatte omstandigheden. Richting het voorjaar wordt het dan wat droger. Voordat we dit terrein gingen inrichten zijn er vogeltellingen gedaan. Dat leverde drie paar kieviten en een paartje watersnip op, geen wulpen, geen tureluurs, geen grutto’s. Dit jaar telden we 25 paar kieviten en 5 broedparen watersnip. Grutto’s gaan we hier niet meer krijgen. Dit jaar broedden er twee paartje wulpen. De populaties die hier ooit waren zien we niet meer terug, maar er komen wel andere soorten voor terug. We hebben hier al broedverdachte kraanvogels gehad. Van broeden kwam het niet, maar we verwachten dat binnen een jaar of vijf wel.

Continue reading

Posted in Bescherming, De mooiste plekjes, Interviews | Tagged , , , , , , , , | Leave a comment

Dalkruid, bescheiden plantje van de schaduw

dalkruid bloeit in grote groepen

Je loopt er zo aan voorbij, want opvallend en imponerend is deze bescheiden bodembedekker niet. Mooi is dalkruid wel, al ontdek je de schoonheid pas echt als je languit op de grond liggend de bloemen en blaadjes wat beter gaat bekijken. Doe dat laatste vooral als je weet/denkt dat er niemand in de buurt is, want een wandelaar krijgt

De witte bloemen zijn klein en staan groepjes van 2 of 3 aan een langstelige aar.

een hartverzakking als er zo maar iemand languit in het bospad ligt. Zijn de meeste mensen dol op het licht en de warmte van de zon, dalkruid moet hier niks van hebben. Het is een schaduwplant, net als de lelietjes van dalen en de salomonszegels die in dezelfde periode bloeien. Vaak staat dalkruid te bloeien langs een bospad, zoals bij de entree van de Haardennen als je over het bruggetje over  de Huizingerwijk komt.

Nooit alleen

Dalkruid tref je vrijwel nooit als solitair groeiende plant. Vrijwel altijd vind je grote plakkaten op de vaak vochtige en voedselrijke bodem van de wat oudere bossen. De voortplanting gaat o.a. via wortelstokken, dus in een paar jaar tijd kan dalkruid zich behoorlijk ongeslachtelijk uitbreiden. Zorgen voor nageslacht gebeurt ook op de traditionele manier. De kleine witte bloemen geven een geur af die veel zweefvliegen trekt. Deze insecten zorgen voor bestuiving. Als er bevruchting heeft plaats gevonden ontstaan op de plaats van de bloemen kleine trossen rode bessen, die giftig zijn. De bladeren zijn eirond, hebben een gave bladrand. De nerven lopen parallel.

De bladeren van dalkruid hebben korte stelen en zijn eirond en hartvormig.

Minder licht 

In het bos moeten planten het met minder licht doen. Voor een aantal soorten is dit geen probleem. Ze hebben niet veel licht nodig om glucose en andere stoffen aan te maken. Vaak hebben de bladeren  relatief grote oppervlaktes.  Vanaf half mei staan naast dalkruid nog twee  opvallende planten in bloei: lelietje van dalen en salomonszegel .De kleur van de bloemen is bij alle drie wit.

Dalkruid langs bospad

Salomonszegel 

Salomonszegel komt in de bossen op de flanken van het Reestdal veelvuldig voor. Het is een prachtige plant met hangende bloemen op een rij. De plant houdt van humusrijke grond. In de nazomer hebben de bloemen plaats gemaakt voor (giftige) bessen. De plant heeft een stevige wortelstok, waarop littekens verschijnen die doen denken aan een zegel. Maar hoe precies de zegel van koning Salomo er uit heeft gezien is niet duidelijk.

Lelietje van dalen 

Ze ruiken lekker, deze lelietjes. Je ziet ze nooit alleen staan , maar altijd in grote groepen. Net als dalkruid en salomonszegel zorgen deze planten zich via hun wortelstokken voor de instandhouding van de soort.  Ze houden van voedselrijke bodem (humus) . Ook deze plant is giftig. De witte bloemetjes hangen aan korte steeltjes.

