Landgoed de Havixhorst

Eén van de bekendste locaties in het Reestdal is landgoed de Havixhorst, tegenwoordig een gerenommeerd vier sterren chateauhotel en –restaurant gelegen aan de Schiphorsterweg tussen De Wijk en Meppel. Deze sfeervolle en romantische plek is al meer dan zeshonderd jaar bewoond. In de late Middeleeuwen werd hier een boerderij gesticht,die grote invloed heeft gehad op de ontwikkeling van het Reestdal. Het landgoed is eigendom van Het Drentse Landschap. Continue reading

Posted in De mooiste plekjes | Tagged , , , , , , , | Leave a comment

De das, de panda van het Reestdal ?

Wat de panda voor het Wereld Natuur Fonds is, is in feite de das voor het Reestdal. Niet voor niets staat de dassenpoot in het logo van Landschap Overijssel en heeft de stichting duizenden euro’s geïnvesteerd in een prachtige dassenexpositie in De Wheem. De das is meer dan een schattig diertje met een hoge aaibaarheidsfactor of knuffelgehalte. Het is ook een indicator voor een bepaald leefgebied. Zoals de zeehond de zwakheden van het ecosyteem in de Waddenzee blootlegt, zo geeft het wel en wee van een dassenpopulatie een aanwijzing over de natuurlijke kwaliteiten van het landschap. Anders gezegd, gaat het de das goed, dan gaat het met de natuurwaarden van dat gebied ook goed. In het Reestdal komt een levensvatbare populatie van naar schatting 30 tot 40 dassen voor.
Wat weet u van de das ? Hieronder staat een aantal wetenswaardigheden van de grootste marter van ons land.

- de das is het grootste roofdier van ons land, het weegt tussen de 12 en 15 kg. Het is een schuw nachtdier geworden. Vroeger was het een dagdier, dat blijkt wel uit zijn vacht, die is namelijk van boven licht en van onderen donker in plaats van andersom.
- De voorpoten van het dier zijn erg gespierd. Een gravende das is door een sterke man niet bij te houden.
- Het gehoor en de reuk is bij dassen erg goed ontwikkeld, zien doen ze slecht.
- Dassen verschonen hun burcht een paar keer per jaar. Het zijn erg schone dieren. Er wordt veel gekrabd en gevlooid. Behoeftes worden buiten de burcht gedaan in kleine kuiltjes, ook wel latrines genoemd.
- Op zoek naar voedsel maakt de das veel gebruik van heggen en houtwallen. Deze geven veiligheid en voedsel. Dassen gebruiken vaste paden. Ze zoeken voedsel op de reuk. Op de bodem vind je dit terug als kogelronde gaatjes, die ze al zoekend met hun snuit hebben gemaakt.
- Het voedsel bestaat vooral uit regenwormen. De das is sloom, het is een opportunist, hij merkt wel wat op zijn weg komt: muizen, mollen, emelten, engerlingen, egeltjes die hij als het ware van binnenuit pelt, mais, slakken, rijpe bessen, enz. Om aan emelten te komen gaat het hele grasland om. Meer schade richt hij meestal niet aan.
- Elke dassenfamilie heeft een eigen specifieke geur. Ze smeren die geur ook over elkaar heen. Een indringer wordt geroken en geweerd.
- Een wijfje werpt gemiddeld drie jongen. Dit gebeurt in de periode van januari tot maart. Dassen kennen net als reewild de sluimerende vrucht. Na de paring gaat de bevruchte eicel in rust en ontwikkelt zich pas veel later in snel tempo tot een embryo.
Bij veel verstoring en voedseltekort komen spontane abortussen voor.
- Rond 1900 waren er in Nederland ongeveer 12000 dassen. Er was een aaneengesloten
dassengebied in oostelijk en zuidelijk Nederland. Daarna werd er veel op de das gejaagd. Er werden dassen gebruikt voor hondengevechten, ze werden gegeten en er was veel belangstelling voor dassenvet, dat een geneesmiddel tegen stoflongen en reuma zou zijn. Bij de komst van de jachtwet werd de das beschermd, na 1960 werd ook geen afschotvergunning meer verleend.
- Er kwam een nieuwe vijand: de auto ! Veel slachtoffers vielen in het verkeer door
uitbreiding van het wegennet. Het landschap verloor steeds meer van zijn natuurwaarden  en er kwamen meer woningen en industriegebieden. In 1960 was het grote
dassengebied versnipperd. Nog maar 1200 dassen konden worden geteld. Uitwisseling tussen groepen was bijna niet meer mogelijk.
- Er worden maatregelen genomen: er komen steeds meer dassentunnels en dassenrasters.
- In Nederland wordt, ondanks alle maatregelen, jaarlijks 20% van de dassenpopulatie doodgereden. Dit gebeurt de laatste tijd steeds vaker op B-wegen, waar geen tunnels zijn aangelegd. Deze wegen worden gebruikt als sluiproutes of gekozen om alcoholcontroles te ontwijken. Er wordt vaak hard op gereden, met alle gevolgen van dien.
- Das en Boom heeft op meerdere plaatsen jonge dassen uitgezet, altijd bij een oude en lege burcht. Dit gebeurde o.a. in Gaasterland, bij Wijster en op landgoed Eerde bij Ommen in 1985. Dit project werd overigens een mislukking. Van de 13 uitgezette dassen werden er 12 doodgereden.
- Op dit moment telt Nederland ongeveer 4000 dassen. Ieder jaar worden er 800(!) doodgereden. De verspreidingsgebieden zijn wat groter geworden. De Reestdalpopulatie is een stabiele populatie van naar schatting 30 tot 40 exemplaren.

