Kale jonker : de distel van het hooiland

Kale jonkers, distels van de hooilanden

Aandacht voor een distel ?  Dat is toch onkruid, zo’n lastige vervelende prikplant, die je liever niet dan wel hebt ?  Nee, het valt niet mee om als distel door het leven te gaan. Opboksen tegen vooroordelen en aannames, dat moet je. Veel mensen hebben niets  met distels. Net als brandnetels. Prikken doen ze inderdaad, maar je moet eens weten hoeveel insecten er van afhankelijk zijn. Tegenwoordig is het trendy om bijenmengsels te zaaien, bloemrijke akkerranden en natuurakkers aan te leggen. Prima ! Maar de echte insectenvrienden onder de planten zijn de distels.

Hommels op zoek naar nectar en stuifmeel op de bloemen van de kale jonker

Veel soorten insecten 

Henk van Halm ( overleden in 2011) hield voor Trouw meer dan veertig jaar een natuurdagboek bij.  In een van zijn artikelen breekt hij een lans voor de distels :

“Ik ben van de gewone soorten nagegaan welke insecten ik er de laatste tien jaar op heb gezien. Zonder intensief onderzoek te hebben verricht kwam ik op de akkerdistel niet minder dan zeventien dagvlindersoorten en twee overdag vliegende nachtvlinders tegen. Verder zeven opvallende keversoorten, waaronder een aantal boktorren en de zeldzame gouden tor, alle gewone hommelsoorten, een lange reeks zweef- en wapenvliegen en een handvol bijzondere wespvliegen.” 

De stengels van de kale jonker hebben nauwelijks bladeren

De naam kale jonker 

Een van de meest opvallende distels is de kale jonker. Alleen de naam al  is apart.  Het bijvoeglijke naamwoord kaal heeft de plant te danken aan de wat magere  stengel zonder bladeren. Het zelfstandige naamwoord jonker doet denken aan de vroegere betekenis : edelman. Kaal betekent berooid. Dus een armoedig adellijk personage. Keek men in de tijd dat planten hun naam kregen ook al zo neer op de familie van de distels en zag men deze plant met z’n lege stengel als armoezaaier ? Ik kan het nergens vinden. De Latijnse benaming Cirsium Palustre is wel met zekerheid uit te leggen. De website van IVN Oisterwijk zegt het zo:

Cirsium komt van het Griekse kirsos, dat gezwollen ader of spatader betekent.  Vroeger werden distels als remedie daartegen gebruikt, vandaar de naam.Palustre duidt aan dat we met een moerasbewoner hebben te maken.” De Friezen noemen  de plant houtstikel. 

bloemknoppen van de kale jonker

Bloeitijd 

Kale jonkers bloeien al in mei, maar de massale bloei  kun je zien in de periode juni tot september. In de hooilanden langs de Reest vallen ze direct op. Niet alleen door hun lengte ( soms tot een hoogte van wel anderhalve meter), maar ook door hun talloze paarse bloemen. Kale jonkers houden van vochtige plekken en de bodem moet niet te voedselrijk zijn. Erg kieskeurig zijn ze ook weer niet, want behalve in niet bemeste gras-en hooilanden kom je ze ook langs bosranden of op ruige landjes tegen. Als de bodem maar vochtig is.

Ecologische betekenis

Net als andere distels trekken de kale jonkers veel insecten. Voor vlinders als

zilveren maan

koninginnenpage en het bonte dikkopje zijn het waardplanten. Voor de eerste generatie zilveren manen ( we zijn trots op deze populatie in het Reestdal) is de kale jonker  een belangrijke nectarplant. Maar ook ‘gewone’ vlinders als het bruin zandoogje bezoeken vaak kale jonkers.

Veel informatie: 

Mocht je meer willen weten over deze mooie distel, dan zijn deze sites misschien een optie:

Flora van Nederland 

Ecopedia, een mooi Belgische site die veel kennis met je wil delen

Wim van der Neut, een Drentse natuurfotograaf, heeft veel foto’s van de kale jonker op zijn site staan. 

 

 

Posted in Flora | Tagged , , | Leave a comment

De angstaanjagende schoonheid van een zandloopkever

Zandloopkever

Brandend zand. Daar houden ze van. Net als andere insecten. Het kan ze niet heet genoeg. Op zanderige plekken, denk aan een zandpad, een karrenspoor, een zandbult of een kleine zandverstuiving, gebeurt veel meer dan je denkt. De wereld van de begane grond is veel boeiender dan je denkt.  Als je er iets van wilt ontdekken, moet je wel even door de knieën.

Nieuwsgierige kevers 

Een opvallende verschijning van het mulle en droge zand is de basterdzandloopkever. Om dassen of vossen te zien moet je vaak erg lang posten en bergen geduld hebben . Bij  deze zandloopkevers ( in Nederland  komen vijf soorten voor) is dat helemaal niet nodig. Eerst springen en vliegen ze voor je weg. Maar al gauw komen ze ook weer terug. Zonder angst, zo lijkt het en bovendien ook nog nieuwsgierig. Ga in het zand op de grond liggen  en verbaas je.  Op een afstand van 50 centimeter of minder staan ze je aan te kijken. Vaak krijg je alle tijd om de camera scherp te stellen en op hele korte afstand een paar mooie foto’s te maken.