 

 

Als je dalkruid wilt fotograferen:

https://www.natuurfotografie.nl/soortbeschrijving/dalkruid/

Meer info over dalkruid en waarnemingen vanuit het hele land:

https://waarneming.nl/species/7029/

 

Posted in Flora | Tagged , , | 2 Comments

Zweefvliegen krijgen een eigen Rode Lijst

 

“Nederland krijgt een eigen rode lijst voor zweefvliegen, belangrijke bestuivers. De lijst wordt opgesteld met behulp van burgerwetenschappers en moet eind volgend jaar klaar zijn.” (Dagblad Trouw 31-12-2022)

Snorzweefvlieg

Ach ja, weer een Rode Lijst erbij. En we hebben er al zoveel. Zegt genoeg over de staat van de Nederlandse natuur. Een Rode lijst is een overzicht van soorten die uit Nederland zijn verdwenen of dreigen te verdwijnen. Dit wordt bepaald op basis van zeldzaamheid en/of negatieve trend. De lijsten worden vastgesteld door het ministerie Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid. De Minister bevordert onderzoek en werkzaamheden nodig voor bescherming en beheer. Rode lijsten hebben geen juridische status. Dat laatste is jammer. Officieel moeten provincies ( Wet Natuurbescherming) zorgen voor het in stand houden van soorten. Gebeurt niet of te weinig.

Grote langlijf

De echte wil ontbreekt

Het is allemaal te vrijblijvend, we nemen de teloorgang van een soort waar, slaan in de media alarm en vervolgens blijven maatregelen vaak uit. En op een dag lees je in de krant dat een bepaalde vlieg, vlinder, vogel, amfibie, mos, enz, niet meer in ons land voorkomt. Het ontbreken van een Rode Lijst is natuurlijk helemaal desastreus. Dan gebeurt er helemaal niets. Dan maar “blij” zijn met een lijst met bedreigde zweefvliegen. Misschien is

Infopaneeltje Land van Ons

het opzetten van een apart ministerie voor Natuur een zet in de goede richting. Landbouw en natuur horen veel raakvlakken te hebben, maar dat hebben ze niet (meer).Dat geldt dan vooral de grootschalige landbouw die voor de wereldmarkt produceert. Binnen de landbouw zijn gelukkig ook prachtige voorbeelden te zien waarin biodiversiteit en een gezond bodemleven wel een belangrijke rol spelen. Denk dan aan biologische landbouw, Herenboeren, Land van Ons en agrarisch natuurbeheer. Er zijn boeren zat met een hart voor natuur en landschap.

EIS Kenniscentrum gaat Rode Lijst maken

Voor een aantal zweefvliegsoorten is het vijf voor twaalf. Alarmfase 1 dus. Het EIS Kenniscentrum Insecten gaat nu een Rode Lijst maken voor zweefvliegen. Voor Europa is ie er al. Daar word je niet vrolijk van. Van de bijna 900 soorten zweefvliegen wordt 1 op de 3 bedreigd met uitsterven. Daar zijn 33 soorten bij die in ons land voorkomen. Het wordt dus tijd voor een eigen Rode Lijst met soorten die in Nederland voorkomen. De opdracht komt van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid ( dat is het ministerie dat vrijwel niets doet om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen drastisch te verminderen, de grote veroorzakers van de sterfte onder zweefvliegen) en het CBS. De lijst moet over een jaar klaar zijn.

Veel gegevens op waarneming.nl

Op de website waarneming.nl plaatsen veel natuurfotografen foto’s van hun waarnemingen. Deze worden allemaal door de database van de website op naam gebracht en door specialisten gecontroleerd. In de afgelopen jaren zijn naast vogels, paddenstoelen, mossen en planten ook duizenden foto’s van zweefvliegen geplaatst. Een enorme schat aan gegevens ! Alles wat voor 1 april 2023 op waarneming.nl staat gaat Kenniscentrum EIS meenemen in zijn analyses. Via de media wordt gevraagd om waarnemingen van zweefvliegen door te geven. Dat kan op meerdere manieren.

Op zoek naar insecten in akkerranden

Akkerranden en natuurakkers in het Reestdal

Samen met Landschap Overijssel zaait natuurwerkgroep de Reest akkerranden en natuurakkers in op Den Westerhuis. Deze buurtschap ligt vlak bij Oud-Avereest. Sinds 2020 monitoren vrijwilligers van de werkgroep een aantal randen op de aanwezigheid van insecten en spinachtigen. De gegevens worden ingevoerd op waarneming.nl. Ongetwijfeld zullen de waarnemingen van zweefvliegen door  EIS Kenniscentrum worden meegenomen. In de afgelopen drie jaar werden de volgende soorten zweefvliegen waargenomen:

Blinde bij op boekweit

Bandzweefvlieg

Blinde bij

Bosbijvlieg

Citroenpendelvlieg

Doodskopzweefvlieg

Gewone pendelvlieg

Grote kommazweefvlieg

Grote langlijf

Gewone driekhoekszweefvlieg

Gewoon krieltje

Gitje

Kleine bijvlieg

Kustbijvlieg

Langlijfje

Menuetzweefvlieg

Puntbijvlieg

Slanke driehoekzweefvlieg

Snorzweefvlieg

Terrasjeskommazweefvlieg

Vlinderstrikje

Weidevlekoog

Deze soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd.