Boswachter Andre Donker op zoek naar sporen van de das.

http://www.youtube.com/user/natuurmonumenten?v=4WVPCzIEQIQ&feature=pyv&ad=8087011568&kw=das

De dassen van het Reestdal

Toe- en afnames van dassen aan de Overijsselse kant van het Reestdal meerdere jaren gevolgd.

Mark Zekhuis, werkzaam bij Landschap Overijssel, schreef in 2007 een mooi artikel over de das voor het blad Natuurlijk Overijssel, kwartaalblad van deze natuurbeschermingsorganisatie.

Algemeen

De das is Nederlands grootste marterachtige. Met zijn zwart-witte snuit is hij goed herkenbaar. Als hem niets geks overkomt, kan hij wel negentien jaar worden. In Nederland ligt de gemiddelde leeftijd onder de vijf jaar. Een dassenfamilie woont in een groot holenstelsel onder de grond. Dit hol noemen we burcht en bestaat uit tien tot soms wel dertig pijpen. Dassen graven verschillende burchten. Normaal gesproken zitten ze in hun grote hoofdburcht. Als hier  jongen worden geboren, wordt dit een kraamburcht genoemd. Dassen hebben in hun territorium (leefgebied) ook enkele bijburchten. Dit zijn holen die incidenteel worden betrokken bijvoorbeeld als deze dit dicht bij een tijdelijke voedselbron ligt, de hoofdburcht tijdelijk niet aantrekkelijk is of als er gevaar dreigt. Daarnaast hebben ze nog zogenaamde vluchtpijpen waarin ze zich in geval van acuut gevaar kunnen verstoppen. Van alle belopen burchten dient slechts een derde als hoofdburcht. In Nederland zitten gemiddeld 3,2 dassen op zo’n hoofdburcht. De grote van die groep is afhankelijk van de voedselsituatie in hun leefgebied. In Engeland zijn bijvoorbeeld burchten bekend waar meer dan twintig dassen in wonen! Dassen zijn zeer sociale dieren, maar dulden geen onbekende dassen of buren in hun leefgebied. Hun territorium wordt afgebakend door mestputjes die ze vooral; op belangrijke punten aan de rand van hun leefgebied maken. ‘s Nachts verlaten ze hun burcht en gaan op zoek naar voedsel. Het dassenmenu is zeer veelzijdig; fruit, paddestoelen, noten, bessen, nesten met jonge muizen, maïs, insectenlarven. Maar het lekkerste vinden ze regenwormen, dit wel 70 tot wel 90% van hun menu.

Nederland

Dassen komen voornamelijk in de zuidoostelijke helft van ons land voor. Hier zijn hoge en droge zandgrond waar ze hun burcht kunnen graven en natte weilanden voor hun dagelijkse portie regenwormen. Naar schatting kwamen rond 1960 nog 2.200 dassen voor in Nederland. In 1980 is dat veel minder en schat men dat er nog 1.400 rondscharrelen. In Overijssel komt de das dan alleen nog voor in het Reestdal. Belangrijke oorzaak van die afname is het verkeer. Jaarlijks worden iets van 600 dassen doodgereden in het verkeer. Dat is ongeveer de helft van de jaarlijkse aanwas! Op veel plekken zijn nu dassentunnels en wildgeleidende rasters aangelegd om de dieren van de weg af te houden. Dit heeft geholpen. Het gaat nu goed met de das in Nederland en Overijssel. Deze toename is deels te danken aan Vereniging Das & Boom. Zij schatten het aantal dassen in 2006 op 4.500 exemplaren. Door dit succes kunnen zij nu hun aandacht verbreden en zich sterk maken voor behoud van ons cultuur Landschap.

Overijssel

Overijssel heeft voor dassen een aantrekkelijk landschap. Na het dieptepunt rond de jaren tachtig, zien we hier ook een snelle groei. In onderstaande overzichtje staat per tijdseenheid het aantal bezette kilometerhokken (1 x 1 Km.). Dus niet het aantal burchten maar alleen de aanwezigheid van de das in een kilometerhok is voldoende.

Ontwikkeling van de dassen in Overijssel van 1960 t/m 2000
Jaar 1960 1970 1980 1990 1995 2000
Km hokken 13 10 9 13 18 32

De grootste groei vindt plaats in het Vechtdal, sinds 1995 een toename van 300%. In Twente gaat de herbezetting nog steeds erg moeizaam. Deels is dat te wijten aan de jacht, omdat in Duitsland nog steeds op de das gejaagd mag worden. Het leefgebied in Overijssel is nog sterk onderbezet in vergelijking met de rest van Nederland. Overijssel biedt een grote oppervlakte aan geschikt leefgebied, maar hiervan is nog maar 41% ook daadwerkelijk bezet.