De kaken van de basterdzandloopkever

Wat een prachtige enge kever ! 

Op het schermpje van de camera is het al goed te zien. Wat is dit een prachtig beest ! Over het donkere dekschild aan de rugzijde lopen grillige witte vlekkerige dwarsstrepen. De zes gelede en behaarde poten zijn zwart, rood en blauw gekleurd. Twee lange voelsprieten sieren de kop. Maar het meest indrukwekkende aan de kever zijn de kaken. Twee witte scherp gerande bladen van een schaar zijn het. Daar wil je niet tussen komen. Gelukkig gaat hier maar over een insect met een lengte van ongeveer 2 centimeter. Een vergrote versie zou het in een sciencefiction film echter fantastisch doen !

biotoop en jachtgebied basterdzandloopkever

Heliotherme dieren 

Zandloopkevers struinen hun woestijnachtige biotoop  als hyena’s af op zoek naar prooi. Het zijn felle rovers. Mieren en andere insecten lusten ze rauw. Ze knippen een gevangen mier makkelijk doormidden. Het zijn snelle lopers. Sprintjes worden vaak afgewisseld met korte vluchten.  Ze zijn actief in de periode maart tot en met oktober en erg afhankelijk van de warmte van de zon. Het zijn heliotherme dieren. Net als veel andere insecten moeten ze  eerst door de zon opgewarmd, voordat ze lekker in hun stugge velletje zitten. Als het echt te warm wordt graven ze een holletje. Op zanderige plekken kan het op zomerse dagen woestijnheet worden.

Op zanderige plekken groeien nu mossen en grassen

Verstoord biotoop

Insecten die afhankelijk zijn van kale minerale bodems hebben het erg moeilijk in het stikstofrijke Nederland.  Open plekken in de heide bijvoorbeeld, horen onbedekt en zanderig te zijn. De praktijk is anders. Stikstof minnende planten en struiken grijpen hun kans. De zandbodem raakt bedekt. Een groep karakteristieke insecten van heideterreinen raakt zo hun biotoop kwijt en verdwijnt.  Ze missen nestgelegenheid en plekken om zich goed op te warmen. Anders gezegd: ze missen zand !

Zandplekken maken op de heide

Kleinschalig heidebeheer 

Ondanks het ernstig verstoorde ecosysteem van de heide is het toch de moeite waard om met wat ‘lapmiddelen’ de biodiversiteit een positieve por te geven. Op de Sallandse Heuvelrug bijvoorbeeld hebben natuurorganisaties steilranden aangelegd. Uit het onderzoek blijkt met succes. Ook met de schop zijn er resultaten te boeken.  Vrijwilligers die de heide vrij houden van opslag kunnen ook plagplekken en zandkuilen aanleggen, eventueel met kleine steilrandjes. Op de heide van het Rabbingerveld is dat afgelopen winter gebeurd en daar springen de zandloopkevers voor je uit.  De zandbijen ontbreken(nog), maar andere insecten maken al dankbaar gebruik van het hete zand.

 

 

Posted in Fauna, Geen rubriek | Tagged , , , | Leave a comment

Een blaffende reegeit

Reegeit

De meidoornhaag is bijna uitgebloeid. Jammer. Waarom gaat alles zo snel voorbij ? De zomer moet nog beginnen en we hebben de bloei van de wilgen , sleedoorn, eik en krent  al weer gehad. De hoogtijdagen van het fluitenkruid hebben we inmiddels ook achter de rug, jonge zangvogels vliegen al uit. Daniel Lohuis zong het vroeger al met zijn band Skik : “Alles gaat voorbij”  Gelukkig hebben we de vlier nog. En de Gelderse roos. Die brengen het wit weer terug in het landschap. Maar toch.. op een heleboel mooie dingen buiten moeten we weer een jaar wachten.

Hagen geven voedsel en dekking aan veel dieren

Belangrijk in het landschap

De meidoorn mag dan aan kleur hebben ingeboet, een mooie haag is het wel. Erg dicht en vooral ruig. Takken met scherpe dorens wringen zich in allerlei bochten. Er is geen doorkomen aan. Kijk eens goed naar zo’n haag en je snapt waarom ze in het landschap zo belangrijk zijn. Niet meer als veekering of erfafscheiding, dat was vroeger, maar om het leven dat er in zit. Hagen zijn voor flora en fauna van groot belang. Ze leveren voedsel en dekking en veel dieren gebruiken ze al verbindingsweg. De Europese Unie wil meer natuur en meer biodiversiteit. Ik zou zeggen, begin met het terugbrengen van al die duizenden kilometers heggen en hagen die uit het landschap verdwenen zijn! Dan sla je al een hele grote slag.  Er zijn duurdere projecten.