 

Posted in Bescherming, Fauna, Landbouwgewassen in het Reestdal | Tagged | Leave a comment

Ook volgend jaar een schaapskudde op Takkenhoogte

Schaapskudde op Takkenhoogte

Najaar 2022. Takkenhoogte/Meeuwenplas, één van de pareltjes onder de bezittingen van Het Drentse Landschap, ligt er prachtig bij. Voor de gemiddelde wandelaar althans. Een natuurbeheerder of vrijwilliger landschapsbeheer ziet dat  iets anders: de heide staat op een aantal plekken vol met opslag. Veelal berk, maar ook grove den en brem. Dat mag eigenlijk niet. Zonder ingrijpen verandert het terrein in een berkenbos. Ook mooi, maar hier niet.

Vrijwilligers halen opslag uit de heide van Takkenhoogte

Beheer

Heide vraagt om beheer. De grote vijand is de successie, de opeenvolging van vegetaties, van mos- en kruidlaag bos als eindstadium. Het Drentse Landschap is dan ook blij met het werk van twee groepen vrijwilligers ( zoals de werkgroep Rabbingerveld) die op de hei van Takkenhoogte heel wat uren spitten, zagen en knippen om de expansiedrift van al die zaailingen van berk en grove den in toom te houden. Maar is het resultaat optimaal ? Nee, verre van dat. Kleine zaailingen, grassen e.d. blijven onopgemerkt en zijn te bewerkelijk om die  allemaal uit de heide te spitten. En die twintig Schotse Hooglanders dan ? Die houden het terrein open, eten grassen, kruiden, bladeren, maar de berken laten ze staan. Voor het fijnere werk zijn andere stoottroepen nodig: schapen bijvoorbeeld !

Border Collie heeft alles onder controle

Kleine kudde op proef : herder Roy vertelt ……

In de zomer van 2022  startte op Takkenhoogte een interessante project . Een ingehuurde gescheperde kudde ( kudde met herder en honden) die aan moet tonen of drukbegrazing effect heeft op een vegetatie die je niet wilt hebben. Drukbegrazing ? Wat is dat ? Hoe werkt dat ? Om antwoorden op deze vragen zocht ik voordat de proefperiode eindigde ( begin november) herder Roy Terpstra op. Roy is met z’n vader eigenaar van het bedrijf Terpstra Sheep&Dog uit Beilen.

Herder Roy

Wat doen jullie zoal?

 “We hebben schapen die we verhuren aan Natuurmonumenten, Het Drentse Landschap, Staatsbosbeheer, gemeentes, eigenlijk iedereen die een gebied begraasd wil hebben.”

Je werkt met Border Collies.

 “ Ik neem ze altijd alle vier mee, maar dit werk is met één of twee honden ook heel erg goed te doen. Ik loop hier nu met honderd schapen. Zo’n kudde is met de honden heel goed te sturen, dus kunnen we zelf bepalen wat ze weghalen en wat niet.”

Je hoort ook vaak als het over heide beheer gaat, dat je met schapen aan drukbegrazing kunt doen. Wat is dat precies ?

“Dat je schapen opsluit en er niet mee aan de wandel gaat. De kudde sluit je dan op in een flexibel raster en je dwingt ze dan om ook het minder lekkere spul te eten. Dat werkt heel goed. Wij werken met Schoonebekers. Die hebben geen horens zoals Drentse heideschapen en komen niet in het net vast te zitten als ze in het raster rond lopen. ”

Drukbegrazing: veel schapen binnen een raster tijdelijk op een klein oppervlak

Maar als je op die manier op Takkenhoogte aan het werk wilt gaan, dan ben je nog wel even bezig.

“Ja, dat klopt, dan heb  ik hier veel meer schapen nodig en een langere begrazingsperiode. Dit is dan ook een experiment, een pilot om te zien wat  de resultaten zijn van deze vorm van beheer. In ieder geval kun je in de gebieden die ik aangepakt heb heel goed zien dat dit werkt. ’s Nachts gaan de schapen in een flexibelraster ( staat stroom op) van rode netten. Die gebruiken we al jarenlang, maar door de komst van de wolf moesten we de netten aanpassen en  hoger maken in de hoop dat ie er niet zo snel overheen springt “

Zelfs prikkende hulstblaadjes vinden ze lekker

Jij kunt nooit een liefhebber van wolven zijn.