Reestdal

De noordelijke grens van Overijssel wordt gevormd door het riviertje de Reest. De gronden die hierop afwateren maken deel uit van het Reestdal. Landschap Overijssel is eigenaar van veel gronden aan de Overijsselse kant.

Dassen van Boswachterij Staphorst

In 1959 zijn twee vrouwtjes dassen bijgezet op een burcht die nog bewoond werd door een mannetje. In de gehele wijde omgeving kwamen geen dassen meer voor. Pas in 1965 werd vastgesteld dat er jongen op deze burcht waren geboren. In 1972 zijn het al drie hoofdburchten waarvan er twee kraamburchten zijn, dus ook jongen geboren worden. De jaren daarna ligt het gemiddelde aantal burchten tussen de vier en vijf. In de Boswachterij wordt in 1979 het hoogste aantal bewoonde hoofdburchten vastgesteld, namelijk op zeven. In 2003 zijn er nog drie bewoonde hoofdburchten. Opvallend is dat sinds 2001 nog maar zeer incidenteel jonge dassen worden geboren in de boswachterij. Hans Vink (van Staatsbosbeheer) concludeert dat hier sinds het eind van de jaren negentig een afname is in het aantal bewoonde dassenburchten. Ook het aantal nakomelingen lijkt af te nemen. Als mogelijke oorzaak noemt hij de afname van bemeste weilanden (regenwormen!) binnen een straal van 500 meter van de dassenburcht. Regenwormen vormen het stapelvoedsel voor de das en zijn vooral in het voorjaar van essentieel belang voor de dassenfamilie met zogende jongen. Verder blijken dassenburchten , die gelegen zijn in kleine bosjes, geheel omringd door agrarisch gebied, zoals in het Reestdal veel voorkomt, mits rustig gelegen, vaak beter te floreren, dan burchten gelegen in grotere boscomplexen. De burchten liggen hier dan vaak weer vrij dicht aan de rand van het bos en de das , die liefst tegen de wind in gaat foerageren, wordt hier meestal vrijwel gedwongen om een richting uit te gaan naar het aangrenzende foerageergebied,

Faunavoorzieningen

In de loop van de jaren zijn veel dassen tijdens hun nachtelijke voedseltochten doodgereden. Dassen zien en horen slecht, maar ruiken prima. Een goed ontwikkeld zintuig dat niet bruikbaar is voor aanstormende auto’s. Volgens Das & Boom zijn in de periode tussen 1995 en 2005 minimaal 31 verkeerslachtoffers geregistreerd in het Reestdal. Bedenk wel, dat een groot deel niet wordt aangegeven of wordt gevonden. Op plekken waar geregeld slachtoffers vallen, zijn op initiatief van o.a. Provincie Overijssel, in samenwerking met Landschap Overijssel, Staatsbosbeheer, Gemeente Staphorst, Gemeente Hardenberg en soms Rijkswaterstaat al veel voorzieningen getroffen om op te lossen. Tussen 1997 en 2002 zijn naar schatting 16 dassentunnels aangelegd en 8,5 kilometer wildgeleidende rasters geplaatst. Deze plaatselijke maatregelen hebben niet alleen voor de das succes, maar ook voor andere dieren die zo de weg ongehinderd kunnen passeren. De dassenpopulatie groeide in de loop van de jaren en door uitbreiding van het aantal burchten ontstonden soms weer nieuwe knelpunten bij wegen. Deze werden ook weer aangepakt.

Veranderingen in het Reestdal

Sinds 1999 worden door vrijwilligers minimaal twee keer per jaar alle bekende dassenburchten die binnen de invloedsfeer van Landschap Overijssel liggen, bezocht en gecontroleerd. In het overzicht van een deel van  deze gegevens, zijn alle bewoonde hoofdburchten per jaar geregistreerd. Ook is vastgelegd op welke van de hoofdburchten ook jongen zijn geboren, dus een kraamburcht is geweest. In 1999 hadden we daar nog niet specifiek opgelet, dus ontbreekt dat aantal. Sinds de start van de monitoring, ligt aan de westkant van het onderzoeksgebied een grote hoofdburcht die ook geregeld kraamburcht zal zijn. Helaas bevindt deze burcht zich bij iemand op het erf zodat het niet mogelijk was om deze jaarlijks te bezoeken en is daarom hier verder buiten beschouwing gelaten. In 2001, 2003, 2005 en 2006 werd vastgesteld dat op één kraamburcht ook een vos met haar jongen aanwezig was. Op zich hoeft dat elkaar niet te bijten, maar je ziet wel vaak dat de propere das precies aan de andere kant van de burcht gaat zitten dan de sloddervos.

Bewoonde dassenburchten van 1999 t/m 2006 in het Overijsselse deel van het Reestdal

1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
Hoofdburchten 4 4 5 6 6 6 6 6
Kraamburchten ? 4 4 6 4 4 4 1

Uit het kleine overzicht zien we dat na 2000 dat er twee hoofdburchten bij zijn gekomen. Die uitbreiding is met name aan de rand van het bestaande dassengebied. Het lijkt erop dat er in het huidige leefgebied, dus tussen de hoofdburchten geen plek is meer voor nieuwe families die zich daar vestigen. De gemiddelde afstand tussen de zes hoofdburchten is ongeveer 2,5 kilometer, waarbij de kortste afstand 1,3 kilometer is. Het voedselgebied tussen de families van de hoofdburchten sluit naar alle waarschijnlijkheid overal op elkaar aan.

