Eeuwenlang onmisbaar in de agrarische bedrijfsvoering. Brandstof voor oven en kachel, essen stelen voor gereedschap, palen voor hekwerk, eiken gebinten voor de aanbouw van de boerderij of een nieuwe schuur, wilgenhout voor klompen en beukenhout voor een tafel of een stoel. Natuurlijk werd hout voor nog meer dingen gebruikt. De toepassingen van hout waren en zijn oneindig. Het hout dat de boer nodig had verbouwde hij zelf. Vlak bij de boerderij bijvoorbeeld, in de eikengaard, maar het meeste hout werd uit het bos gehaald. Hakhoutbos werd dat genoemd of geriefhoutbosje. De bomen in zo’n bos werden om de tien tot vijftien jaar afgezet ( vlak boven de grond afgezaagd) en groeide daarna weer aan, vaak in grillige vormen. Op een aantal plaatsen in ons land is nog erg mooi te zien, dat er hakhoutbeheer heeft plaats gevonden. Ik noem drie historische plekken….
Dansende beuken op de Veluwe
Beukenhout is prima timmerhout. Het splintert niet en het is keihard. Op veel manieren toepasbaar, voor meubels, vloeren en drempels, maar ook voor gebinten. De boeren op de Veluwe wisten de kwaliteit van beukenhout wel te waarderen. In het Speulderbos, rond de buurtschap Drie ( vlak bij Ermelo) is dat nog goed te zien. Op zoek naar geschikt hout( in
de 17 e eeuw voor de scheepvaart bijvoorbeeld , werden natuurlijk de dikste beukenbomen met mooie rechte stammen gekapt. De kromme bomen bleven staan. Ze staan er nog ! Soms in slechte staat, of al omgevallen en bezig weg te rotten. Gelukkig zijn er nog honderden redelijk vitale bomen over. Krom en knoestig en dus schilderachtig en erg fotogeniek. Het Speulderbos wordt “Het bos met de dansende bomen “ genoemd. Het deel met eeuwenoude beuken heeft een oppervlakte van 300 ha. In het voorjaar en in de herfst trekt deze plek erg veel publiek. Het meest sfeervol is het bos bij nevelig en mistig weer. Naast de sfeerbeleving is het bos ook van grote ecologische en historische waarde. Veel dood hout, dus een rijkdom aan schimmels, insecten en vogels. Het wordt het oudste bos van Nederland genoemd.
Grillige strubben in Drenthe
Vlak buiten Anloo, in het mooie beekdal van de Drentsche Aa ligt een bijzonder bos. Een wandeling door deze Anlooër Strubben is een bijzondere ervaring. Wat namelijk erg opvalt is de grillige vorm van breed uitgegroeide eiken. Dicht bij de grond vertakken ze zich en
erg veel bomen hebben meer dan één stam. Veel takken zijn begroeid met mossen en dat geeft het bos een wat mystieke sfeer. Waardoor hebben deze eiken zich niet ontwikkeld tot indrukwekkende rechtopgaande woudreuzen ? Het antwoord is niet zo moeilijk. Vooral mensenwerk ! De strubben bestonden vaak uit eiken en lagen aan de rand van de heide , vlak bij de essen. Eeuwenlang zijn ze gebruikt als hakhout. Het zwaardere rechte hout werd eruit gekapt, het dunnere en kromme hout bleef over. Een herder met een schaapskudde gebruikte de strubben vaak als beschutting tegen kou en regen. De schapen schuurden en knabbelden dan lekker aan de bomen en dat gaf nog meer wonderlijke vormen. Dit soort bossen zijn heel oud. In Drenthe worden ze holt genoemd. Hier en daar zijn nog wat restanten over, zoals het Norgerholt, één van de oudste bossen van ons land. Het woord strubbe komt van strobbe, wat boomstomp of boomstronk betekent.
Oude stobben in het Vechtdal
Hakhoutcultuur was in de 19e eeuw niet weg te denken in het Vechtdal. Boomsoorten die na het kappen weer snel uitliepen leverden vooral brandhout op. Om de tien jaar werd de
stomp ( ook wel stoof genoemd) weer gesnoeid. De polsdikke takken konden naast brandstof ook voor allerlei andere producten worden gebruikt, zoals rijshout voor de bakkers en de palingrokerij. Eikenhakhout leverde ook schors. Deze eek bevatte looizuur, dat gebruikt werd in de leerlooierij. In de omgeving van de Vecht werden vroeger op veel plekken hakhoutbosjes aangeplant. Ab Goutbeek uit Dalfsen schreef hier een boeiende boek over : “Eikenhakhout langs de Vecht”