Onrustige reegeit maakt blaffend geluid

Schor geluid

Aan de andere kant van de haag is het onrustig. Vanuit de es met winterrogge klinkt een schor blaffend geluid. Dat moet een ree zijn.  Het is bekend, dat reeën  een hees blaffend geluid maken. Dat doen ze om andere soortgenoten te waarschuwen of om indruk te maken of om hun territorium af te zetten. Op de website hetreee.nl  wordt het geluid omschreven ‘bhaw – bhauw – bhuaw’. Uit de dekking van de meidoornhaag komt een reegeit. Ze gaat enorm te keer. Ik maak me klein en ga in het gras in  de schaduw van de haag zitten.

 

De stand van de ogen zorgt voor een groot gezichtsveld

Groot gezichtsveld, maar matig zicht

Mevrouw is nu helemaal de kluts kwijt. Voor de geit is de wind ongunstig, dus van de geur moet ze het niet hebben. Reeën kunnen mensen ruiken op een afstand van 400 meter. Maar nu even niet. Twee noodzakelijke zintuigen moeten het overnemen. Het gehoor en het gezicht. Ik maak geen geluid, dus die prikkels vallen weg. Dan blijven de twee reebruine ogen over. Al gauw blijkt dat scherp zien voor een ree niet mogelijk is. En dat klopt ook wel. De twee ogen staan  aan de zijkant van de kop. Daardoor heeft een ree een

gezichtsveld prooidier (ree) en jager bron-slideplayer.nl

heel groot gezichtsveld van bijna 360 graden. Heel erg geschikt om alle bewegingen om je heen op te merken, maar scherp zien en afstand schatten, ho maar. De reegeit ziet, hoort en ruikt me niet. In het soort halve cirkel loopt het sierlijke dier op een afstand van 30 meter om me heen. Vanwaar die onrust en dat geblaf ? Zou ze een kalf hebben ? Die kans is groot. Dus weg wezen hier. Na een minuut kijk ik achterom. De rust is terug gekeerd.

Hond aan de lijn! 

De media kunnen heel selectief zijn in berichtgeving.  Over een wolf  die schapen afslacht bijvoorbeeld.  Zo’n afschuwelijke gebeurtenis moet ook vermeld. Een moordende wolf in de Betuwe moet je afschieten.  Echter….incidenten met loslopende honden komen zelden in de krant. Hoeveel drama’s spelen zich buiten het het gezichtsveld van de hondeneigenaar af ? Hopelijk schrikken hondenbezitters van dit bericht over een boze en wanhopige boswachter op de Veluwe. Je hond uitlaten in een natuurgebied is prima, maar…..doe je hond aan de lijn !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!  

Meer weten over reewild ? Twee erg informatieve sites zijn:

Over reeën  ( Kenniscentrum Reeën )

Het ree  ( Vereniging het ree)

 

 

 

Posted in Fauna | Tagged , , , , | Leave a comment

Fluitenkruid en oude essen sieren sfeervol kerkenpad

Oude essenstoven en fluitenkruid sieren het kerkenpad achter de Reestkerk

Nog niet zo heel lang geleden, in het schermloze tijdperk, wisten veel kinderen dat er buiten ( buiten spelen , ook al zo’n bijna verdwenen cultuurverschijnsel) planten groeiden waar je heel makkelijk een fluitje van kon maken. Een plant met een holle stengel en witte bloemschermen. In de meimaand overal te vinden: het fluitenkruid. Toen nog gespeld als fluitekruid.  Om dit bijna verloren cultureel erfgoed weer nieuw leven in te blazen : op een filmpje van Natuurmonumenten is goed te horen welke tonen je uit zo’n stengel haalt. En op een video van Moedertje Groen wordt voorgedaan hoe je zo fluitje maakt.

Het scherm bestaat uit bloempjes met vijf kroonbladen en twee stempels

Geen kritische plant.

Mensen kunnen heel kritisch zijn. Veeleisend ook. Sommige planten hebben die eigenschap ook.  Of de grond is te zuur, of te voedselrijk. Of te nat, of juist te droog. Dotterbloemen bijvoorbeeld nemen geen genoegen met bemeste bodems. Die staan het liefst met hun voeten in kalk-en ijzerrijk kwelwater. Het fluitenkruid doet niet zo moeilijk. Die voelt zich bijna overal thuis. In bermen, in bossen, in graslanden, langs akkers, in duinen, langs sloten, op dijken en dus ook langs het eeuwenoude kerkenpad achter de Reestkerk van Oud-Avereest. De bodem moet rijk aan voedingsstoffen zijn, maar dat is in ons land geen probleem. Stikstof genoeg. Brandnetels houden ook van voedselrijke grond. Wat dat betreft hebben fluitenkruid en brandnetel dezelfde voorkeur. Bij ecologisch bermbeheer krijg je meer soorten in de berm als je twee keer per jaar maait en het maaisel weghaalt. De bodem verschraalt dan. Fluitenkruid gaat dan langzaam verdwijnen. Dus aan de ene kant is het een prachtig gezicht, al die bloeiende fluitenkruidbermen, maar het zegt wel iets over de bodemgesteldheid. Bermen zijn veel te stikstofrijk.