Tot 2002 zien we dat er bijna jaarlijks op elke hoofdburcht ook voortplanting is. Dit neemt daarna af. In 2006 kan met zekerheid op één burcht jongen worden vastgesteld, echter door het droge zand was het dat jaar moeilijk prenten van jonge dassen te vinden. Het kunnen er dus meer zijn geweest. Dit algemene beeld komt overeen met de groei en afname van de dassen uit boswachterij Staphorst. Samengevat zou je kunnen zeggen dat het leefgebied van de das in het Reestdal zich heeft uitgebreid, maar de voortplanting is afgenomen. Dat laatste kan verschillende oorzaken hebben. Het zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat door de dassentunnels minder dassen omkomen en dus langer leven. Er is daardoor minder voedsel voor nog meer dassen waardoor de voortplanting afneemt. Andere mogelijkheid is dat voedselgebied rond de hoofdburcht in kwaliteit is afgenomen. Helaas is het te arbeidsintensief om per burcht jaarlijks het aantal dassen te tellen om bovengenoemde oorzaken verder te onderzoeken.

Verandering leefgebied

Zoals in de inleiding is verteld bestaat het voedsel van de das voornamelijk uit regenwormen. Deze worden met name gevangen op natte en voedselrijke weilanden. Juist die flink bemeste weilanden hebben de hoogste dichtheid aan regenwormen en emelten (larven van langpootmuggen). Het vee zorgt voor een korte vegetatie zodat de das de wormen makkelijk kan pakken en af en toe nog een koeienvla kan omdraaien om de wormen en mestkevers die daaronder zitten te pakken. Een andere belangrijke voedselbron is maïs. Met name in de zomer kunnen ze zich hier nog wel eens aan vergrijpen, maar dit is maar ten hoogste twee maanden aantrekkelijk voor de das (rijpproces van de maiskolven).

Bijna alle graslanden, dus ook weilanden die Landschap Overijssel nu beheert worden verschraald om kritische planten en diersoorten te stimuleren. Bijkomend gevolg is dat het bodemleven afneemt door verzuring en afname van voedselrijkdom. Mede door het lange gewas op de hooilanden kan de das hier minder regenwormen vinden.

Maïs is een teelt waarbij veel mest en bestrijdingsmiddelen nodig zijn. Voor ontwikkeling van natuurwaarden is dat niet wenselijk. Op de voormalige maïsakkers wordt nu dus naar oud gebruik en ter stimulering van specifieke akkerplanten en –dieren rogge verbouwt. Voor dassen zijn ook deze akkers daardoor wat minder aantrekkelijk geworden. Natuurbeheren is selecteren, kiezen en vaak opkomen voor de het meest kwetsbare.

Tot slot

In het Reestdal leeft een gezonde en grote populatie dassen. Na een diep dal in de jaren tachtig, was er een flink groei in de jaren negentig dankzij de aanleg van dassentunnels. Aan deze groei is de laatste tien jaar een einde gekomen en nu blijft de bezetting enigszins stabiel. De das is een echte cultuurvolger die minder kritisch is als we vroeger dachten. Maar dat hij flink geprofiteerd heeft van de agrarische ontwikkeling is wel duidelijk. Voordat men de woeste gronden in cultuur gingen brengen was de das een schaarse verschijning. Binnen het huidige leefgebied in het Reestdal zullen altijd particuliere stukken aanwezig blijven die flink worden bemest en beweidt. Binnen een straal van 500 meter van een burcht komen dit soort weitjes nog voldoende voor zodat de das hier ook voedsel kan blijven vinden. In het Reestdal zal de das altijd aanwezig blijven en zullen de dassenwissels nog lang de paden van wandelaars kruisen.

Mark. Zekhuis , Landschap Overijssel

Posted in Fauna | Tagged , | 1 Comment

Poelen

Een poel bevat stilstaand oppervlaktewater in een vaak afgesloten laagte. Een poel wordt gevoed door regenwater, maar dat kan ook grondwater, kwel of een sloot zijn. Meestal zijn poelen zo diep, dat ze in de zomer nog water bevatten. Vroeger werden ze gegraven om het vee van drinkwater te voorzien. Tegenwoordig zijn ze meer van ecologisch belang. Ze bevatten een karakteristiek ecosysteem dat bestaat uit een uitgebreid aantal soorten oever-en waterplanten, slakken, insecten, kikkers, padden en salamanders. Ze kunnen aantrekkelijk zijn voor verschillende soorten vogels, zoals zwaluwen maar ook zoogdieren, zoals de watervleermuis, hebben er voordeel van. Poelen moeten regelmatig worden onderhouden, anders groeien ze dicht en holt de natuurwaarde achteruit.  En dat is dus net de zwakke schakel in het geheel. Onderhoud kost tijd en geld. Door schaalvergroting en technische vooruitgang zijn in de afgelopen tientallen jaren erg veel poelen verloren gegaan. Zelfdrinkers maakten poelen voor het vee overbodig en onderhoud bleef dus al snel uit.


Landschap Overijssel en Het Drentse Landschap hebben op meerdere plaatsen in het Reestdal poelen aangelegd of hersteld. Ook particulieren vonden de subsidiepotjes en lieten poelen aanleggen.