 “Dat is nogal dubbelzinnig, want ik ben ook een natuurmens. Ik vind het een prachtig dier, maar ik vind  niet dat ie hier in Nederland hoort, zeker door de schade die ze aanrichten. Ik heb zelf vorig jaar in de winterperiode al twintig schapen verloren. Die stonden bij boeren in het weiland in de buurt van het Drents Friese Wold.

Je hebt hier honderd schapen lopen, maar hebben jullie er meer ?

“Samen met mijn vader hebben we tussen de zes-en zevenhonderd schapen. We hebben nu drie kuddes lopen, eentje in Emmen, eentje in Zwolle en hier dan op Takkenhoogte “

Herder relaxend op een stoeltje, hond in het zonnetje en de kudde graast. Alles onder controle !

Nog even over beheer door begrazing door schapen. Is dit nu de oplossing om de heide vrij te houden van opslag zodat het gebied niet verandert in bos ?

 “Algemene begrazing in combinatie met drukbegrazing, dat is naar mijn idee een goede vorm van beheer om de heide open te houden. Eigenlijk hebben we in Nederland geen echte natuur meer. We creëren vaak natuur die we willen zien. Veel heidevelden zijn in de laatste jaren weer aangelegd,  dit terrein op Takkenhoogte ook. Het was vroeger heide, toen landbouwgrond en nu weer heide. Als we het willen behouden, moeten we het onderhouden.” Ondertussen doen de schapen onder een grote eik zich te goed aan een bed vol gevallen eikels. Dit jaar is een mastjaar, het barst overal van de vruchten en zaden. Maar van baas Roy moeten ze er weg. Een paar fluitsignalen en de drie Border Collies komen in actie. In een mum van tijd loopt de kudde weer op de plek waar ze moeten zijn. Roy:” In deze tijd van het jaar willen de schapen het liefst alleen maar onder eikenbomen staan. Eikels, daar zijn ze gek op. Het is soms best lastig om ze eronder weg te houden.”

Vervolg in 2023

Het Drentse Landschap kan gerust zijn. Ik zie de schapen ook knabbelen aan jonge berken, aan grasjes, aan struikheide, zelf een hulst met die nare stekelige vette blaadjes staat op het schapenmenu. Inmiddels is bekend dat het project wordt voortgezet. Roy komt volgend jaar terug en gaat met 200 schapenbekjes de heide van Takkenhoogte op een aantal plekken flink opschonen. Weer een kudde op Takkenhoogte ! Daar zullen veel wandelaars van genieten. Vooral ook omdat er vier prachtige Border Collies en een leuke, vriendelijke herder bij lopen. Succes Roy!

Schaapskuddes zijn bij wandelaars populair.

Posted in Algemeen, Bescherming, Interviews, kleinschalig landschap | Tagged , , | Leave a comment

De Reest is nu een aardkundig monument

Op donderdagmorgen 29 september 2022 vond in Meppel een bijzondere bijeenkomst plaats. Op de oever van de Reest aan de zuidrand van het Wilhelminapark werd de Reest benoemd tot Aardkundig Monument.

Aardkundig monument nummer 12: de Reest

Wat is een AARDkundig Monument ?

In 2010 werd door de provincie Drenthe de beleidsnotitie “wAARDEvol Drenthe” vastgesteld. Doel: aandacht voor de kernkwaliteiten van Drenthe en dan vooral voor waardevolle plekken waar de bodem de basis is voor natuur, archeologie, cultuurhistorie, beleving, kleinschaligheid en nog veel meer. De provincie Drenthe hecht veel waarde aan locaties met een eigen identiteit. Deze plekken worden aardkundige monumenten genoemd. Ze vertellen het verhaal van het landschap van Drenthe. De provincie heeft er 13 aangewezen. De Reest is nummer 12 in de rij.