Fluitenkruid langs het kerkenpad geeft een mooie voorjaarssfeer

Sfeermaker 

De talloze witte schermen van het fluitenkruid combineren prachtig met de frisgroene voorjaarstinten van de struiken en bomen die nog maar kort in blad staan. In bermen vormt de massale bloei van het fluitenkruid lange witte linten door het landschap. Vooral de bloeiende dijken langs de grote rivieren trekken elk voorjaar veel belangstellenden. En dan maar hopen dat het waterschap het talud niet al gemaaid heeft….  Fluitenkruid vind je ook vaak in gezelschap van andere (witbloeiende) planten als witte dovenetel en look zonder look. Allemaal planten die de meimaand zo mooi maken. Schermbloemen zijn tweejarig. In het eerste jaar maken ze een bladrozet, in het tweede jaar komen ze in bloei en zaaien uit. In de winter zie je op veel plekken die groene rozetten van het fluitenkruid al wachten op het voorjaar. Zaailingen van de afgelopen zomer. Bloeien doen ze pas na de winter. Het kerkenpad is het mooist in deze tijd van het jaar als het fluitenkruid bloeit, afgewisseld door de oude verweerde indrukwekkende essenstammen. Als het koud is duurt de bloei wel een paar weken en kun je er lang van genieten.

De stengel van het fluitenkruid is hol, behaard en geribbeld

Meer weten over fluitenkruid? Veel informatie vind je hier:

Info over de plant

Fluitenkruid doet het erg mooi in je tuin

Waterwereld is een leuke informatieve site 

Is fluitenkruid eetbaar ?

 

Posted in Flora | Tagged , | Leave a comment

Wel eens een eik zien bloeien?

Een eik zien bloeien ? Heeft die dan bloemen? De meeste mensen hebben geen flauw idee. Ze lopen en fietsen onder de takken van bloeiende zomereiken door en zien de duizenden mannelijke katjes niet. Hoe dat kan? Kwestie van interesse ? Of ligt het anders? Zou kunnen. Eiken bloeien samen met het uitkomen van de bladeren. En de mannelijke bloemen zijn groen/geel. Ze vallen dus niet op. Als je eenmaal een bloeiende eik hebt gezien, vergeet je het niet weer en kijk je anders naar de boom. Gewoon opletten dus. Eiken zijn er genoeg in dit land. In het Reestdal is de eik een bepalende boom in bossen, houtwallen, hakhoutbosjes, langs paden en wegen. Dus een eik zien bloeien in deze tijd van het jaar moet lukken.

De mannelijke bloemen van de zomereik

Eenhuizig 

Een eik is eenhuizig. Dat betekent dat de boom mannelijke en vrouwelijke bloemen heeft. Een hazelaar bijvoorbeeld is dat ook. Maar een hulst weer niet. Wil je bijvoorbeeld een hulst met mooie rode bessen in je tuin, koop dan wel een vrouwelijke hulst. Vrouwelijke bloemen groeien na de bestuiving uit tot vruchten. Mannetjes bomen produceren alleen maar een poosje stuifmeel en daarna blijft het heel lang stil. Een eik is dus man en vrouw tegelijk.  In april/mei staat de boom in bloei. De mannelijke stuifmeelbloemen hebben de overhand. Tussen de kleine jonge blaadjes hangen er duizenden. Geelgroene sliertjes vol met mini meeldraden die enorme hoeveelheden stuifmeel maken.

De vrouwelijke bloemen van de zomereik

Vrouwelijke bloemen zijn  bijna onzichtbaar

En de vrouwelijke bloemen dan ? Ja, die zijn er ook, maar daar moet je wel naar op zoek. Je vindt ze als kleine rode bolletjes bij de bladknoppen tussen de uitbottende bladeren. Om ze goed te kunnen bekijken heb je een loep nodig. Het is al knap als je ze vindt ! De mini bloemen staan in groepjes op steeltjes. Als de stampers worden bestoven en bevrucht groeit het vruchtbeginsel uit tot een eikel. Als in de herfst de boom vol met eikels hangt,  moet je bedenken dat ze allemaal  gegroeid zijn uit vrouwelijke bloemen , die vrijwel niemand heeft gezien !