Veel voorkomende waterplanten zijn bijvoorbeeld drijvend fonteinkruid, watergentiaan,gewone waterranonkel, waterviolier en waterpest. In de oeverzone groeien planten zoals riet, liesgras, kleine lisdodde en waterweegbree. De meest opvallende bewoners van de poelen zijn natuurlijk de amfibieën: de kikkers, de padden en de salamanders.

Voor het leggen van de schaalloze eieren hebben deze dieren water nodig. Het stilstaande water raakt in het voorjaar al gauw opgewarmd, waardoor de eitjes zich goed kunnen ontwikkelen. De meest voorkomende amfibieën in de poelen van het Reestdal zijn de gewone pad, de groene kikker, de bruine kikker en de gewone watersalamander.

In het vochtige Rabbinge aan de Drentse kant kan in het voorjaar worden genoten van het concert van de boomkikkers. Deze kleine populatie is de meest noordelijke van ons land.

Posted in kleinschalig landschap | Tagged , , | Leave a comment

Schrapveen

Het reservaat Schrapveen is eigendom van Het Drents Landschap en is ongeveer 60 ha groot. Het gebied wordt aan de oostgrens begrensd door de Paardelanden. Het natte terrein ligt niet direct aan de Reest. Een hogere gelegen dekzandrug vormt  een soort buffer tussen beek en moeras. Het laag gelegen Schrapveen ligt in een soort kom en is grotendeel open gebied. Een oude beekduin met daarop een eikenbosje, solitaire wilgenstruiken en een elzenwal aan de zuidzijde “verstoren” de openheid van het gebied. Echt storend is soms het lawaai van de N48. Je ziet de verkeersweg ook. Een typisch Nederlandse situatie zullen we maar zeggen.

 

Op oude kaarten uit de 19e eeuw wordt het natte Schrapveen omgeven door een groot ontgonnen gebied met de naam Paardenlanden. Dit was vrijwel allemaal heide en hoogveen. Midden 20e eeuw is er van dat grote hoogveen gebied vrijwel niets meer over. Grote delen van het Schrapveen worden dan als hooiland beheerd, maar doordat het land zo nat was lukte dit maar matig. Pas later kan door ontwatering en bemesting de productie wat omhoog. De natste delen van het gebied werden gelukkig nooit ontgonnen. Zo kon het Schrapveen zijn moerassige karakter behouden. En dat is heel speciaal, want in vrijwel alle beekdalen in ons land zijn de aangrenzende moerassen verdroogd en verdwenen.

 

Schrapveen heeft een bijzondere flora. Er komen verschillende zeggensoorten voor. Kenmerkende soorten zijn ook moeraskartelblad,holpijp en waterdrieblad. Veenpluis en wateraardbei komen op zuurdere plaatsen voor. De kleine greppeltjes, die door het gebied lopen zijn afwisselend wit en geel van de waterviolier en gele lis. Blauwgraslanden met blauwe zeggen en blauwe knoop zijn er te vinden en op de zandruggen worden o.a heidekartelblad en schapegras aangetroffen.

 

De rijkdommen van Schrapveen hebben alles te maken met een unieke combinatie van hoogteligging, waterhuishouding en bodemopbouw. Deze drie factoren zorgen voor specifieke milieuomstandigheden wat betreft vochtigheid, zuurgraad en hoeveelheid voedsel in het bovenste laagje van de bodem. Op weinig plekken in ons land zorgt de combinatie voor dit milieutype. Zeldzame milieuomstandigheden zorgen ook voor een zeldzame vegetatie. Water speelt hier de centrale rol.

 

Ook in Schrapveen is geprobeerd het gebied voor de landbouw geschikt te maken. Sommige percelen werden bezand, sloten werden verbreed en verdiept. Hooilanden werden bemest om de productie te verhogen. Een aantal percelen was gelukkig aangekocht. In centrale percelen van het gebied heeft nooit bemesting plaats gevonden. Ontwatering is de grootste aantasting van Schrapveen geweest. Daardoor verdween het kwelwater en kreeg regenwater meer invloed op de vegetatie. Een aantal karakteristiek zeggensoorten verdwenen en planten als egelboterbloem en pitrus kwamen er voor terug.

 

 Begin jaren negentig besloot Het Drents Landschap tot actie over te gaan. De waterhuishouding werd hersteld en het gebied moest veel natter worden. In 1999 bleek de grondwaterstand te zijn gestegen en kwam er meer kwel in het gebied voor.De pitrus verdween weer uit het grasland. Typische hooilandplanten werden langzaam verdrongen door moerasplanten. Dat was voor het beheer van een beekmoeras natuurlijk hoopgevend.

(naar : Het Drentse Landschap maart 2002)

 

Het Schrapveen is niet toegankelijk. Vanaf Den Oosterhuis loopt de wandelroute  “De Loop van de Reest” richting Schrapveen. Nadat de Reest is overgestoken ligt het Schrapveen aan de linkerhand. Vanaf dit zandpad heeft de wandelaar (of fietser) een mooi overzicht over het moeras.