In Meppel is de Reest bezig met haar laatste kilometer

De aandacht is terecht 

Na een korte bijeenkomst in zaal Ogterop in Meppel met lezingen van ecologen Uko Vegter ( Het Drentse Landschap) en Hans Dekker ( provincie Drenthe) trok een kleine stoet richting het Wilhelminapark voor hét moment. Daar, aan de oever van de Reest, die in Meppel met haar laatste kilometer bezig is, mocht een aantal scholieren samen met de wethouder het monument het licht laten zien. Toch bijzonder en niet meer dan terecht, al die aandacht voor dat  kleine laaglandbeekje op de grens tussen Drenthe en Overijssel. De aandacht voor het mooie Reestdal is bij de provincie Drenthe aanmerkelijk groter dan bij de collega’s aan de andere kant van de Reest. Soms wordt in Overijssel gekscherend opgemerkt, dat de provincie nauwelijks beseft dat ten noorden van het prachtige vaak bejubelde Vechtdal nog een mooi beekdal ligt. Gelukkig wordt het Reestdal voor een groot deel beheerd en gekoesterd door Het Drentse Landschap en Landschap Overijssel. Samen bezitten deze provinciale natuurorganisaties rond de 1000 ha aan natuur aan weerszijden van de Reest.

Drenthe kent 13 aardkundige monumenten. De Reest is nummer 12 .

Wat maakt het Reestdal zo bijzonder ? 

Van alle 13 aardkundige monumenten maakte de provincie een informatieve folder met aandacht voor het ontstaan, de komst van de eerste bewoners, de inrichting van het

Oud cultuurlandschap

landschap door de eeuwen heen, de cultuurhistorie ( landgoederen, boerderijen, grondgebruik enz.) en de natuurwaarden. De info over aardkundig monument nummer 12 (de Reest) bestaat uit vijf thema’s:

- De Reest is ontstaan uit het Oerdal van de Vecht

- De Reest ontwikkelde zich  vanaf 5500 jaar geleden tot een veenbeek

- Menselijk ingrijpen  bepaalde op sommige plekken de meanderende loop van de beek.

- Het beekdal kreeg pas laat ( in de Middeleeuwen) haar eerste bewoners.

- Kwelwater in het beekdal zorgt voor hoge natuurwaarden, zoals dotterbloemhooilanden.

Dotterbloemhooiland bij 't Ende aan De Stapel

Posted in De Reest | Tagged | 1 Comment

Spinnen lusten er wel soep van

In ( niet gemaaide)graslanden, bermen, struikheide en ruige akkerranden kan het wemelen van de spinnen. In de nazomer en herfst, als de ochtendnevels al die prachtig geweven draden en webben van duizenden dauwdruppeltjes hebben voorzien, wordt de spinnenmaatschappij voor ons goed zichtbaar. Dan pas besef je hoeveel spinnetjes in een heideveld zitten ! Het moeten er duizenden zijn.

Gelede poten bestaan uit segmenten, zoals bij deze hoornaar

Geleedpotig

Spinnen zijn net als insecten, kreeften en duizendpoten geleedpotig. Deze vier groepen lijken niet op elkaar, maar een paar eigenschappen hebben ze gemeen: een uitwendig skelet, poten die uit segmenten (leden) zijn opgebouwd en ze zijn allemaal tweezijdig symmetrisch. De verschillen zijn echter groot. Ook in populariteit. Vooral bij de spinachtigen is de aaibaarheidsfactor erg klein. Sterker nog: veel mensen vinden ze eng en gaan al op de loop voor een klein spinnetje. Dat is jammer, bovendien doe je deze nuttige achtpoters geen recht.

Om wat vooroordelen en aannames weg te halen stel ik in dit artikel drie veel voorkomende spinnen voor. Maar eerst wat info over spinnen in het algemeen.

Arachnida 

De Latijnse benaming voor spinnen is Arachnida. Arachnida komt van de naam Arachne. Ieder die een beetje thuis is in de verhalen uit de Griekse mythologie kent het persoonlijke drama van de eigenwijze weefster Arachne, die zo dom was om de godin Pallas Athene uit te dagen. Dat liep niet goed af………  Arachnofobie is een overmatige angst voor spinnen, zo erg zelfs dat je soms therapie nodig hebt om er van af te komen. De vaak overspannen reagerende media konden deze zomer hun lusten botvieren op de vondst van giftige valse wolfsspinnen in ons land. Grote paniek onder het volk brak nog net niet uit…… Bevorderlijk voor het imago van onze 700 spinnensoorten was het allemaal niet.

Verlamd en ingesponnen. Klaar voor consumptie.