Koeien in de schaduw van een houtwal met eiken

 

Posted in Flora | Tagged , , | 2 Comments

Natuurherstel en de opmars van de roodborsttapuit

Karakteristieke houding van een mannetje roodborsttapuit: op de uitkijk

Nog niet eens zo lang geleden ( eind jaren ’90) ) was het ontdekken van een roodborsttapuit een ornithologisch hoogtepunt. Excursies konden niet meer kapot. De “oh “s ! en  ” en “ah”s ! en opmerkingen als “Wat mooi, die heb ik nog nooit gezien! ” waren dan niet van de lucht. Het klopte ook wel, want deze prachtige vogel heeft een behoorlijke dip gekend en bovendien denken we van hele mooie vogels al gauw dat ze ook zeldzaam zijn. Dat was toen ook zo. Achteruitgang van het biotoop leek de belangrijkste oorzaak .  Maar zie…. na 2005 gebeurt er iets heel bijzonders. De roodborsttapuit maakt een enorme inhaalslag met een verdubbeling (!)  van het aantal broedparen over de laatste 12 jaar. Reacties in het veld zijn nu ook anders. “Kijk, daar zit er ook al weer één!” hoor je vaker dan eerder genoemde kreten.

Roodborsttapuit vrouwtje

Toename ruige vegetatie in bepaalde terreinen

Roodborsttapuiten profiteren van ecologisch bermbeheer, natuurakkers , struweel, begrazing , beekherstel en natuurontwikkelingsprojecten, waarbij landbouwgrond wordt omgezet in natuur. Het landschap verandert dan in een biotoop met veel ruige vegetatie met hier en daar een boom of struik. En dat is nu net wat de roodborsttapuit graag wil: een uitkijkpost over een vlak landschap met veel insecten. Vroeger kwamen de vogels  vooral op de heide voor, maar tegenwoordig vind je ze ook in ruig grasland,  in de duinen en op lege bedrijventerreinen en in het kleinschalig boerenland. Het Reestdal heeft meerdere plekjes waar de roodborsttapuit zich thuis voelt. De struwelen op de heide van Takkenhoogte bijvoorbeeld of langs ruige slootjes van de natte hooilanden. Als er maar uitzicht is. En voedsel natuurlijk.

Biotoop roodborsttapuit: struweel en struikjes met uitzicht over open terrein

Gunstig: van grasland of productiebos naar heide 

In veel natuurgebieden vindt of vond boskap plaats. Dat maakt nogal wat emoties los. Terecht, want in een tijd waarin we de CO2 uitstoot willen verminderen lijkt het kappen van bomen (die juist CO2 opnemen) niet erg logisch. Toch moet je proberen om dit proces te relativeren. Landschap Overijssel bijvoorbeeld kapt op de Lemelerberg 150 hectare monotoon naaldbos om een ( half )open landschap te creëren.  Die 150 hectare, dat is een

Op de Lemelerberg maakt een deel van het bos plaats voor open landschap

enorme oppervlakte, maar het is slechts 10% van het hele bosareaal op de Lemeler- en Archemerberg. Bovendien gaat het hier vaak om aangelegde productiebossen met een lage biodiversiteit. Mensen die over dit natuurbeheer boos worden, maar wel drie keer per jaar voor een vakantie in het vliegtuig stappen, thuis het gazonnetje elektrisch maaien, de bladeren uit de tuin met een bladblazer wegwerken, veel vlees eten,  noem maar op, hebben wel een beetje boter op hun hoofd als we het over CO2 willen hebben.

De biodiversiteit op de Lemelerberg zal er in de komende jaren enorm op vooruitgaan en bijzondere vogels als nachtzwaluw, klapekster en natuurlijk de roodborsttapuit zullen hier van gaan profiteren.

Natuurherstel Rabbingerveld juli 2016. Voedselrijke bovenlaag wordt afgegraven.

Natuurherstel op het Rabbingerveld 2

Nog een voorbeeld van natuurherstel in  het voordeel van de roodborsttapuit. In 2015 en 2016 staat langs de Nieuwe Dijk een groot informatiebord met als titel “Nieuwe  natuur in het Reestdal – inrichting Rabbingerveld , “terug naar de heide”.  Op het bord zie je een foto van de roodborsttapuit. Het gebied moet zich zo gaan ontwikkelen, dat de roodborsttapuit er wil broeden. Weken lang voeren zware vrachtwagen zwarte grond af . Historische laagtes worden weer gegraven en nadat het project ( in beheer bij Het Drentse Landschap)  in 2016 is opgeleverd mag de natuur haar gang gaan. Nou ja, niet helemaal. Vijf Schotse Hooglanders worden ingevlogen en samen met een kleine kudde schapen moet de nieuwe natuur wel openen blijven. We zijn nu vier jaar verder. Het terrein is nog steeds erg open. De roodborsttapuit zul je er nog niet vinden. Dit voorjaar gaat Het Drentse Landschap op een aantal plekken in het gebied struweel van mei-en sleedoorn aanplanten. Prima initiatief

 

Leden werkgroep Rabbingerveld verwijderen deels berkenopslag en leggen takkenrillen aan