Posted in De mooiste plekjes | Tagged , , , | Leave a comment

Oud-Avereest

Een van de mooiste plekjes van het Reestdal is Oud-Avereest. Al sinds de middeleeuwen is deze plek bewoond geweest. Aan het eind van de 13de eeuw stond hier al een klein houten kerkje. Oud-Avereest ligt aan de Meppelerweg, de weg die van Balkbrug richting De Stapel gaat. Tegenover de huidige Nederlands Hervormde Kerk ligt een mooie monumentale boerderij : De Wheem. Deze boerderij fungeert als informatiecentrum van Landschap Overijssel. In vroegere tijden was de bestemming een heel andere.

Toen monniken de kerk stichtten (dit kerkje stond op de plaats van het oude kerkhof) kreeg de pastoor een boerderij met wat grond er om heen om in zijn levensbehoefte te kunnen voorzien. Het erf rondom de boerderij werd Wemme of Wheem genoemd.

In de 18e en 19de eeuw was De Wheem in gebruik als boerderij en herberg. Op zondag werden hier voor en na kerktijd de nieuwtjes uitgewisseld. De gelagkamer is er nog steeds, al wordt deze ruimte nu gebruikt voor exposities. Als het koud was werden in De Wheem ook de voetstoven klaar gemaakt. Zo hielden de kerkgangers dan lekkere warme voeten ook al duurde de preek misschien erg lang.

De boerderij is een “hallehuis”. Woonhuis en stallen onder een en hetzelfde dak. Een langgerekt driebeukig gebouw met een deel in het midden en aan weerszijden de stallen.

Boven de voormalige voordeur is een “levensboom” te zien. Over de betekenis hiervan bestaan verschillende theorieën. De boom staat vaak afgebeeld met de wortels naar boven en de kruin naar beneden.  De “opkamer” aan de voorzijde van de boerderij is sfeervol ingericht.

 

De boerderij is een aantal jaren geleden door Landschap Overijssel aangekocht en gerestaureerd. Nu is het een veelbezocht informatiecentrum. Jaarlijks bezoeken zo’n 10.000 wandelaars en fietsers dit sfeervol ingerichte gebouw. In De Wheem is een permanente dassententoonstelling te bezichtigen. (erg informatief voor kinderen), in de Groene Winkel zijn wandel- en fietsroutes te koop en er is koffie of thee te verkrijgen.

 

Oud-Avereest bestaat al bijna 800 jaar. Het is één van de eerste plekken in het Reestdal waar mensen zijn gaan wonen. De locatie ademt nog steeds veel historie uit. De meanderende Reest, oude kerkenpaden, bolvormige en eeuwenlang bewerkte essen(akkertjes),monumentale boerderijen en natuurlijk het sfeervolle kerkje van Oud-Avereest, het geeft de bezoeker het idee een eind terug te zijn in de tijd.

 

Achter De Wheem ligt een grote parkeerplaats en sinds 2007 is deze plek ook uitgeroepen tot een TOP-locatie. (Toeristisch Overstap Punt)  Deze locaties zijn speciaal ingerichte plekken met een informatiepaneel met fiets- en wandelroutes. De bewegwijzerde routes bieden de mogelijkheid om gemakkelijk de mooiste plekjes van de regio te ontdekken. En er is altijd gelegenheid tot gratis parkeren.

 

 

Adres :Oud-Avereest 22

Tel. 0523-656721

Open van 13.00-17.00u.

Wanneer?

In de maanden mei tot en met augustus op zaterdag en zondag.

In de maanden juli,augustus en in de herfstvakantie ook op dinsdag en woensdag.

In november tot en met april alleen op de derde zondag van de maand. In het kerkje van Oud-Avereest wordt dan een koffieconcert gehouden.

 

Posted in De mooiste plekjes, Geen rubriek | Tagged , , , , , , | Leave a comment

Boerderijen van het Reestdal

  Het Reestdal is nog niet zo lang bewoond. Pas in de middeleeuwen gaan mensen zich vestigen in het gebied dat op veel plekken nat en ondoordringbaar is. Op de hoge dekzandruggen kun je wel gaan wonen. Daar komt het water niet. Zo ontstaan de eerste kleine gehuchten, vaak niet meer dan drie of vier boerderijen groot. Van de eerste boerderijen is niets meer over. Hier en daar zijn sporen in de bodem gevonden. Die laten zien hoe de eerste boerderijen werden gebouwd. Eerst leefden mens en dier onder één dak, maar vanaf de 16de eeuw gaat dat veranderen. Dan ontstaat het hallehuis, een bouwvorm die je in ons land op veel plaatsen tegenkomt.   