Geen vast voedsel

Spinnen zitten wat eten betreft een beetje apart in elkaar. Ze kunnen geen gevangen prooi kapot scheuren en in stukjes naar binnen werken. Dat onderscheidt ze van de andere drie groepen geleedpotigen. Komt een prooi in een web terecht ( niet alle spinnen maken een web, je hebt ook jagende exemplaren), dan wordt het slachtoffer volgespoten met een gif dat verlammend werkt. De beet bevat ook enzymen ( eiwitten die moleculen afbreken) die de inwendige organen van de prooi veranderen in een vloeibare materie die naar binnen wordt geslurpt. Je wordt als honingbij, zweefvlieg, vlinder of wesp eerst als pakketje verpakt en daarna als soep of papje opgediend. Als je bezig bent met macrofotografie kom je dit soort drama’s vaak tegen.

Even voorstellen

De spinnen in ons land kunnen nog wel wat pr gebruiken. Bij de grote zwarte huisspin wordt dat wat lastig ( zo’n grote joekel op een witte muur doet de meeste mensen schrikken), maar gelukkig zijn er veel  prachtige spinnen die het verdienen om in het zonnetje gezet te worden. Hier komen ze:

wespspin

Wespspin

Om deze prachtige spin te ontdekken moet je zoeken in hoge vegetatie. Ruige niet gemaaide akkerranden bijvoorbeeld. Gelukkig hebben we die in het Reestdal nog. Ook in de (hoge) struikheide voelt de wespspin zich thuis. Het dier heeft zijn naam te danken aan de geel-zwarte strepen op het achterlijf en wordt daardoor ook wel tijgerspin genoemd. Het strepenpatroon zorgt ervoor dat de spin er gevaarlijker ( wesp!) uitziet dan hij is. Dat verschijnsel heet mimicry en komt in de natuur veel voor. Het is een vrij grote spin, die zich heel goed laat bewonderen, altijd hangend met de kop naar beneden. Het menu bestaat vooral uit sprinkhaan. Het web is heel herkenbaar, er zit altijd een zigzagmatje in. Het nut hiervan is niet helemaal duidelijk, op Wikipedia worden wel een paar theorieën genoemd. Als je een tijgerspin ziet is het vrijwel altijd een vrouwtje. De mannetjes leven kort, na de paring worden ze door mevrouw opgegeten…..

Meer info ? Kijk op Boswachtersblog 

viervlekwielwebspin

Viervlekwielwebspin

Lastige naam om uit te spreken of te onthouden, maar de benaming is wel uit te leggen. Alle spinnen die een rond web maken worden wielwebspinnen genoemd. ( de kruisspin bijvoorbeeld) Viervlekwielwebspinnen kunnen alle kleuren van de regenboog hebben, dus kleur is geen determinatiekenmerk. Dat zijn namelijk de vier vlekken op het achterlijf, twee dicht bij elkaar, de andere twee niet. Net als de wespspin bestaat het biotoop uit heide, niet gemaaide bermen en graslanden. Dus ook in ruige akkerranden zul je ze tegenkomen. De vrouwtjes hebben een groot bolvormig achterlijf. Het web is behoorlijk stevig. Dat moet ook wel, want een gevangen sprinkhaan of libelle mag niet meer ontsnappen. Even een verlammende beet, het nog traag bewegende slachtoffer inspinnen en de maaltijd kan bijna beginnen.

Prachtige foto’s op deze website

herfsthangmatspin

Herfsthangmatspin

Graslanden en heidevelden hangen vol met duizenden hangmatwebjes zonder dat we ze waarnemen. Pas als ochtendnevels en mistflarden ze zichtbaar maken ontdekken we het bestaan van al die hangmatspinnetjes, de architecten van het sprookjesachtige tafereel. De herfsthangmatspin vind je overal in open terreinen. Ook in tuinen. Vaak moet je goed zoeken, ze worden niet voor niets dwergspinnetjes genoemd. Het horizontale web dat ze maken bestaat uit talloze kleine draadjes. De bouwer hangt ondersteboven aan een verticale draad om snel toe te slaan als een vlieg of mug in het web terecht komt. In tegenstelling tot veel andere spinnen mag het mannetje niet mopperen. Na de paring wordt hij niet door vrouwlief opgepeuzeld, maar mag hij nog een poosje blijven leven om haar te beschermen tegen andere concurrenten. Jonge spinnetjes komen de winter door in coconnetjes om in de navolgende herfst precies hetzelfde te doen als hun ouders.

Was ooit in 2014 spin van het jaar.

Wielwebben en hangmatjes in de struikheide

 

 

Posted in Fauna | Tagged , , , , , | Leave a comment