Beloning voor kleinschalig heidebeheer op Rabbingerveld 1

In 2005 wordt het eerste deel van het Rabbingerveld omgezet in nieuwe natuur. In het meest zuidelijke deel ( gelegen tegen de bossen van Rabbinge)  ontstaat al snel opslag van berk, wilg en later ook brem.  De heide ontwikkelt zich prima, maar heeft al gauw last van zaailingen van berk. Meerdere malen wordt de opslag verwijderd door vrijwilligers, maar structureel gebeurt het nooit. Met wat hap-snap werk bereik je geen resultaat. In overleg met Het Drentse Landschap wordt dan vanuit de natuurwerkgroep de Reest  in oktober 2019 de werkgroep Rabbingerveld opgericht. Deze vrijwilligersgroep bestaat uit zeven personen en is in de periode oktober tot maart ieder week een middag actief bezig met kleinschalig heidebeheer. Veel opslag uit de heide spitten, bomen zagen, maar kleine bosjes en solitaire boomgroepjes laten staan, op veel plekken takkenrillen aanleggen, zandkuilen graven ( voor insecten en hagedissen) , braamstruweel vrijmaken en nog veel meer. Door dit beheer krijg je meer verruiging en variatie in het heidelandschap. De beloning laat niet lang op zich  wachten. Een paartje roodborsttapuit, dat dit voorjaar gretig gebruik maakt van de takkenhopen, braamstruiken en boomgroepjes ! Zullen ze gaan broeden ? We wachten af. Je krijgt er wel een goed gevoel van .

Roodborsttapuit op takkenril

Roodborsttapuit mannetje

Prachtige vogel 

Een mannetje roodborsttapuit in de verrekijker, zingend bovenin een eenzame struik, je wordt er alleen maar vrolijk van. Wat een schoonheid! Zijn zwarte rug, de roodoranje buik en witte hals, wat een prachtige vogel! Het vrouwtje mag er ook zijn. Iets minder gekleurd, maar opvallend genoeg. Roodborsttapuiten zijn ook erg voorspelbaar in gedrag. Dan weer genietend van het uitzicht vanuit een struik, dan weer verdwijnend op zoek naar voedsel. Maar altijd weer terug naar die uitkijkpost. Neem de tijd (en afstand) en blijf er een poosje naar kijken. Je wordt absoluut beloond. Je kunt ze vooral vanuit de auto goed bekijken. Een betere schuilhut is er niet. Rijdend over de Nieuwe  Dijk tussen de heide van De Wildenberg en Takkenhoogte,  zie je ze vaak al op een struikje zitten. De aanwezigheid van roodborsttapuit ( maar ook grauwe klauwier) in een gebied zegt veel over de goede ecologische kwaliteit van het terrein. Het aantal broedparen in ons land wordt geschat op rond de 16.000 en dat is best veel. De wintermaanden brengen de roodborsttapuiten door in Noord-Afrika, Spanje en Frankrijk. Er zijn ook paartjes die hier blijven, maar dat zijn er veel minder.

 

 

Posted in Bescherming, Fauna | Tagged , , , , , | 1 Comment

Voor hommels en bijen zijn wilgenkatjes van levensbelang.

De mannelijke katjes van de wilg leveren veel stuifmeel

Als hongerige wolven zie je ze de bloeiende takken van de wilg afstruinen. Het zijn vooral honingbijen en hommels die van bloem naar bloem dansen op zoek naar stuifmeel en nectar. Uitgehongerd zijn ze. Een wilde bij of een hommel die in maart uit de overwinteringsplek komt, heeft nectar en stuifmeel nodig om aan te sterken. Wilgenkatjes

Steenhommel op zoek naar stuifmeel en nectar

zijn dan een ideale  voedselbron. Maar dan moeten ze er natuurlijk wel zijn. Het gaat in delen van ons land niet zo goed met de wilg. In het agrarisch landschap verdwijnen ze ongemerkt, net als veel andere boomsoorten. Bij de aanleg van plantsoen kiezen gemeentes vaak voor makkelijke uitheemse struiken of groenblijvers. Juist nu insecten het erg moeilijk hebben is er alles voor te zeggen om te kiezen voor bomen en struiken die in het voorjaar veel nectar leveren. Elzen en hazelaars bloeien in het vroege voorjaar ook, maar dat zijn windbestuivers. Insecten hebben er nauwelijks belangstelling voor. Nectar maken deze bomen niet of nauwelijks. Beter kun je in je tuin kiezen voor struiken als sleedoorn, meidoorn en vuilboom. Dat zijn echte nectarleveranciers.

aardhommel voedt zich met stuifmeel

Meer weten over hommels ? Lees hier dan de boswachtersblog van Pauline Arends. Hier vertelt ze ( Pauline is bekend van het natuurprogramma Roeg, dat wekelijks verschijnt op RTVDrenthe) over het bijzonder leven van een hommelkoningin.