Hallehuis

Hallehuizen zijn boerderijen die opgebouwd zijn rond een serie achter elkaar geplaatste gebinten. Deze gebinten bestaan in het Reestdal vrijwel altijd uit eikenhout. Eikenbomen zijn in die tijd ruimschoots aanwezig. Ook voor kozijnen, vloeren en deuren wordt eikenhout gebruikt. Bij boerderijen worden ook eiken geplant om later hout te kunnen leveren. Deze “eikengaarden” zie je nog steeds bij grote boerderijen in het rijkere benedenstroomse deel van het Reestdal.  Boerderij ’t Ende heeft bijvoorbeeld een mooie eikengaard. Kenmerken voor een hallehuis is verder de driebeukige indeling, een middengedeelte met aan weerszijden twee zijbeuken. En natuurlijk de lage zijgevels, vaak niet hoger dan de deur. Continue reading

Posted in Boerderijen | Tagged , , , , | Leave a comment

Grensriviertje de Reest

Het riviertje de Reest ligt op de grens van de provincies Drenthe en Overijssel en stroomt vanaf Dedemsvaart naar Meppel. De Reest is een typische laaglandbeek. Sterk meanderend door een vlak landschap en met een verval van slechts 5 meter over een afstand van 37 kilometer.
Het Reestdal is afwisselend zeer smal (ongeveer 100 meter) en soms ook tamelijk breed (ongeveer 500 meter) Overstromingen doen zich regelmatig voor in de benedenloop, in andere delen van het dal zijn inundaties zeldzaam. Zo staan de gras- en hooilanden tussen Halfweg en Meppel in de wintermaanden regelmatig onder water, terwijl dit in de buurt van Oud-Avereest alleen bij zeer overvloedige en langdurige regenval het geval is (en dan ook nog voor een korte periode).

Er is nog erg weinig hoogveen in ons land

Hoogveenbeek

Van oorsprong is de Reest een hoogveenbeek. Vroeger ontving het riviertje zijn water uit de grote en uitgestrekte hoogvenen rond onder meer Slagharen, Hardenberg en Dedemsvaart. De Reest voerde toen het water af van dit 30.000 tot 40.000 ha groot niemandsland. Het hoogveen werkte als een soort spons en hield veel water vast. Daardoor was de waterafvoer van de Reest erg regelmatig en overstroomden oeverlanden alleen in de wintermaanden. Vooral in de 19de eeuw namen veenafgravingen grote vormen aan. Om het water af te voeren werden de Hoogeveensche Vaart en de Dedemsvaart gegraven.

Reestvervangende Leiding

Reestvervangende Leiding

Hierdoor werd het stroomgebied verkleind. Toen in 1971 de Reestvervangende Leiding werd gerealiseerd, was het stroomgebied beperkt tot “slechts” 6000 hectare. Van het enorme hoogveengebied is nu niets meer over. Het veenkarakter van de Reest is dan ook vrijwel geheel verloren gegaan. Wel is de bodem nog bedekt met een dikke laag veen, is het water nog vrij troebel en is het zuurstofgehalte vooral in de bovenloop niet erg hoog, maar verder heeft de Reest vooral de eigenschappen van een zandbeek. De Reest wordt nu vooral gevoed door kwelwater, dat op verschillende plaatsen in het beekdal aan de oppervlakte komt. Kwel is ondergronds voedselarm stromend water afkomstig van hoger gelegen gebieden. De waterkwaliteit van de Reest is per plaats nogal verschillend, maar is niet slecht.

Veel beken werden genormaliseerd. ( er werd een afvoerkanaal van gemaakt)

Beekdal

Er staan meer dan duizend beken op de topografische kaart van Nederland, maar bij verreweg de meeste beken is er van het oorspronkelijke karakter niet veel meer over. Ingrepen zoals kanalisatie, veranderen van de oevers, weghalen van de begroeiing, regelen van de waterstand door stuwen, enz hebben veel beken vernield. Ongeveer 5 % van de beken in ons land heeft nog een natuurlijk verloop. Sinds de jaren negentig worden op veel plaatsen beekdalen weer in hun oude glorie hersteld. Voorbeelden hiervan zijn Het Oude Diepje bij Wijster, de Ruiten Aa bij Ter Borg in Groningen en het Hunzedal op de Hondsrug in Drenthe.

Nieuwe natuur in het Hunzedal

De meeste beken op de zandgronden zijn zogenaamde laaglandbeken. Ze liggen onder meer in Drente en Overijssel. De Reest, De Drentse Aa en de Dinkel zijn erg bekend. Vroeger ontstonden deze beken in uitgestrekte moerasgebieden. Nu “ontspringen”ze bijna altijd in landbouwgebieden. De oorsprong van de Reest ligt nu tussen Dedemsvaart en Drogteropslagen.

Beekdalen zijn vaak juweeltjes van natuurgebieden. Dat komt door de grote variatie in het landschap. In beekdalen werd eeuwenlang op dezelfde manier geboerd. Dit boerenleven leverde een kleinschalig landschap op met akkers, natte hooilanden, houtwallen, heidevelden, geriefbosjes, meidoornhagen, enz. Dit kleinschalige landschap kent een enorme rijkdom aan flora en fauna.

Meandering

Een belangrijk kenmerk van een niet aangetast beekdal is meandering: het kronkelen van de beek. Die kronkels zijn in de Reest nog volop aanwezig. Vanuit de lucht zijn ze mooi te zien. Dat de Reest haar meanders nog heeft is te danken aan het feit dat de rivier de grens vormt tussen de provincies Drente en Overijssel. Ook typerend voor een beekdal is de aanwezigheid van overgangen tussen lage en hoge landen. Juist daar laat de natuur zich van haar beste kant zien.

Meidoornhaag

Het Reestdal

Het Reestdal behoort tot één van de meest gave beekdalen van Noordoost-Nederland en heeft een heel eigen karakter.De natuurliefhebber kan in dit kleinschalige landschap volop genieten van heideterreinen, bossen, graslanden, bouwkampjes, kleine stuifzanden, landgoederen,monumentale boerderijen en nog veel meer.