 

 

 

 

Laurierwilg groeit o.a. op Landgoed de Havixhorst

Tien soorten

In Drenthe en Overijssel komen zo´n tien soorten wilgen voor. Boswilgen bloeien al heel vroeg in het voorjaar, laurierwilgen bijvoorbeeld pas in juni. Wilgen zijn tweehuizig.  Dit wil zeggen, dat je mannelijke en vrouwelijke wilgen hebt. De mannelijke wilgen met hun gele meeldraadkatjes vallen vaak op afstand al op. De bloemen ( nou ja, bloemen) hebben honingkliertjes en maken veel stuifmeel.

 

 

Geen wilgen, geen bijen

De gele mannelijke katjes leveren veel stuifmeel en weinig nectar en de groene vrouwelijke katjes leveren veel nectar en geen stuifmeel. Stuifmeel is een bron van eiwit nodig voor de ontwikkeling van gezonde jonge bijen. De suikerhoudende nectar is een bron van energie voor de volwassen bijen. Sommige wilde bijen halen het voedsel voor hun larven zelfs uitsluitend van wilgen, zodat voor deze soorten geldt: geen wilgen, geen bijen. (bron:  artikel over relatie tussen wilgen en bijen van nmf Groningen )

Lees ook:

De grauwe wilg is een insectenbloeier 

De knotwilg als ecosysteem 

Knotbomen

 

 

 

Posted in Flora | Tagged , | 2 Comments

Je weet nooit hoe de hazen lopen

Hazen in de rammeltijd

Eindelijk een mooie zonnige morgen ! In een graslandje langs de Nieuwe Dijk, grenzend aan de vlakte van het Rabbingerveld, zitten vijf hazen. Vier vlak bij elkaar, een vijfde wat meer bescheiden op een afstandje.  Sommigen hebben de ogen half dicht, een beetje soezend in de voorjaarszon. Of is dit een hazenslaapje ? Het lijkt een vredig tafereel. Er gebeurt namelijk helemaal niets.  Of je moet het poetsen van de vacht een belevenis vinden. Je zou er zelfs bijna bij in slaap vallen.

Hazen maken gekke capriolen in de rammeltijd

In beweging

Deze vreedzame sessie in het gras is slechts schijn. Onder de oppervlakte klopt de onrust. Bij de vijf hazen gieren de hormonen namelijk door het lijf. Al weken. En  dat gaat ook nog wel een poosje door. Het is rammeltijd. De oorspronkelijke betekenis van rammelen is geluid maken. Zijn hazen dan zo luidruchtig bij het in stand houden van de soort ? Ik weet  het niet. Wel is bekend, dat hazen in de rammeltijd alle schroom van zich af gooien en helemaal kierewiet in de kop zijn. Ze verliezen hun voorzichtigheid en doen de gekste dingen. De mannetjes gaan helemaal los. Ze springen in de lucht, trappen en bijten elkaar, staan soms op de achterpoten, maken buitelingen in het gras. Het doel van dit alles ? Een snelle wip met de begeerde moerhaas. En daarna snel weg. Op weg naar een ander liefje.

Groepsdruk

Konijnen sociale dieren. Ze leven in groepen. Daar doet een haas niet aan. Een haas is een eenzelvig dier, die is gelukkig in zijn eentje. Die moet van dat drukke sociale gedoe niets hebben. Behalve in het voorjaar. Dan zoekt de rammelaar vruchtbare moerhazen. En dan blijkt dat ie niet de enige is. Op sommige plekken barst het van de macho’s. Allemaal van die mannetjes, die zich enorm uitsloven om indruk op het vrouwtje te maken. Niets nieuws onder  de zon ! Komt in de beste kringen voor. Alleen wel erg lastig. Met een wat verlegen en bescheiden karakter ben je kansloos. Je moet er vol in !  Soms kom je in een groep van tien,twaalf mannetjes terecht. Probeer je dan maar eens te handhaven. Dat het er ruig aan toe gaat laat dit filmpje van het Brabants Landschap  zien.

Machogedrag in de hazenwereld

Neem de tijd

In de periode februari /maart is de kans op het zien rammelende hazen het grootst. Kom je dit verschijnsel tegen, neem de tijd en blijf er een poosje naar kijken. Het is een prachtig gezicht.

Meer weten over de haas ?

Veel informatie geeft de Zoogdiervereniging

Spreekwoord en uitdrukkingen met als kernwoord haas

Posted in Flora | Tagged | Leave a comment

Er staan weer ooievaars op het nest

Het nest op Oud-IJhorst is al weer bezet

Ooievaars zijn echte cultuurvolgers. Van oorsprong weliswaar boombroeders, maar  een nest maken  op een schoorsteen, mestsilo, hoogspanningsmast of paal met wagenwiel vinden ze ook prima. In het Reestdal kom je ze overal tegen. Dat is wel eens anders geweest, in de jaren ’70 haalde een ooievaar in een weiland nog de krant.

Met een beetje hulp 

Eind jaar ’60, begin jaren ’70 was de ooievaar bijna uit het Nederlandse landschap verdwenen.  Minder dan tien broedparen werden nog geteld. Nog even en de statige langpoot zou je nergens meer tegen komen. Om dit rampscenario te voorkomen startte Vogelbescherming Nederland een uniek project. Op een aantal locaties werden (12 )ooievaarsstations ( buitenstations genoemd ) gesticht,  allemaal met hetzelfde doel : de  herintroductie van de ooievaar. En met succes. Op de website van ooievaarsbuitenstation De Lokkerij lees je meer over de geschiedenis van dit project. De ooievaar is overigens niet de enige vogel die dankzij hulp terug is gekomen. Er zijn er meer. Wat dacht je van de kerkuil ? Midden jaren ’60 zo goed als verdwenen. Het massaal plaatsen van nestkasten in (boeren)schuren  gecombineerd met biotoopverbetering gaf deze uil een enorme boost. Inmiddels broeden ongeveer 2600 paartjes in ons land. En wat moeten onze oeverzwaluwen zonder zandafgravingen en oeverzwaluwwanden ?  En bonte vliegenvangers zonder nestkasten ? Zo kunnen we nog wel een poosje door gaan. Veel vogels helpen we met een steuntje in de rug.

Kleumend in de waterkou van eind februari

Op het nest

Eind februari, begin maart  zie je op steeds meer plekken bezette nesten. Vaak met een kleumend mannetje, nog niet vrolijk klepperende naar zijn vrouwtje, eerder bibberend en klapperend met zijn snavel. Het zijn de kerels die alvast het nest verdedigen. De vrouwtjes komen  meestal later. Ooievaars die in de winter zijn gebleven ( wintertelling 2020) hebben de eerste keus.  Woningnood kennen de ooievaars niet. Er is voldoende plek.

 

Veel informatie 

Er is veel info bekend over de ooievaar. Stichting STORK Stichting Ooievaars Research & Knowhow spant op dit gebied de kroon. Maar ook  op andere sites kun je veel over ooievaars vinden.

STORK: www.ooievaars.eu 

Vogelbescherming Nederland

ooievaarsbuitenstation De Lokkerij 

Het nest moet weer opgebouwd

 

 

 

 

 

 

Posted in Fauna | Leave a comment

Bijna duizend ooievaars vinden het deze winter prima in Nederland

januari 2020 : ooievaars in het Reestdal

Zo, de ooievaarswintertelling is weer achter de rug. Nog nooit werden zoveel ooievaars in een winter waargenomen. Stichting STORK, die de telling elk jaar organiseert meldt op haar website dat in het weekend van 18 en 19 januari 2020 921 ooievaars geteld werden door 550 waarnemers. Er werden meerdere groepen waargenomen. De groep Reestdal-ooievaars was 138 exemplaren groot. ( geteld op zaterdag 18 januari). Zoals altijd verblijven de ooievaars in de natte hooilanden  achter ooievaarsstation De Lokkerij ( De Schiphorst) en kun je ze goed zien en tellen vanaf de Lankhorsterweg. Sinds een paar weken hebben de ooievaars gezelschap van een roze pelikaan.

Wintertelling 2020 : 138 getelde ooievaars in het Reestdal

Waarom een telling in de winter ? 

We denken heel vaak nog dat de ooievaar een zomergast is, een trekvogel die aan het eind van de zomer naar het zuiden trekt en in het voorjaar weer terug komt. Die gedachte klopt niet helemaal. Vroeger bleven ooievaars ook nog wel eens in de winter hangen, maar ze werden nooit geteld. Nu doen we dat wel, over een periode van twintig jaar zelfs.  We weten dat jonge ooievaars wel allemaal naar het zuiden trekken, die hebben dus een duidelijke trekdrang. De ooievaars die in ons land de winter doorbrengen zijn vrijwel allemaal volwassen vogels. Vaak zie je ze op plekken waar veel voedsel te vinden is, zoals milieustraten met organisch afval of bij ooievaarsstations waar nog gevoerd wordt.

De roze pelikaan voelt zich thuis tussen de ooievaars

Zachte winters

In zachte winters blijven de volwassen ooievaars vaak in de buurt van hun broedplek. Ze kennen de omgeving en weten precies waar wat te halen valt. Ooievaars zijn opportunisten, ze pakken wat ze voor de snavel komt. Veel energie steken in voedsel zoeken doen ze niet. Het zijn consumenten van de makkelijke en snelle hap: regenwormen, insecten, muizen, mollen gaan er in als koek. Momenteel hebben veel gebieden last van muizenplagen, dus er is voedsel genoeg. Ook al  is het winter. Het lijkt erop, dat de winters steeds zachter worden. De kans dat steeds meer ooievaars in ons land blijven is dan ook groot.

Stichting STORK geeft veel informatie over ooievaars in het algemeen en de ooievaar in Nederland in het bijzonder.

Ooievaars langs de Lankhorsterweg

 

 

Posted in Fauna | Tagged , , | Leave a comment