Landbouw en natuur bestaan in het Reestdal naast elkaar. Twee grote “herenboeren” in het gebied zijn Landschap Overijssel en de Stichting Het Drentse Landschap. Deze organisaties bezitten en beheren inmiddels meer dan 1100 ha natuurgebied in het Reestdal, waaronder veel gras- en hooilanden en een aantal essen (akkers).

He Reestdal heeft een levensvatbare dassenpopulatie

Zoals vroeger

Het beheer lijkt erg op de ouderwetse manier van boeren. De natte hooilanden worden laat gemaaid, schapen begrazen de heide en runderen leveren mest in de potstal, er wordt graan verbouwd op de zandkoppen. Kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen worden niet gebruikt. De natuurwaarden komen op de eerste plaats. Omdat het Reestdal erg veelzijdig is, komen er ook bijzondere dieren voor. Een mooi voorbeeld hiervan is de das. De dassenpopulatie lijkt de laatste jaren te groeien en vindt in het Reestdal een gebied waar een redelijk rustig leventje nog mogelijk is. Ook bijzonder is het voorkomen van de boomkikker in de natte landen van Rabbinge. En een ontmoeting met een ooievaar is in de Reestlanden al een doodnormale zaak geworden.

Natte hooilanden

Behoud en ontwikkeling

Op een aantal plaatsen zijn er drempels in de Reest aangelegd. Dat gebeurde tijdens het project “Water  op maat” in 2015.  De drempels verhogen deels  het waterpeil van de Reest. De beek  werd ook op een aantal plaatsen verondiept. Er kwamen twee knijpstuwen om in tijden van wateroverlast het water in de middenloop een poos vast te houden .De plantengroei in het water van de Reest wordt minder vaak verwijderd om de stroming van het water te vertragen.

Posted in De Reest | Tagged , , , , , | 3 Comments

Beekdalherstel: inleiding

Vooral in de eerste helft van de twintigste eeuw zijn op talloze plaatsen in het noorden en oosten van ons land beken en beekjes van de kaart verdwenen.
Oorzaak ? In die tijd was men er van overtuigd dat overtollig water zo snel mogelijk moest worden afgevoerd. Kronkelende stroompjes zorgden alleen maar voor te traag stromend water.

Dus werden veel beken rechtgetrokken en veranderden in een saaie afwateringssloot met hier en daar nog een flauwe bocht. Bovendien ging het landschap op de schop tijdens de vele ruilverkavelingen. Van veel beekdalen bleef niet veel meer over. Oude topografische kaarten herinneren ons nog aan een landschap dat helaas niet meer bestaat. Continue reading

Posted in Andere beekdalen, Natuur | Tagged , | Leave a comment

Beekdal Vledder Aa en Tilgrup

Wel eens gehoord van de Vledder Aa ? En van de Tilgrup ? Weinig mensen kennen ze allebei. Beide beekjes stroomden vroeger door het grensgebied tussen West-Drenthe en Zuidoost- Friesland. Iedereen die wel eens door het prachtige Drents-Friese Wold heeft gefietst of gewandeld moet de informatieborden wel hebben zien staan. Er is namelijk veel te doen geweest over deze twee beekjes. En er gebeurt nog steeds van alles.

Waterafvoer was de trend

In de jaren vijftig was het ook in deze regio raak. Ter meerdere glorie van de landbouw en de daarbij horende drang naar waterafvoer werden de beide beken rechtgetrokken en dieper gemaakt. Gevolg: snellere afvoer van overtollig (regen) water. In die tijd wilde men opstoten in de vaart der volkeren en had men nauwelijks oog voor het behoud van natuur en landschap.

Het was gebeurd met de variatie in stroomsnelheid, met het afwisselende waterpeil en het meanderen van de twee beekjes. Een groot deel van deel van de flora en fauna verdween. Steeds meer sloten en watergangen werden gegraven om water af te voeren. De gevolgen waren voor de natuur rampzalig, maar ook de landbouw kreeg problemen, zomers : het land was al gauw te droog. Continue reading

Posted in Andere beekdalen, Natuur | Tagged , , , | 1 Comment

Beekdal Hondstong(en)

Het beekdal dat we in dit artikel beschrijven is dat van een klein beekdal met de naam Hondstong(en). Het beekje dat hier door heen stroomt is de Runsloot. Het terrein is eigendom van het Drents Landschap en ligt tussen Vries en Yde in het noorden van de provincie Drenthe.

De naam “Runsloot” is een prima benaming, want het watertje is inderdaad niet breder dan een sloot en je moet erg goed opletten om het beekje te zien. Het Drents Landschap heeft hier een leuke korte wandelroute van ongeveer 5 kilometer uitgezet, een wandeling door een eeuwenoud landschap.

Ruilverkaveling

In 1960 wist de organisatie de eerste graslanden in de Hondstong te verwerven. (Hondstong is een streeknaam voor de paardenbloem.) In de jaren 50 was het onheil echter al geschied. Zoals in zoveel Drentse beekdalen was de ruilverkaveling de grote boosdoener. Continue reading

Posted in Andere beekdalen, Natuur | Tagged , , | Leave a comment